ECLI:NL:RBLIM:2020:10065

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
8808527 CV EXPL 20-4941
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde factuur en redelijk loon na werkzaamheden aan dakgoot

In deze zaak vordert eiser, h.o.d.n. [handelsnaam], betaling van een onbetaalde factuur van € 121,- van gedaagde, die de dakgoot van gedaagde heeft gerepareerd. De werkzaamheden vonden plaats na schade door een brand, veroorzaakt door de buurman van gedaagde. Eiser heeft gedaagde een factuur gestuurd voor de verrichte werkzaamheden, maar deze is ondanks aanmaningen niet betaald. Eiser vordert in totaal € 163,14, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en rente.

Gedaagde voert verweer en stelt dat hij enkel om advies had gevraagd en niet om werkzaamheden. Hij betwist de hoogte van de voorrijkosten en de tijd die medewerkers van eiser ter plaatse zijn geweest. De kantonrechter heeft de stellingen van beide partijen beoordeeld en komt tot de conclusie dat gedaagde wel degelijk verantwoordelijk is voor de betaling van de factuur. De kantonrechter acht het aannemelijk dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd en dat de kosten redelijk zijn.

De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe, inclusief de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser, die tot op heden zijn begroot op € 205,85. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8808527 CV EXPL 20-4941
Vonnis van de kantonrechter van 16 december 2020
in de zaak van:
[eiser] ,
h.o.d.n. [handelsnaam],
wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde GGN Mastering Credit B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de brief waarin aan partijen is meegedeeld dat de kantonrechter een mondelinge behandeling heeft gelast
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 26 november 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In 2018 heeft [eiser] de dakgoot van [gedaagde] gerepareerd, nadat de buurman van [gedaagde] met een gasbrander de scheidingshaag in brand had gestoken, waardoor de dakgoot was beschadigd.
2.2.
Ongeveer een jaar later ontdekte de zoon van [gedaagde] dat de dakgoot lekte dan wel overstroomde.
2.3.
Twee medewerkers van [eiser] zijn op 21 oktober 2018 ter plaatse geweest. De medewerkers hebben [gedaagde] toen een werkbon laten tekenen. Op de versie die in het dossier zit staat onder meer getypt: “DAKGOOT LEKT OF IS VERSTOPT. OORZAAK?” Verder is er met de hand onder meer op geschreven:
“Vooraf bewoner zeggen lekken is garantie maar verstopt niet!
[naam 1] 1100-1145
[naam 2] 1100-1145
GOOTJE IS VERSTOPT LAG VOL BLADEREN
Voorrijkosten 55,-
Loon 2 x half uur
45,-
100,-
BTW 21%
21,-
totaal 121,-”
2.4.
De factuur van € 121,- heeft [gedaagde] ondanks aanmaningen niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert in het licht van bovenstaande feiten dat [gedaagde] bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling van € 163,14 (hoofdsom € 121-, buitengerechtelijke incassokosten € 40,- en rente tot de dag van dagvaarden € 2,14), vermeerderd met de wettelijke rente over € 121,- vanaf de dag van dagvaarden (16 september 2020) en de proceskosten. [eiser] legt de volgende stellingen ten grondslag aan zijn vordering. [eiser] ’ medewerker [naam medewerker] heeft in het bijzijn van [eiser] [gedaagde] aan de telefoon meegedeeld dat het onder de garantie zou vallen als de dakgoot kapot zou zijn, maar niet als de dakgoot verstopt zou zijn. [naam medewerker] heeft toen de werkbon aangemaakt en [eiser] heeft hier op kantoor vervolgens “Vooraf bewoner zeggen lekken is garantie maar verstopt niet!” op geschreven. De medewerkers hebben toen bij [gedaagde] de werktijd en “GOOTJE IS VERSTOPT LAG VOL BLADEREN” erop geschreven en [gedaagde] laten tekenen, waarna [naam medewerker] op kantoor de kosten erop heeft geschreven en, aangezien het probleem werd veroorzaakt door bladeren in de dakgoot, een rekening heeft gestuurd, waarop maar twee keer een half uur in rekening is gebracht in plaats van twee keer drie kwartier. [eiser] beschikt over foto’s waarop te zien is dat er geen bladeren in de dakgoot van [gedaagde] meer lagen. Als [gedaagde] advies had gewild, was [eiser] zelf gekomen. Daarvoor worden de medewerkers nooit op pad gestuurd. De stelling van [gedaagde] dat hij belde voor advies staat haaks op wat hij eerder in de procedure heeft verklaard, te weten dat hij belde voor de garantie.
