ECLI:NL:RBLIM:2019:9607

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
29 oktober 2019
Zaaknummer
03/700438-17 en 03/244405-17 en 03/099176-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging doodslag en zware mishandeling, bewezenverklaring rijden onder invloed en beschadiging politieauto

Op 29 oktober 2019 deed de Rechtbank Limburg uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 november 2017 in Maastricht betrokken was bij een achtervolging door de politie. De verdachte, die zonder rechtervoorband reed, probeerde te ontsnappen aan de politie, wat leidde tot gevaarlijk rijgedrag. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor de poging tot doodslag en zware mishandeling van politieagenten, maar eiste wel een veroordeling voor de beschadiging van de politieauto en het rijden onder invloed. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de intentie van de verdachte om de agenten te doden of zwaar te verwonden, en sprak hem vrij van deze feiten. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk beschadigen van de politieauto en het rijden onder invloed, waarbij zijn ademtest een alcoholgehalte van 155 µg/l aangaf. De rechtbank legde een geldboete op van € 1.000, waarvan € 500 voorwaardelijk, en een rijontzegging van zes maanden. De verdachte werd ook onderworpen aan bijzondere voorwaarden voor reclassering en hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/700438-17, 03/244405-17 (ttz gev), 03/099176-17 (vtvv)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te Heerlen op [geboortedatum] 1996,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. H.P. Ruysink, advocaat kantoorhoudende te Bunde.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 oktober 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
in de zaak met parketnummer 03/700438-17:
Feit 1:heeft geprobeerd om vier politieagenten te doden (
primair) dan wel zwaar te verwonden (
subsidiair), door met zijn auto in te rijden op de auto waarin de politieagenten zich bevonden en/of deze politieauto te rammen, dan wel dat hij de politieagenten met de dood of zware verwondingen heeft bedreigd (
meer subsidiair);
Feit 2:de politieauto heeft vernield en/of beschadigd;
Feit 3:cocaïne en heroïne in zijn bezit heeft gehad;
in de zaak met parketnummer 03/099176-17:
Feit 1: een auto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed van alcohol was.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de onder feit 1 tenlastegelegde poging om de politieagenten te doden, omdat de kans dat de politieagenten zouden overlijden niet aanmerkelijk was. Wel heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat door zijn rijgedrag een ongeval zou ontstaan waarbij de agenten zwaar gewond zouden kunnen raken. Daarom acht de officier van justitie poging tot zware mishandeling van de politieagenten bewezen.
Feit 2 acht de officier van justitie bewezen, gelet op de aangifte van de politie en de verklaringen van getuigen die een klap hoorden.
Voor feit 3 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd. Er zijn weliswaar drugs aangetroffen in de auto van de verdachte, maar er is geen bewijs dat deze drugs van de verdachte waren.
Het rijden onder invloed acht de officier van justitie bewezen. Er is een blaastest afgenomen bij de verdachte en de verdachte heeft het rijden onder invloed bekend.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken moet worden van alle drie de onder parketnummer 03/700438-17 tenlastegelegde feiten.
Aan de auto waarin de verdachte reed is geen schade geconstateerd die kan duiden op een aanrijding of aanraking met de politieauto. Verder was geen sprake van opzet bij de verdachte. Hij heeft niet bewust naar links gestuurd, maar wilde enkel het geslinger als gevolg van het gemis van de rechtervoorband corrigeren. De raadsman pleit daarom voor vrijspraak van feit 1 in de primaire, subsidiaire maar ook de meer subsidiaire variant.
Voor feit 2 moet vrijspraak volgen, omdat de schade die is aangetroffen aan de politieauto niet te herleiden is tot enig contact met de auto van de verdachte.
Voor feit 3 moet vrijspraak volgen, omdat de officier van justitie tijdens eerdere zittingen heeft aangegeven dat dit feit zou komen te vervallen. Voor dit feit is ook al een andere verdachte vervolgd.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen het tenlastegelegde rijden onder invloed.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 23 november 2017 hielden de Nederlandse en Belgische politie een gezamenlijke drugscontrole in België over de grens bij Maastricht. De verdachte trok de aandacht van de politie omdat hij reed in een auto zonder rechtervoorband. Hij onttrok zich aan de politie en er volgde een achtervolging door een park en de straten van Maastricht. Uiteindelijk wist een politieauto met daarin vier agenten de auto van de verdachte tot stilstand te brengen op de Tongerseweg in Maastricht. Over de feiten tot zover is ter terechtzitting geen discussie ontstaan.
