ECLI:NL:RBLIM:2019:9393

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 oktober 2019
Publicatiedatum
22 oktober 2019
Zaaknummer
03/866190-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit

Op 22 oktober 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1986 en wonende in Heerlen, werd bijgestaan door advocaat mr. Th. Boumans. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 8 oktober 2019, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De benadeelde partij, Enexis B.V., was vertegenwoordigd door een gemachtigde. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het hebben van een hennepplantage en het stelen van elektriciteit. De officier van justitie achtte beide feiten bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte voor het primaire deel van de tenlastelegging.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de feitelijke beschikkingsmacht had over de woning waarin de hennepplantage was aangetroffen, en sprak hem vrij van de primaire tenlasteleggingen. Echter, de rechtbank achtte de medeplichtigheid aan de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit wel bewezen. De verdachte had opzettelijk gelegenheid en middelen verschaft voor de hennepteelt door de woning te verhuren aan onbekende personen, waarvan hij wist dat zij de woning zouden gebruiken voor het telen van hennep. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en kende een schadevergoeding toe aan Enexis B.V. van €30.073,30, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866190-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. Th. Boumans, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 oktober 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De benadeelde partij Enexis B.V. werd vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger benadeelde partij] . De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:een hennepplantage heeft gehad, dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest;
Feit 2:elektriciteit heeft gestolen, dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte de in feit 1 genoemde hoeveelheid hennepplanten aanwezig heeft gehad. De verdachte had, ook volgens zijn eigen verklaring, wetenschap van de hennepkwekerij. Hij had feitelijke beschikkingsmacht over de aangetroffen hennepkwekerij omdat hij de mogelijkheid had om het pand te betreden en omdat het aannemelijk is dat hij dat ook heeft gedaan.
De officier van justitie acht ook bewezen dat de verdachte elektriciteit heeft gestolen in de aan hem tenlastegelegde periode, en heeft daarbij verwezen naar het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij en de aangifte van Enexis. Het is algemeen bekend dat ten behoeve van een hennepplantage elektriciteit buiten de meter om wordt afgenomen. De verdachte had voorwaardelijk opzet op die diefstal, omdat hij de aanmerkelijke kans dat er daadwerkelijk elektriciteit zou worden gestolen op de koop toe heeft genomen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor feit 1 primair. De verdachte had geen feitelijke beschikkingsmacht over de woning. Hij was bang voor de eigenaren van de plantage, en aannemelijk is dat hij geen toestemming van de eigenaren had om het pand te betreden. Feit 1 subsidiair, de medeplichtigheid, kan wel worden bewezen.
De raadsman heeft ook vrijspraak bepleit voor zowel feit 2 primair als feit 2 subsidiair. Dat het een algemeen bekend gegeven is dat een hennepplantage met diefstal van stroom gepaard gaat, brengt niet mee dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op die diefstal. De verdachte heeft namelijk niet willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat elektriciteit zou worden gestolen en heeft die kans ook niet op de koop toe genomen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak feit 1 primair en feit 2 primair
De verklaring van de verdachte over zijn betrokkenheid bij de plantage is naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf niet onaannemelijk en wordt door de inhoud van het dossier niet weersproken. De beschrijving van het interieur van de woning vermeldt weliswaar de vondst van enkele matrassen, maar geeft geen aanleiding voor de veronderstelling dat de woning permanent werd bewoond en ook niet dat de bewoner dan de verdachte was. Daarmee kan niet worden vastgesteld dat de verdachte de beschikkingsmacht heeft gehad over de plantage en moet hij worden vrijgesproken van zowel het aan hem onder feit 1 primair als feit 2 primair tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair
Op 5 april 2017 zijn in een woning aan de [adres] in Heerlen vier ruimtes aangetroffen die waren ingericht voor de kweek van hennep. In de vier kweekruimtes stonden respectievelijk 198, 220, 222 en 150 hennepplanten, in totaal 790. De verdachte huurde de woning sinds 1 januari 2011. [2] Productiedata op bekabeling en toebehoren in de hennepplantage zijn van tussen oktober 2013 en maart 2014. [3]
Er was sprake van illegale elektriciteitsafname ten behoeve van de hennepplantage. In de hoofdaansluitkast was een illegale aansluiting gecreëerd na de hoofdbeveiliging die buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepplantage liep, waardoor het elektriciteitsverbruik van de hennepplantage niet werd geregistreerd. Voor het aanleggen van deze illegale aansluiting moest het door Enexis B.V. verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast worden verwijderd waarvoor de door Enexis B.V. aangebrachte zegels verbroken moesten worden. [4]
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij de woning waarin de hennepplantage is aangetroffen in 2011 heeft gehuurd in opdracht van anderen en dat hij ook het energiecontract voor die woning op zijn naam heeft gezet. Hij kreeg daarvoor een vergoeding van € 1.000,00 per drie maanden. Na het ondertekenen van het huurcontract heeft hij de sleutel van de woning direct afgegeven aan zijn opdrachtgevers. De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er een ‘wiethokje’ in de woning zou worden gezet.