3.2.
[gedaagde] voert als verweer dat als hem was gezegd: “Kijk of er wat ligt,” hij dat zelf wel had gedaan. Hij snapt niet waarom er voorrijkosten in rekening zijn gebracht, want [eiser] had gezegd dat ze wel even zouden komen kijken als ze in de buurt waren. [gedaagde] had gevraagd om advies, niet om werkzaamheden uit te voeren. De medewerkers zijn geen drie kwartier, maar maar tien minuten ter plaatse geweest. Ze zijn uitgestapt, hebben een ladder tegen de gevel gezet, een handje bladeren uit de dakgoot gehaald en zijn weer vertrokken. De werkbon was leeg toen [gedaagde] zijn handtekening zette.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] schrijft in bijlage 4: “Medewerker van [eiser] heeft mij achteraf medegedeeld dat [eiser] mij een rekening zou presenteren voor het schoonmaken van de goot , waarop ik een blanco bon heb ondertekend met gezien, als bewijs dat de medewerker op het adres [adres] was geweest.” Waarom zou [gedaagde] een werkbon aftekenen zonder op zijn minst zijn protest kenbaar te maken als hem was meegedeeld dat hij moest betalen en hij het hiermee niet eens was? De kantonrechter acht dit blote verweer van [gedaagde] gelet op de onderbouwde stellingen van [eiser] niet aannemelijk. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de werkbon wel ingevuld was toen [gedaagde] deze ondertekende.
4.2.
Dat de dakgoot door de medewerkers niet zou zijn gereinigd, acht de kantonrechter ook niet aannemelijk. [gedaagde] ’ dakgoot lekte/overstroomde, medewerkers van [eiser] zijn ter plaatse gekomen en vervolgens waren de problemen verholpen – [gedaagde] heeft in ieder geval niet aangevoerd dat hij in het afgelopen jaar ook nog problemen had vanwege lekkages/overstromingen. Het uurloon zal daarom betaald moeten worden.
4.3.
Ten aanzien van de voorrijkosten is [gedaagde] ook loon verschuldigd. Het is immers gebruikelijk dat voorrijkosten in rekening worden gebracht en [gedaagde] heeft niet aangevoerd dat het in rekening gebrachte tarief niet op de gebruikelijke wijze berekend is, dan wel dat de hoogte van het gehanteerde tarief niet redelijk is. Dit betekent dat de vordering van [eiser] ter zake de hoofdsom van € 121,- zal worden toegewezen, evenals de hierover gevorderde wettelijke rente, waartegen [gedaagde] geen apart verweer heeft gevoerd.
4.4.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen ook worden toegewezen, omdat [eiser] een zogenoemde veertiendagenbrief heeft verzonden aan [gedaagde] die voldoet aan de vereisten. Er is namelijk een betalingstermijn gegeven die voldoende ruim is (binnen 14 dagen vanaf de dag nadat deze brief bij u is bezorgd) en het aangezegde bedrag (€ 40,-) is conform de geldende staffel behorende bij het bedrag waarvan in de veertiendagenbrief betaling werd gevorderd (15% van de hoofdsom met een minimum van € 40,- exclusief btw).
4.5.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser] . Het salaris gemachtigde wordt vastgesteld op één punt aangezien de gemachtigde niet aanwezig was bij de mondelinge behandeling. De proceskosten worden daarom tot vandaag begroot op:
dagvaarding: € 86,85
griffierecht: € 83,00
salaris gemachtigde:
€ 36,00(1 punt x tarief € 36,00)
totaal € 205,85

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 163,14, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 121,00 vanaf 16 september 2020 tot aan de dag van betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van [eiser] , tot vandaag begroot op € 205,85,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
type: GD