De vier agenten die zich in de politieauto bevonden, hebben verklaard dat, telkens als zij probeerden om de verdachte in te halen, de verdachte bewust naar links stuurde om hen van de weg te duwen c.q. te rammen. De verdachte zou de politieauto uiteindelijk geraakt hebben op de Tongerseweg, waarbij schade is ontstaan aan de politieauto. Ook zijn twee banden van de politieauto kapot gegaan doordat de politieauto tegen de betonnen verhoging tussen het wegdek en het fietspad werd geduwd. De agenten verklaren dat zij bang waren dat er een ongeluk zou gebeuren, te meer nu de Tongerseweg aan beide kanten is omgeven door hoge bomen en betonnen verhogingen die de rijbaan van het fietspad scheiden.
De verdachte ontkent bewust naar links gestuurd te hebben en de politieauto geraakt te hebben. Hij verklaart dat hij in paniek raakte toen hij de politie zag en daarom besloot om zich aan de controle te onttrekken. Doordat de band van het rechtervoorwiel ontbrak, was de auto lastig onder controle te houden, aldus de verdachte.
Parketnummer 03/700438-17
Feit 1 primair en subsidiair: vrijspraak poging tot doodslag c.q. zware mishandeling
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld welke handelingen de verdachte verricht heeft en of dit handelen kan worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag (primair) of tot zware mishandeling (subsidiair) van de verbalisanten.
Hierbij stelt de rechtbank voorop dat uit het dossier niet volgt dat de verdachte daadwerkelijk de intentie had om de verbalisanten van het leven te beroven of zwaar te verwonden. Het doel van de verdachte was duidelijk om te ontkomen aan de politie. Dit neemt echter niet weg dat de verdachte om dit doel te kunnen bereiken gedragingen kan hebben verricht waardoor hij in voorwaardelijke zin opzet kan hebben gehad op de dood van of zwaar lichamelijk letsel bij de verbalisanten. Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer willens en wetens de aanmerkelijke kans wordt aanvaard dat door een bepaald handelen een bepaald gevolg intreedt.
Om te kunnen spreken van voorwaardelijk opzet moet allereerst vastgesteld worden dat er een aanmerkelijke kans was dat de politieagenten gedood konden worden of zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen door de concrete handelingen van de verdachte. Vervolgens moet vastgesteld worden dat de verdachte deze kans dan op de koop toe heeft genomen.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De rechtbank moet deze vraag objectief en feitelijk benaderen. Het moet gaan om een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat het gevolg intreedt.
De auto van de verdachte is op de Tongerseweg in Maastricht meermalen naar links gereden, terwijl de politieauto hem links wilde inhalen, waardoor de auto van de verdachte de politieauto afsneed en deze al uitwijkend een betonnen rand heeft geraakt. Dit kan de rechtbank op basis van de verklaringen van de verbalisanten en de verdachte vaststellen. De verdachte heeft op dit punt verklaard dat hij zijn auto, als gevolg van het ontbreken van de rechtervoorband, steeds moest bijsturen naar links en dat hij niet, zoals de agenten verklaren, gecontroleerd naar links stuurde. Of de verdachte doelbewust, zonder noodzaak, naar links stuurde om de politieauto te raken of dat hij alleen wilde bijsturen, is in dit geval echter niet meteen relevant. Allereerst is van belang dat de rechtbank objectief moet kunnen vaststellen dat het enkele herhaald uitwijken naar links zodanig was dat de politieagenten daarbij het leven zouden hebben kunnen laten of ernstig gewond hadden kunnen raken.
Naar het oordeel van de rechtbank was er feitelijk wel een aanmerkelijke kans dat de verdachte de politieauto zou raken en dat hierdoor de rijrichting van de politieauto zodanig zou worden beïnvloed dat die auto van de weg zou raken, kantelen of ergens tegenaan zou botsen. Dit botsen is uiteindelijk ook gebeurd (tegen de betonnen verhoging). Het handelen van de verdachte levert dan ook gevaarlijk rijgedrag op, maar dit betekent nog niet meteen dat de kans op dodelijk of zwaar lichamelijk letsel ook aanmerkelijk was. Dat de politieauto de betonnen rand van het fietspad heeft geraakt, heeft ook geen letsel bij de verbalisanten veroorzaakt, maar alleen schade aan de politieauto.