Opzet
Aan de hand van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte wist dat de woning die hij huurde door derden zou worden gebruikt voor het telen van hennep. Daarmee had hij opzet op zowel de hennepteelt als op zijn medeplichtigheid daaraan.
Het is een feit van algemene bekendheid dat voor het telen van hennep in de regel elektriciteit illegaal wordt afgenomen. Door de woning en daarmee ook de aansluiting en toevoer van elektriciteit aan anderen beschikbaar te stellen, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat die anderen – juist om ontdekking van de plantage te voorkomen – illegaal stroom zouden afnemen en daartoe de hoofdaansluiting zouden manipuleren. Uit de aangifte van Enexis blijkt ook dat die aanmerkelijke kans zich heeft gerealiseerd.
Pleegperiode feit 2
Op basis van de productiedata, aangetroffen op de bij de bouw van de kwekerijen gebruikte materialen, stelt de rechtbank vast dat in ieder geval gedurende de tenlastegelegde periode van 1 september 2014 tot en met 5 april 2017 elektriciteit is gestolen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat
Feit 1 subsidiair:
een of meer onbekend gebleven personen op 5 april 2017 in de gemeente Heerlen aan de [adres] opzettelijk heeft/hebben geteeld een hoeveelheid van 790 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op 5 april 2017 in de gemeente Heerlen, opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen;
Feit 2 subsidiair:
een of meer tot nu onbekende personen in de periode van 1 september 2014 tot en met 5 april 2017 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft/hebben weggenomen elektriciteit toebehorende aan Enexis Netwerkbeheer B.V., waarbij die onbekend gebleven persoon/personen het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking, tot en bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 1 september 2014 tot en met 5 april 2017 in de gemeente Heerlen, opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de diefstal van die elektriciteit ter beschikking te stellen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
Feit 2 subsidiair:
medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 150 uren. De officier van justitie is tot een lagere strafeis gekomen omdat verdachte niet eerder is veroordeeld voor Opiumwetfeiten en omdat in deze zaak de redelijke termijn is overschreden. Dat neemt niet weg dat de door verdachte gepleegde feiten kwalijk zijn omdat hij daarmee de georganiseerde misdaad heeft gefaciliteerd. Dat laatste is een strafverzwarende omstandigheid.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat een lagere taakstraf dan door de officier van justitie is gevorderd in deze zaak passend is, omdat in de visie van de raadsman alleen feit 1 subsidiair kan worden bewezen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte is medeplichtig geweest aan grootschalige hennepteelt in een door hem gehuurd pand en de daarmee gepaard gaande diefstal van elektriciteit. De ernst van de feiten wordt niet alleen door de geldende strafmaxima bepaald, maar ook door de maatschappelijke overlast van de in Limburg wijd verbreide hennepteelt. Zo gaat de productie van, de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, die een ernstig ondermijnend effect op de samenleving hebben. Een feit van algemene bekendheid is dat het bij de teelt van en de handel in hennep gaat om grote financiële winsten. Daarnaast levert de hennepteelt ook gezondheidsrisico’s voor de individuele gebruikers op. Het buiten de meter om aftappen van stroom zorgt bovendien voor brandgevaar. Kennelijk vond de verdachte eigen financieel gewin van groter belang dan de gezondheid en veiligheid van anderen.
Voor de bestraffing van hennepteelt met betrekking tot een
enkelehennepplantage met 500 tot 1.000 hennepplanten wordt in de rechtspraak als uitgangspunt een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden in combinatie met een taakstraf van 180 uren gehanteerd. Anders dan de officier van justitie, zoekt de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat echter geen aansluiting bij dit uitgangspunt. In de bewezenverklaring van feit 2 is voor de pleegperiode uitgegaan van de productiedata op bouwmaterialen die zijn gebruikt voor de aanbouw van de plantage die is aangetroffen. Op basis van de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, is het aannemelijk dat in de door de verdachte gehuurde woning reeds sinds 2011, en daarmee dus gedurende een periode van zes jaar, op grootschalige wijze hennep is geteeld. Vanwege de zeer lange periode waarin hennep is geteeld en elektriciteit is gestolen, is slechts een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank gaat uit van een gevangenisstraf van acht maanden.
