Uitspraak
[handelsnaam 1] ,
[handelsnaam 2] ,
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter op 23 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen over een overeenkomst die in februari 2020 tot stand kwam. De eiser, handelend onder de naam [handelsnaam 1], had een overeenkomst gesloten met de gedaagde, [handelsnaam 2], waarbij de eiser zich verplichtte om de vindbaarheid van de website van de gedaagde te verbeteren. De overeenkomst had een looptijd van 12 maanden en een maandelijkse vergoeding van € 180,29. De gedaagde heeft echter slechts één betaling verricht en heeft de overeenkomst in maart 2020 opgezegd. De eiser heeft vervolgens de gedaagde gesommeerd tot betaling van de openstaande facturen, maar de gedaagde heeft niet voldaan aan deze sommaties.
De eiser vorderde ontbinding van de overeenkomst en betaling van een totaalbedrag van € 2.307,84, bestaande uit openstaande facturen, positief contractbelang en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft verweer gevoerd en verzocht om vernietiging van de overeenkomst, maar heeft geen bewijs geleverd voor haar stellingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat de eiser recht heeft op de gevorderde bedragen. De kantonrechter heeft de overeenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen en schadevergoeding.
In reconventie heeft de gedaagde geen grondslag kunnen aanvoeren voor haar vorderingen, waardoor deze zijn afgewezen. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten van zowel de conventie als de reconventie. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.