Om te kunnen beoordelen of de kans op dodelijk of zwaar lichamelijk letsel objectief gezien aanmerkelijk was, zijn feitelijke gegevens zoals de weginrichting, obstakels ter plaatse en de snelheid waarmee gereden werd, van belang. Juist over deze aspecten is het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende duidelijk. Het onderzoek van de politie schiet op dit punt tekort. Er is niet onderzocht met welke snelheid de politieagenten en de verdachte gereden hebben op de Tongerseweg. De agenten verklaren slechts in het algemeen over de maximale en/of gemiddelde snelheid die de voertuigen gedurende de gehele achtervolging ongeveer gereden zouden hebben. Dit is echter onvoldoende concreet om vast te stellen wat de snelheid was waarmee gereden werd op de Tongerseweg. De sporen op het wegdek van de Tongerseweg, die door de auto van de verdachte veroorzaakt zouden zijn, zijn alleen bij nacht gefotografeerd en verder niet door de deskundigen van de ongevallendienst geduid. Ook die geven dus geen uitsluitsel over de snelheid waarmee moet zijn gereden. De rechtbank kan daarom ook niet vaststellen dat die snelheid dusdanig hoog was dat alleen al om die reden een aanmerkelijke kans op dodelijk of zwaar lichamelijk letsel moet worden aangenomen. Hierbij speelt ook een rol dat de auto van de verdachte reed zonder rechtervoorband, wat het lastig maakt om de auto met hoge snelheid te besturen, en dat tijdens de achtervolging de drie andere inzittenden successievelijk uit de auto van de verdachte zijn gestapt. Deze omstandigheden wijzen erop dat de verdachte niet voortdurend ‘echt’ hard gereden kan hebben, wat de kans op (ernstig) letsel ook aanzienlijk verkleint.
Tot slot is niet bekend of, en zo ja waar, de politieauto en de auto van de verdachte elkaar precies hebben geraakt. De politie heeft geen technisch onderzoek verricht naar de staat van de politieauto en op de auto van de verdachte heeft de politie geen andere schade aangetroffen dan de schade aan de velg zonder luchtband. Dit alles maakt het voor de rechtbank niet mogelijk om achteraf objectief vast te stellen wat precies gebeurd is om zo te kunnen beoordelen of de kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk was. De vraag of de verdachte deze kans aanvaard heeft, is in dat geval niet meer aan de orde.
Het voorgaande betekent dat de verdachte vrijgesproken zal worden van het primair en subsidiair tenlastegelegde. De rechtbank wil hierbij (nogmaals) benadrukken dat de verdachte met zijn handelen wel een enorm gevaar heeft veroorzaakt voor de verkeersveiligheid, maar dat is niet ten laste gelegd.
Feit 1 meer subsidiair: vrijspraak bedreiging
Meer subsidiair wordt de verdachte het bedreigen van de politieagenten verweten. Ook van dit feit zal de verdachte vrijgesproken worden. Nu niet vastgesteld kan worden met welke snelheid de voertuigen reden en of (en zo ja hoe) de auto van de verdachte met de politieauto in contact is gekomen, kan niet beoordeeld worden of bij de politieagenten de redelijke vrees kon ontstaan dat zij door het handelen van de verdachte dodelijk of zwaar gewond zouden kunnen raken.
Feit 2: bewezen: beschadiging politieauto
Namens de politie is aangifte gedaan van vernieling/beschadiging van de politieauto. In de aangifte wordt verklaard dat de verdachte tijdens de achtervolging op 23 november 2017 op de Tongerseweg krachtig naar links stuurde. Daarbij werd de politieauto afgesneden en moest deze uitwijken, waardoor de politieauto op de betonnen rand tussen het fietspad en de rijbaan terecht kwam. De politieauto heeft hierbij schade opgelopen aan de linkerzijde en er zijn twee banden kapot gegaan. [1] Verbalisant [slachtoffer] , die de politieauto bestuurde, heeft verklaard dat hij voelde dat hij door de auto van de verdachte naar links werd gedrukt en over de scheidingsdrempels tussen rijweg en fietspad werd geduwd. Hij voelde dat hij aan de linkerzijde schade aan de banden had opgelopen. [2] Verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant 2] reden achter de politieauto en verklaren dat zij zagen dat de verdachte een beweging naar links maakte waardoor de politieauto tegen de opstaande betonnen afscheidingsrand tussen fietspand en rijbaan reed en een forse klap volgde. [3]
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte op 23 november 2017 een politieauto heeft beschadigd. Door het handelen van de verdachte is de politieauto immers tegen de afscheidingsrand aangekomen en is schade aan (de banden van) de politieauto ontstaan. Anders dan bij de feiten die onder 1 zijn tenlastegelegd, kan de rechtbank bij deze beschadiging wel vaststellen dat de verdachte daarop voorwaardelijk opzet heeft gehad. Met de manier waarop hij reed (door blijven rijden met een rechtervoorwiel waarvan de luchtband ontbrak en daardoor moeten bijsturen om rechtuit te kunnen blijven rijden) heeft hij de aanmerkelijke kans aanvaard dat de politieauto daardoor een beschadiging zou oplopen.