Redelijke termijn
Op 5 april 2017 is binnengetreden in de woning van de verdachte. De verdachte is op 6 april 2017 door de politie als verdachte gehoord. Deze laatste datum heeft te gelden als startdatum voor de ‘
criminal charge’, en dus voor de berekening van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Volgens de uitleg die de Hoge Raad hieraan geeft, dient berechting in eerste aanleg plaats te vinden binnen twee jaren. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met zes maanden is overschreden, en zal om die reden de helft van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij Enexis B.V. vordert een schadevergoeding van € 30.073,30 ter zake van feit 2. Dit bedrag bestaat uit geleden materiële schade en omvat de posten illegaal afgenomen energie, netwerkkosten elektriciteit (capaciteitstarief), kosten inspecteur en administratiekosten. De vordering gaat uit van illegaal afgenomen energie ten behoeve van het realiseren van vijftien voorgaande teelten. Daarnaast heeft de benadeelde partij vergoeding van proceskosten verzocht ter hoogte van € 800,00. Deze proceskosten hangen samen met de inschakeling van mr. Y.J.K. van Nunen, advocaat kantoorhoudende te Eindhoven, voor het opstellen van de voeging (€ 400,00) en de aanwezigheid ter zitting (€ 400,00). Ter terechtzitting heeft [naam vertegenwoordiger benadeelde partij] de namens de benadeelde partij gevorderde proceskosten verminderd tot € 400,00 omdat mr. van Nunen de benadeelde partij ter terechtzitting niet heeft bijgestaan.
Op de terechtzitting heeft Demontis namens de benadeelde partij een subsidiaire vordering ter hoogte van € 24.540,78 ingediend. De subsidiaire vordering verschilt van de primaire vordering in die zin dat deze uitgaat van diefstal van elektriciteit gedurende twaalf in plaats van vijftien voorgaande teelten.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alleen de subsidiaire vordering toewijsbaar. De subsidiaire vordering gaat namelijk, overeenkomstig het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel dat zich in het dossier bevindt, uit van diefstal van elektriciteit gedurende twaalf voorgaande teelten. Het toe te wijzen bedrag dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente en daarnaast dient ook de schadevergoedingsmaatregel opgelegd te worden. De gevorderde proceskosten zijn ook voor toewijzing vatbaar.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt de vordering inhoudelijk niet betwist, maar aangevoerd dat enkel de subsidiaire vordering voor toewijzing vatbaar is.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij Enexis B.V. als gevolg van het onder feit 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden. Enexis is in haar vordering, conform het rapport van het Functioneel Parket Afpakken (het FPA-rapport) maar in afwijking van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, uitgegaan van een kweekcyclus van negen weken. Nu de verdediging deze berekening niet heeft betwist en de rechtbank ook overigens geen reden heeft om aan te nemen dat voor deze professioneel opgezette hennepkwekerij een langere kweekcyclus gold, zal de rechtbank de primaire vordering ten bedrage van € 30.073,30 hoofdelijk toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 april 2017.
De rechtbank zal de gevorderde proceskostenvergoeding ter hoogte van € 400,00 toewijzen. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal de rechtbank ook de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 48, 49, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde feiten bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
-
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan

4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;

- bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partijEnexis B.V.
    toeen veroordeelt de verdachte
    hoofdelijkom tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Enexis B.V., Postbus 856, 5201 AW ’s-Hertogenbosch, te betalen
    € 30.073,30, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op € 400,00;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staatten behoeve van het slachtoffer, Enexis B.V., van
    € 30.073,30, bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 185 dagen hechtenis,met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
5 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. K.G. Witteman, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Hoelbeek, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 oktober 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 5 april 2017 in de gemeente Heerlen opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 790
hennepplanten, in elk geval een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11
lid 5 van de Opiumwet, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 5 april 2017 in de
gemeente Heerlen aan de de [adres] opzettelijk heeft geteeld en/of
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft
gehad, een hoeveelheid van ongeveer 790 hennepplanten, in elk geval een grote
hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 05
april 2017 in de gemeente Heerlen, opzettelijk gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,
door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de
teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met 5 april 2017 in
de gemeente Heerlen meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (telkens) electriciteit, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis Netwerkbeheer
B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij
verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
een of meer tot nu onbekende personen in of omstreeks de periode van 1
september 2014 tot en met 5 april 2017 in de gemeente Heerlen meermalen,
althans eenmaal (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen (telkens) electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan Enexis Netwerkbeheer B.V., in elk geval aan een
ander of anderen dan aan die onbekend gebleven personen, waarbij die onbekend
gebleven personen zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of verbreking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de
periode van 1 september 2014 tot en met 05 april 2017 in de gemeente Heerlen,
opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven
persoon/personen voornoemd pand voor de diefstal van die electriciteit ter
beschikking te stellen;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district parkstad-Limburg, basisteam Heerlen, proces-verbaalnummer PL2300-2017054787, gesloten d.d. 7 juni 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 107.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 6 april 2017, pagina’s 3 en 4, en het schriftelijk bescheid, zijnde een huurovereenkomst woonruimte d.d. 31 december 2010, pagina’s 28 tot en met 30.
3.Proces-verbaal van verdenking d.d. 7 april 2017, pagina 41.
4.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 6 april 2017, pagina’s 4 en 5, en de aangifte diefstal/verduistering van elektriciteit door Enexis B.V. d.d. 26 april 2017, pagina’s 72 tot en met 75.