Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- het emailbericht van 3 oktober 2019 van [eiser] met producties
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die op 21 oktober 2019 door de kantonrechter in Maastricht is behandeld, vordert eiser, vertegenwoordigd door mr. W.W.J. Houben, dat gedaagde, vertegenwoordigd door mr. S.A.H. Creusen, de hond dient af te geven. Eiser stelt dat hij de hond op 25 juni 2018 van gedaagde heeft gekregen als schenking, terwijl gedaagde betwist dat eiser de eigenaar is en aanvoert dat hij de hond op 5 augustus 2019 weer heeft teruggekregen. De procedure begon met een mondelinge behandeling op 7 oktober 2019, waarna de kantonrechter de zaak heeft beoordeeld.
De feiten zijn als volgt: gedaagde heeft de hond in 2017 gekregen en heeft deze in 2018 aan eiser gegeven. Eiser heeft de hond meer dan een jaar bij zich gehad, maar op 5 augustus 2019 heeft gedaagde de hond weer meegenomen. Eiser heeft sindsdien geprobeerd de hond terug te krijgen, maar gedaagde weigert dit. De hond is geregistreerd op naam van eiser, maar het hondenpaspoort vermeldt gedaagde als eerste eigenaar.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat eiser de eigenaar van de hond is. Eiser heeft niet kunnen weerleggen dat hij op 5 augustus 2019 afstand heeft gedaan van de hond. De vorderingen van eiser zijn afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, vastgesteld op € 720,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.