Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2],
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
De uitgebreide beoordeling en motivering van de beslissing volgen hierna.
vinden dat het aan de personen achter Bouwcare, [gedaagden sub 2 en 3] , te verwijten is dat Bouwcare de afspraken niet is nagekomen en dat Bouwcare de schade niet meer kan vergoeden. Daarom willen zij dat gedaagden de door Bouwcare veroorzaakte schade vergoeden.
De overige schadeposten hoeven [gedaagde sub 1] BV en [gedaagden sub 2 en 3] niet te vergoeden.
1.De procedure
- de dagvaarding van 26 juni 2018 met producties
- de conclusie van antwoord van [gedaagden sub 2 en 3]
- de akte producties van de zijde van [eisers sub 1 en 2]
- het proces-verbaal van comparitie van 4 april 2019.
2.De feiten
is het bedrag ad € 30.296,02 overgemaakt op 24 september 2015, voor de [naam leveraar stenen] stenen per ommegaande terug te storten, of te betalen aan [naam leveraar stenen] , aangezien dit bedrag niet is gebruikt voor een (door jou aangeven) noodzakelijke aanbetaling voor de start van fabricage van deze stenen. (…) Graag verneem ik binnen 5 werkdagen of deze betaling teruggestort wordt of doorbetaald wordt aan [naam leveraar stenen] .
3.Het geschil
4.De beoordeling
hebben hun onderaannemers niet betaald, waardoor enorme vertraging in de bouw is ontstaan en de overeengekomen datum van oplevering nooit gehaald kon worden. Toen [eisers sub 1 en 2] [gedaagden sub 2 en 3] aanspraken op de vertraging en de niet nagekomen afspraken, hebben [gedaagden sub 2 en 3] geprobeerd te forceren dat [eisers sub 1 en 2] een nieuwe overeenkomst zouden afsluiten, met aangepaste (vervroegde) betalingstermijnen. [eisers sub 1 en 2] zijn daarop niet ingegaan. Na [gedaagden sub 2 en 3] te hebben gesommeerd de afspraken na te komen, hebben [eisers sub 1 en 2] uiteindelijk de Overeenkomst (gedeeltelijk) ontbonden.
Uit dit alles blijkt dat [gedaagden sub 2 en 3] als de feitelijk handelende personen achter Bouwcare willens en wetens gelden van [eisers sub 1 en 2] hebben geïncasseerd, wetende dat zij niet van plan waren de verplichtingen van Bouwcare na te komen en dat zij Bouwcare desnoods failliet zouden laten gaan. Hierdoor hebben [gedaagden sub 2 en 3] onrechtmatig gehandeld jegens [eisers sub 1 en 2] en is (ieder van) gedaagden (hoofdelijk) aansprakelijk voor de door [eisers sub 1 en 2] geleden schade.
[eisers sub 1 en 2] uit verschillende faillissementsverslagen.
4.11.1. Curator mr. Grollé schrijft in het faillissementsverslag van 2 december 2014:
4.13.1. Curator mr. Steenpoorte schrijft in het faillissementsverslag van 15 oktober 2018:
gelieerd zijn, waarbij het vaker voorkomt dat de heer [gedaagde sub 2] voornoemd relatief kort voor een faillissement de aandelen en het bestuur van (indirect) de heer [gedaagde sub 3] overneemt. Gelieerde faillissementen lijken te zijn EPS Bouw B.V., Komotech voorheen handelend onder de naam Bouwcare Geveltechniek B.V. en BCI B.V. Het is de curator bekend dat diverse onderzoekinstanties onderzoek verrichten naar voornoemde faillissementen, bestuurders en aandeelhouders.
Benelux B.V.(die volgens [gedaagden sub 2 en 3] inderdaad geen lid meer was van Bouwgarant) en niet tussen [eisers sub 1 en 2] en Bouwcare
Benelux Midden C.V.(die volgens [gedaagden sub 2 en 3] wel was aangesloten bij Bouwgarant).
Benelux Midden C.V.met daarop het logo van Bouwgarant treft naar het oordeel van de rechtbank geen doel. Immers bevatten ook het briefpapier van Bouwcare en alle verdere documenten, zoals bijvoorbeeld de tijdsplanning, de facturen en de e-mailberichten, het logo van Bouwgarant, terwijl Bouwcare toen geen lid meer was.
[eisers sub 1 en 2] geleden schade.
Gelet op het rapport van Adinex had het op de weg van [gedaagden sub 2 en 3] gelegen dit nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door het overleggen van een deskundigenrapport van hun zijde, waaruit de door hen gestelde waarde van het werk blijkt. Nu zij dat hebben nagelaten, gaat de rechtbank uit van de juistheid van de conclusies uit het rapport van Adinex.
[gedaagden sub 2 en 3] hebben deze schadeposten betwist. Zij stellen zich op het standpunt dat eenzelfde bedrag aan rentelasten verschuldigd is, onafhankelijk van het tijdstip van oplevering: dezelfde lasten zouden verschuldigd zijn indien de bouw op tijd opgeleverd was.
Het feit dat [eisers sub 1 en 2] na de wanprestatie van Bouwcare voor ontbinding hebben gekozen en daardoor meer kosten hebben moeten maken, maakt het voorgaande niet anders. De wetgever heeft geen rangorde aangegeven bij de mogelijke te ondernemen acties bij wanprestatie; de benadeelde is vrij in zijn keuze. De keuze voor ontbinding mag hem niet tegengeworpen worden dan wel in een nadeligere positie brengen dan de keuze voor bijvoorbeeld nakoming. Nu de wanprestatie van Bouwcare aan [gedaagden sub 2 en 3] te verwijten valt, dienen de vanwege de ontbinding gemaakte kosten door hen te worden vergoed.
Daarbij komt echter dat de door [eisers sub 1 en 2] genoemde schadeposten niet (in ieder geval niet zonder nadere toelichting, die ontbreekt) kunnen worden afgeleid uit het rapport van Adinex. Het is niet aan de rechtbank om, zonder toelichting in de processtukken of ter mondelinge behandeling, uit de producties van partijen de onderbouwing voor hun stellingen bij elkaar te zoeken. De enkele verwijzing naar "de meerwerklijst" is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. In het rapport van Adinex ontbreekt het woord "meerwerklijst", zodat de rechtbank niet kan volgen waar [eisers sub 1 en 2] op doelen. Nu in het rapport van Adinex, dat enkel bestaat uit een tabel met een opsomming van werkzaamheden en materialen, voorts de bedragen van € 7.000,-- en € 2.500,-- als zodanig niet terug te vinden zijn, is de vordering ook daarom onvoldoende onderbouwd.
3.414,00(2,0 punten × tarief € 1.707,00)
5.De beslissing
op 23 oktober 2019.