Feit 3: vrijspraak drugsbezit
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat dit feit niet bewezen kan worden verklaard. De drugs zijn weliswaar aangetroffen in de auto waarin de verdachte reed, maar de verdachte had deze auto geleend en er zaten meer personen in de auto. Uit het dossier volgt niet dat de drugs aan de verdachte toebehoorden. Daarom wordt de verdachte van dit feit vrijgesproken.
Parketnummer 03/244405-17 feit 1: bewezen: rijden onder invloed
De rechtbank acht het rijden onder invloed bewezen.
Na voornoemde achtervolging op 23 november 2017 werd het voertuig dat de verdachte bestuurde uiteindelijk tot stilstand gebracht op de Tongerseweg in Maastricht. Bij controle bleek de verdachte beginnend bestuurder te zijn. Bij de verdachte werd een ademanalyse afgenomen. Hieruit volgde dat het alcoholgehalte van zijn adem 155 µg/l bedroeg. [4] De verdachte heeft verklaard dat hij die avond 3 à 4 glazen whisky-cola had gedronken. [5]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de zaak met parketnummer 03/700438-17
2.
op 23 november 2017 in de gemeente Maastricht, opzettelijk en wederrechtelijk een dienstvoertuig van de politie Eenheid Limburg, heeft beschadigd;
in de zaak met parketnummer 03/244405-17
op 23 november 2017 in de gemeente Maastricht als bestuurder van een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs was vereist, terwijl sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek 155 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. parketnummer 03/700438-17, feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
T.a.v. parketnummer 03/244405-17, feit 1::
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994
(155 microgram)
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 300 dagen met aftrek en waarvan 146 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals deze nu al in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis aan de verdachte zijn opgelegd. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van een taakstraf van 200 uren gevorderd. Voor het rijden onder invloed heeft de officier van justitie 6 maanden
rij-ontzegging gevorderd. Voor het inrijden op/rammen van de politieauto vordert de officier van justitie een voorwaardelijke rij-ontzegging voor de duur van 1 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan verzoekt de raadsman om te volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor maximaal de duur van het reeds ondergane voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft geprobeerd om te ontkomen aan de politie, terwijl hij wist dat de auto waarin hij reed niet in orde was. Tijdens de achtervolging die hierbij heeft plaatsgevonden is een politieauto beschadigd geraakt. Ook bleek de verdachte meer alcohol gedronken te hebben dan was toegestaan. Hij was nog maar een beginnend bestuurder. Uit het dossier volgt dat de achtervolging een gevaarlijke achtervolging was waarbij de verdachte met een beschadigde auto door de straten en een park van Maastricht reed. De verdachte wilde koste wat het kost ontkomen aan de politie. Hij heeft niet alleen zichzelf, zijn mede-inzittenden en de verbalisanten die hem tot stoppen wilden brengen in gevaar gebracht, maar ook het overige wegverkeer. Het handelen van de verdachte had ernstige gevolgen kunnen hebben en ook op een andere manier kunnen aflopen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting. De rechtbank heeft bij het rijden onder invloed gekeken naar schaal II in plaats van schaal I, omdat de verdachte met de achtervolging verkeersgevaarlijk gedrag heeft vertoond. Oriëntatiepunt is in dat geval een geldboete van € 350,00 en een voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 6 maanden. Er zijn geen oriëntatiepunten voor beschadiging of vernieling. De richtlijnen van het Openbaar Ministerie gaan voor dit soort feiten uit van een geldboete wanneer geen sprake is van recidive.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte. De verdachte is, ondanks zijn jonge leeftijd, al vaak met politie en justitie in aanraking gekomen voor verschillende delicten. Ter terechtzitting heeft de verdachte aangegeven dat hij inmiddels bezig is om zijn leven te beteren. De verdachte heeft al een traject van (jeugd)hulpverlening achter de rug en staat al lange tijd onder reclasseringstoezicht. In het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis in de onderhavige zaak zijn 1,5 jaar geleden diverse bijzondere voorwaarden aan de verdachte opgelegd. De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij diverse trainingen heeft gevolgd, dat hij nog steeds hulp ontvangt en dat hij deze hulp als prettig ervaart. Hier zal de rechtbank rekening mee houden.
