ECLI:NL:RBLIM:2020:10344

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
AWB - 19 / 457
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag woonvoorziening op basis van de Wmo 2015 met betrekking tot de hoogte van het aanrechtblad

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 23 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.P.M. Hogervorst, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, vertegenwoordigd door P.H.J.M. Kalmar. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een woonvoorziening, specifiek voor een aanpassing van de hoogte van het aanrechtblad in haar keuken, op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De aanvraag werd afgewezen door verweerder, die stelde dat de hoogte van het aanrechtblad in samenspraak met eiseres en deskundigen was vastgesteld. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoogte van het aanrechtblad eerder in overleg met eiseres en haar ergotherapeuten was bepaald. Eiseres had geen voldoende onderbouwing geleverd dat deze hoogte niet geschikt was voor haar, ondanks haar medische klachten. De rechtbank oordeelde dat eiseres gebruik kan maken van haar elektrische rolstoel om hoogteverschillen te overbruggen, wat betekent dat de gevraagde aanpassing niet in een redelijke verhouding staat tot haar situatie voordat zij ondersteuning nodig had. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing van de aanvraag door verweerder bevestigd.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in het proces van het aanvragen van woonvoorzieningen en de rol van deskundigen in het vaststellen van de juiste aanpassingen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de gevolgen van de beslissing voor eiseres, zoals het sneller leeglopen van de accu van haar rolstoel, niet voldoende reden zijn om de aanvraag te honoreren. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 19/457

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.P.M. Hogervorst),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, verweerder
(gemachtigde: P.H.J.M. Kalmar).

