3.3.Op grond van het vorenstaande vordert [eiser] dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk, des dat de één of meer van hen betalend, de andere(n) zullen zijn bevrijd, veroordeelt:
tot hoofdelijke nakoming van artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst;
zorg te dragen voor voldoening van die veroordeling, indien [eiser] , ingevolge het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis op de eisen van [naam maat 2] ingesteld bij diens dagvaarding d.d. 1 oktober 2019, zou worden veroordeeld jegens [naam maat 2] om bedragen te voldoen op grond van de gestelde huurovereenkomsten of indien [eiser] zou worden veroordeeld jegens [naam maat 2] deze overeenkomsten anderszins na te komen, één en ander op straffe van een hoofdelijke dwangsom van € 25.000,--, indien gedaagden [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] niet tijdig aan die veroordeling(en) jegens [naam maat 2] zouden voldoen;
tot voldoening, hoofdelijk, aan [eiser] van al hetgeen op basis van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis aan [naam maat 2] daadwerkelijk betaalt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betaling door [eiser] aan [naam maat 2] tot de dag van voldoening door [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] aan [eiser] ;
in de kosten van dit geding.