Gelet op wat hiervoor is overwogen vindt de rechtbank een geldboete van € 1.000,00, waarvan € 500,00 voorwaardelijk, passend. Aan het voorwaardelijke deel zullen bijzondere voorwaarden gekoppeld worden die gelijk zijn aan de bijzondere voorwaarden die in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis reeds aan de verdachte zijn opgelegd. Dit betekent dat de reeds geldende bijzondere voorwaarden blijven doorlopen voor een periode van drie jaren. De rechtbank vindt het namelijk van belang dat de verdachte nog langere tijd kan profiteren van de hulpverlening die inmiddels rondom hem is opgezet. De rechtbank realiseert zich dat weinig afschrikwekkende werking van het voorwaardelijk deel van de straf zal uitgaan, maar zij wil voor de verdachte, die heeft gezegd de hulpverlening te waarderen, een kader laten bestaan waarin hij met de bestaande hulpverlening zijn delictvrij leven kan bestendigen.
Naast voornoemde geldboete zal de rechtbank aan de verdachte een onvoorwaardelijke
rij-ontzegging voor de duur van 6 maanden opleggen. Het verkeersgedrag van de verdachte was dermate gevaarlijk en onvoorzichtig, dat niet kan worden volstaan met een voorwaardelijke rij-ontzegging.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

Verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer] hebben een schadevergoedingsvordering ingediend. Zij vorderen elk een bedrag van € 881,00 aan immateriële schadevergoeding ter zake van
feit 1 onder parketnummer 03/700438-17. Daarnaast vorderen zij de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte voor feit 1 wordt vrijgesproken, kunnen verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer] niet in hun vordering ontvangen worden. Zij worden daarom niet-ontvankelijk verklaard.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 14 september 2017 in de zaak met parketnummer 03/099176-17 is de verdachte onder andere veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van
40 uren met een proeftijd van 2 jaren.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting toewijzing van de vordering gevorderd, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering af te wijzen, omdat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten in de hoofdzaak dermate fors is dat deze tijd als straf voor de hoofdzaak en de vorderingen samen gezien moet worden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. De vordering voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten en dus de algemene voorwaarde heeft overtreden. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen bijzondere omstandigheden gebleken die aan de tenuitvoerlegging aan de weg staan. Het enkele feit dat de verdachte in de hoofdzaak lange tijd in voorarrest heeft gezeten, vormt geen reden om af te zien van de toewijzing van de vordering. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

9.De voorlopige hechtenis

De verdachte is op 24 november 2017 in verzekering gesteld. Met ingang van 27 april 2018 is de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst onder voorwaarden.
De rechtbank ziet aanleiding om niet te bepalen dat de voorlopige hechtenis eindigt, zodat de schorsing van de voorlopige hechtenis ook nog na de einduitspraak blijft doorlopen. De rechtbank vindt het van belang dat de verdachte zich aan de schorsingsvoorwaarden blijft houden.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 23, 24c, 57, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder parketnummer 03/700438-17 onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een geldboete van EUR 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan EUR 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde onvoorwaardelijke geldboete, naar rato van EUR 50,00 per dag;
- bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren:
- zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken, daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen, namelijk dat de veroordeelde:
zich blijft melden bij SVG Reclassering Limburg / Mondriaan op het adres Meezenbroekerweg 1 te Heerlen of op telefoonnummer 088-506888, zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
actief deelneemt aan de gedragsinterventie "alcohol en geweld" en/of de "leefstijltraining 24/7" indien de toezichthouder dit indiceert, waarbij hij zich dient te houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
zich laat behandelen door de forensische polikliniek Radix of een soortgelijke, door de reclassering te bepalen, zorgverlener, zolang de reclassering dat noodzakelijk acht. Hij dient zich hierbij te houden aan de huisregels en aanwijzingen van de zorgverlener;
meewerkt aan toeleiding naar zinvolle dagbesteding (participatie/(vrijwilligers)werk/opleiding) en actief deelneemt aan deze dagbesteding;
meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen en meewerkt aan middelencontroles indien de reclassering dit noodzakelijk acht.
