In deze zaak heeft de stichting Zuyd Hogeschool een vordering ingesteld tegen een gedaagde die zich had aangemeld voor een opleiding voor het collegejaar 2018/2019, maar zich later had afgemeld. Zuyd Hogeschool vorderde betaling van een openstaande factuur van € 249,94, bestaande uit een hoofdsom van € 195,63, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde voerde verweer en stelde dat hij tijdig had afgemeld en dat hij al had betaald. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet voldoende bewijs had geleverd om zijn verweer te onderbouwen. De kantonrechter wees de vordering van Zuyd Hogeschool toe, omdat de gedaagde niet had aangetoond dat hij zich tijdig had afgemeld of dat de betaling al had plaatsgevonden. De kantonrechter benadrukte dat Zuyd Hogeschool niet verplicht was om een betalingsregeling aan te bieden, zoals de gedaagde had verzocht. De wettelijke rente werd toegewezen over de hoofdsom, en de buitengerechtelijke incassokosten werden eveneens toegewezen, omdat Zuyd Hogeschool aan de vereisten had voldaan. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die tot dat moment waren begroot op € 301,09. Het vonnis werd uitgesproken door de kantonrechter op 16 december 2020.