In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 23 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.P.M. Hogervorst, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, vertegenwoordigd door P.H.J.M. Kalmar. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een woonvoorziening, specifiek voor een aanpassing van de hoogte van het aanrechtblad in haar keuken, op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De aanvraag werd afgewezen door verweerder, die stelde dat de hoogte van het aanrechtblad in samenspraak met eiseres en deskundigen was vastgesteld. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoogte van het aanrechtblad eerder in overleg met eiseres en haar ergotherapeuten was bepaald. Eiseres had geen voldoende onderbouwing geleverd dat deze hoogte niet geschikt was voor haar, ondanks haar medische klachten. De rechtbank oordeelde dat eiseres gebruik kan maken van haar elektrische rolstoel om hoogteverschillen te overbruggen, wat betekent dat de gevraagde aanpassing niet in een redelijke verhouding staat tot haar situatie voordat zij ondersteuning nodig had. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing van de aanvraag door verweerder bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in het proces van het aanvragen van woonvoorzieningen en de rol van deskundigen in het vaststellen van de juiste aanpassingen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de gevolgen van de beslissing voor eiseres, zoals het sneller leeglopen van de accu van haar rolstoel, niet voldoende reden zijn om de aanvraag te honoreren. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.