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de
voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Ontzegging
- legt voor het bewezenverklaarde onder parketnummer 03/244405-17 aan de verdachte op de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden;
Benadeelde partijen
  • verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer] , beiden domicilie kiezende te Maastricht, niet-ontvankelijk in hun vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
De vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03/099176-17
- gelast dat de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een taakstraf voor de duur van 40 uren, alsnog zal worden tenuitvoergelegd;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en mr. C.C.W.M. Aretz, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 oktober 2019.
Buiten staat
Mr. C.C.W.M. Aretz is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
in de zaak met parketnummer 03/700438-17
1.
hij op of omstreeks 23 november 2017 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland en/of België, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer zich in een dienstvoertuig van de politie bevindende verbalisant(en), te weten [slachtoffer] (brigadier van politie eenheid Limburg) en/of [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie eenheid Limburg) en/of [verbalisant 3] (verbalisant Belgische politie) en/of [verbalisant 4] (inspecteur
politie Bilzen-Hoesselt-Riemst) opzettelijk van het leven te beroven, met voornoemd oogmerk, rijdende in een personenauto (gekentekend [kenteken] ), meermalen, althans eenmaal, met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto met (hoge) snelheid, althans met aanzienlijke snelheid en/of zonder snelheid te minderen op voornoemd dienstvoertuig, waarin die [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] zich bevond(en) is ingereden en/of heeft geramd, ten gevolge waarvan een aanrijding met voornoemd politievoertuig is ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 23 november 2017 in de gemeente Maastricht, althans in
Nederland en/of België, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een of meer zich in een dienstvoertuig van de politie bevindende verbalisant(en), te weten [slachtoffer] (brigadier van politie eenheid Limburg) en/of [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie eenheid Limburg) en/of [verbalisant 3] (verbalisant Belgische politie) en/of [verbalisant 4] (inspecteur politie Bilzen-Hoesselt-Riemst) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met voornoemd oogmerk, rijdende in een personenauto (gekentekend [kenteken] ), meermalen, althans eenmaal, met dat opzet met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto met (hoge) snelheid, alhans met aanzienlijke snelheid
en/of zonder snelheid te minderen op voornoemd dienstvoertuig, waarin die [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] zich bevond(en) is ingereden en/of heeft geramd, ten gevolge waarvan een aanrijding met voornoemd politievoertuig is ontstaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 23 november 2017 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland en/of België, [slachtoffer] (brigadier van politie eenheid Limburg) en/of [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie eenheid Limburg) en/of [verbalisant 3] (verbalisant Belgische politie) en/of [verbalisant 4] (inspecteur politie Bilzen-Hoesselt-Riemst) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meermalen, althans eenmaal, opzettelijk dreigend met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto (gekentekend [kenteken] ) met (hoge) snelheid, althans met aanzienlijke snelheid en/of zonder snelheid te minderen op een dienstvoertuig, waarin die [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] en/of Berx en/of Herckens zich bevond(en) is ingereden en/of heeft geramd, ten gevolge waarvan een aanrijding met voornoemd dienstvoertuig is ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 23 november 2017 in de gemeente Maastricht, opzettelijk en wederrechtelijk een dienstvoertuig van de politie Eenheid Limburg, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de politie, Eenheid Limburg, toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 23 november 2017 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer 25,5 gram en/of 2,2 gram) heroïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1.
in de zaak met parketnummer 03/244405-17
1.
hij op of omstreeks 23 november 2017, in de gemeente Maastricht, als bestuurder van een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs was vereist, terwijl sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek 155 [alcoholgehalte] microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek
te zijn.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 27 november 2017, proces-verbaalnummer PL2300-2017187930-62.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 november 2017, proces-verbaalnummer PL2300-2017187930-5, blad 2.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 november 2017, proces-verbaalnummer PL2300-2017187930-11, blad 2.
4.Het proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 24 november 2017, proces-verbaalnummer PL2300-2017187930-14.
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 25 november 2017, proces-verbaalnummer PL2300-2017187930-48, blad 2.