Procesverloop

Bij besluit van 7 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een woonvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in de vorm van een aanpassing van de hoogte van het aanrechtblad afgewezen.
Bij besluit van 15 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft op 17 september 2020 nadere stukken ingediend.
De griffier heeft op 28 september 2020 telefonisch nadere stukken opgevraagd bij verweerder.
Verweerder heeft de opgevraagde stukken op 29 september 2020 ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2020. De zaak is samen met de zaak met zaaknummer AWB/ROE 19/458 gevoegd behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst. In de zaak AWB/ROE 19/458 wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres is bekend met medische klachten. In dat kader heeft eiseres eind 2017 een nieuwe fokuswoning toegewezen gekregen. Om die woning geschikt te maken diende – voor zover relevant – een onderrijdbare keuken te worden gerealiseerd. Door [bedrijfsnaam] is op 18 december 2017 aan verweerder offerte uitgebracht. Eiseres heeft deze offerte – voorzien van een aantal persoonlijke wensen – voor akkoord ondertekend. [bedrijfsnaam] heeft vervolgens een gewijzigde offerte, gedateerd 19 december 2017, uitgebracht. In beide offertes is opgenomen dat de werkhoogte 101 cm bedraagt. Het college heeft bij besluit van 27 december 2017 aan eiseres een woonvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming voor de keukenaanpassing toegekend op basis van de offerte van 19 december 2017, waarna deze is gerealiseerd.
1.2.
Eiseres heeft zich vervolgens op 4 september 2018 gemeld bij verweerder wegens problematiek op meerdere leefgebieden. Tijdens het gesprek op 26 september 2018 heeft eiseres onder andere aangegeven dat het aanrechtblad in de keuken te hoog is en dat zij haar rolstoel steeds in hoogte moet verstellen, waardoor de accu daarvan sneller leeg gaat. Verweerder heeft daarin geen reden gezien om een woonvoorziening te treffen.
1.3.
Op 24 oktober 2018 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een woonvoorziening bestaande uit het verlagen van het aanrechtblad.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres in samenspraak met haar begeleider en ergotherapeuten heeft gekozen voor de huidige hoogte van het aanrechtblad, waarna een offerte is opgesteld die zowel schriftelijk als mondeling is geaccepteerd door eiseres.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Daarin heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd en voorts– samengevat weergegeven – betrokken dat eiseres bij het samenstellen van de offerte hulp heeft gehad van haar eigen ergotherapeut en haar begeleidster en ook de ergotherapeut van [bedrijfsnaam] heeft meegekeken. De hoogte is dus in samenspraak met eiseres bepaald en de consequenties van het tekenen van een volgens eiseres niet juist vastgestelde offerte komen voor haar rekening. Het college neemt verder het standpunt in dat het aanrechtblad wel op de voor eiseres juiste hoogte is geplaatst. Ook kan van eiseres gevraagd worden om haar in hoogte verstelbare rolstoel te gebruiken om haar bijvoorbeeld in de keuken te helpen. Dat mogelijk de accu van de rolstoel vaker opgeladen moet worden doet hier in het licht van aanvaardbare maatschappelijke participatie niet aan af.
4. Eiseres is het hier niet mee eens. In beroep heeft zij aangevoerd dat er in het vooronderzoek geen overleg met deskundigen dan wel haar ergotherapeut heeft plaatsgevonden en dat haar ergotherapeut ook niet aanwezig was bij het opmeten van de huidige keuken. Verweerder is de opdrachtgever voor het plaatsen van de keuken en eiseres heeft daarop geen invloed gehad. Het aanrechtblad en de keukenkastjes zijn te hoog geplaatst, wat eiseres ook heeft aangegeven, maar waar niet naar geluisterd werd. Ook deskundigen hebben volgens eiseres bevestigd dat het aanrechtblad en de keukenkastjes te hoog zijn geplaatst. Gezien het voorgaande heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat het onderzoek niet aan de vereisten van zorgvuldigheid voldoet en de gegeven motivering het bestreden besluit niet kan dragen.
4.1.
Op 17 september 2020 heeft eiseres ter onderbouwing van haar beroep nadere stukken overgelegd, te weten:
  • een brief van dr. [naam orthopedisch chirurg] , orthopedisch chirurg in het UMC Maastricht, waarin hij adviseert om de omgeving aan te passen omdat eiseres niet repetitief op of net boven schouderhoogte kan werken.
  • een brief van drs. [naam longarts] , longarts bij Ciro in Horn, met daarin een overzicht van diagnoses van eiseres.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. In artikel 2.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015 is bepaald dat het gemeentebestuur zorg draagt voor de maatschappelijke ondersteuning.
In artikel 2.1.2, eerste lid, van de Wmo 2015 is bepaald dat de gemeenteraad periodiek een plan vaststelt met betrekking tot het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning.
In artikel 2.1.3, eerste lid, van de Wmo 2015 is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening de regels vaststelt die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college ter uitvoering daarvan te nemen besluiten of te verrichten handelingen. Aan deze bepaling heeft de gemeenteraad uitvoering gegeven met de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maastricht 2015 (Verordening).
Op grond van artikel 11, derde lid, onder a, van de Verordening komt een cliënt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 6 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
7. De rechtbank stelt vast dat uit het rapport van 27 december 2017 blijkt dat er op 7 december 2017 een huisbezoek is geweest en na overleg met (onder meer) eiseres, haar ergotherapeut, haar begeleiders en [bedrijfsnaam] , is besloten haar een maatwerkvoorziening toe te kennen in de vorm van een aanpassing van de keuken. Daarbij is 101 cm als werkhoogte bepaald. De rechtbank begrijpt dat deze hoogte ziet op de hoogte waarop het aanrecht zou worden en ook is gemonteerd. De rechtbank is van oordeel dat eiseres heeft nagelaten te onderbouwen dat deze werkhoogte, gelet op haar beperkingen, niet de juiste is. De mededeling ter zitting dat de ergotherapeut zou hebben gezegd dat de hoogte 91 cm of zelfs 76 cm zou moeten zijn, is daartoe onvoldoende. Ook anderszins heeft zij haar standpunt niet met stukken onderbouwd.
8. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank bovendien op het standpunt mogen stellen dat voor zover eiseres meent dat het aanrechtblad te hoog is, zij haar rolstoel kan gebruiken. Deze is in hoogte verstelbaar en dus bedoeld om hoogteverschillen te overbruggen. Dat dit met zich meebrengt dat de accu van haar rolstoel sneller leeg raakt, doet daar niet aan af. Uit vaste jurisprudentie volgt immers dat de gevraagde voorziening in een redelijke verhouding dient te staan tot wat de situatie van de aanvrager was voordat hij ondersteuning nodig had. De rechtbank wijst bijvoorbeeld op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1402. Nu eiseres gebruik kan maken van haar elektrische rolstoel om het hoogteverschil te overbruggen staat de gevraagde woonvoorziening naar het oordeel van de rechtbank niet in een redelijke verhouding tot de situatie van eiseres voordat zij de gevraagde woonvoorziening nodig had.
9. Dat ook de keukenkastjes niet op de juiste hoogte zijn gemonteerd, is evenmin gebleken, nog daargelaten dat eiseres niet heeft geconcretiseerd in hoeverre de hoogte van de keukenkastjes afwijkt van wat volgens haar de correcte hoogte zou zijn.
10. Gezien het voorgaande heeft verweerder de aanvraag van eiseres op goede gronden afgewezen.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.T. Coenegracht, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Mestrom, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2020.
griffier de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op: 23 december 2020

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.