ECLI:NL:RBLIM:2020:10700

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 juni 2020
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
C/03/244190 / FA RK 17-4892 en C/03/252323 / FA RK 18-2588
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van deskundigen in een familierechtelijke procedure met betrekking tot de opvoedvaardigheden van de moeder

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 10 juni 2020, is een beschikking gegeven met betrekking tot de benoeming van deskundigen in een familierechtelijke procedure. De betrokken partijen zijn de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.J.M.P. Hoppers, en de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A.N. Lap. De minderjarige, geboren in 2017, is ook betrokken in deze procedure. De rechtbank heeft eerder op 7 februari 2020 een tussenbeschikking gegeven waarin het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) is verzocht om deskundigen te benoemen voor een onderzoek naar de opvoedvaardigheden van de moeder en haar psychologische toestand.

De rechtbank heeft in deze beschikking de deskundigen benoemd, te weten een GZ-psycholoog met expertise in PTSS en een andere GZ-psycholoog, beiden verbonden aan het NIFP. De moeder heeft bezwaren geuit tegen het onderzoek naar haar pedagogische kwaliteiten, maar de rechtbank heeft deze bezwaren verworpen en benadrukt dat de moeder verplicht is mee te werken aan het onderzoek. De deskundigen zijn verzocht om uiterlijk 1 oktober 2020 hun rapport uit te brengen, waarin zij de vragen over de moeder's psychologische toestand en haar relatie met de minderjarige moeten beantwoorden. De kosten van de deskundigen zijn begroot en zullen door de Staat worden voorgeschoten. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan in afwachting van het deskundigenbericht.

Uitspraak

Rechtbank Limburg

Familie en jeugd
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/244190 / FA RK 17-4892 en C/03/252323 / FA RK 18-2588
Beschikking van 10 juni 2020
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [woonplaats 1] , [adres 1] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat: mr. S.J.M.P. Hoppers;
tegen:
[de moeder],
wonende te [woonplaats 2] , [adres 2] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat: mr. J.A.N. Lap,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2017.
Tevens is betrokken in deze zaak:
de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, hierna te noemen de GI.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
- de tussen partijen gegeven beschikking van 7 februari 2020;
- een e-mailbericht van het NIFP van 14 mei 2020;
- een e-mailbericht van het NIFP van 20 mei 2020 met als bijlage de offertes van de deskundigen;
- het F9-formulier van 2 juni 2020 van de vader;
- het F9-formulier van 2 juni 2020 van de moeder.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In de tussenbeschikking van 7 februari 2020 is het NIFP verzocht om te bemiddelen bij de benoeming van een of twee onafhankelijke deskundige(n) voor het verrichten van een onderzoek ter beantwoording van de door de rechtbank in die beschikking onder rechtsoverweging 5.4. vermelde vragen.
2.2.
Het NIFP heeft mevrouw [naam GZ-psycholoog 1] , GZ-psycholoog en de heer [naam GZ-psycholoog 2] , GZ-psycholoog bereid gevonden om in deze zaak een onderzoek te verrichten. Mevrouw [naam GZ-psycholoog 1] heeft veel expertise op het gebied van PTSS en zal het psychologisch onderzoek bij de moeder verrichten. De heer [naam GZ-psycholoog 2] zal het onderzoek naar de opvoedvaardigheden van de moeder verrichten.
Niet gebleken is dat het NIFP aanvullingen heeft op de door de rechtbank in voornoemde beschikking voorlopig geformuleerde vragen.
2.3.
Door de vader is aangegeven bij F9-formulier van 2 juni 2020 dat hij geen opmerkingen heeft over de te benoemen deskundigen.
2.4.
Door de moeder is in het F9-formulier van 2 juni 2020 aangegeven dat zij het niet eens is met een onderzoek naar haar pedagogische kwaliteiten. Voorts kan zij zich niet vinden in het betrekken van [minderjarige] bij het onderzoek. Zij heeft dit toegelicht in de meegestuurde bijlagen, waarin ze ingaat op de onderzoeksvragen. Die onderzoeksvragen zijn volgens de moeder voor een zeer groot deel vragen naar de bekende weg en dus een belasting voor [minderjarige] en de moeder en vormen een overbodige kostenpost.
De moeder gaat wel akkoord met de onderzoeken als vermeld in de offertes.
2.5.
De rechtbank merkt vooreerst op dat partijen in de gelegenheid zijn gesteld zich uit te laten over de voorgedragen deskundigen en de hoogte van de offertes. Niet is gevraagd zich uit te laten over de onderzoeksvragen, die zijn immers al vastgelegd bij beschikking van 7 februari 2020, nadat partijen zich daarover hebben mogen uitlaten. Sommige vragen zien op de pedagogische kwaliteiten van de moeder, dus daar zal ook onderzoek naar gedaan worden, waarbij eventueel sprake zal zijn van observaties tijdens interactieobservaties. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de bezwaren van de moeder op de onderzoeksvragen en heeft de bijlagen van de moeder dan ook teruggestuurd zonder daar kennis van te nemen. Indien en voor zover nodig kan zij die later in de procedure nog inbrengen.
2.6.
Nu er door beide partijen geen bezwaar is gemaakt tegen de te benoemen deskundigen, zal de rechtbank het NIFP volgen waar het betreft de personen van de deskundigen en zal zij de voorlopig geformuleerde onderzoeksvragen definitief maken.
De rechtbank overweegt dat de moeder de verplichting heeft op grond van artikel 198, lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mee te werken aan het onderzoek en dat als de moeder niet voldoet aan de verplichting, de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maakt die haar geraden acht.
Voorts overweegt de rechtbank dat uit het deskundigenrapport moet blijken dat de moeder door de deskundigen in de gelegenheid is gesteld opmerkingen over het rapport te maken, met vermelding van de inhoud van de eventueel gemaakte opmerkingen.
2.7.
De griffier zal een afschrift van het procesdossier aan de deskundigen doen toekomen, alsmede de contactgegevens van de moeder.
Indien de deskundigen voor het onderzoek gebruik maken van informatie van derden, dienen zij daarvan melding te maken in het rapport
2.8.
Ingevolge de overgelegde offertes zal het voorschot voor [naam GZ-psycholoog 1] worden bepaald op € 3.190,08 exclusief BTW en reiskostenvergoeding en het voorschot voor [naam GZ-psycholoog 2] op € 1.993,80 exclusief BTW en reiskostenvergoeding.
Indien de deskundigen voorzien dat de kosten hoger uit gaan vallen, dient daartoe vooraf, met begroting van de meerkosten, schriftelijk toestemming van de rechtbank te worden verkregen.
In de eindbeschikking zal een definitieve beslissing worden genomen over de betaling van de kosten.
2.9.
De deskundigen hebben aangegeven dat verwacht wordt dat het gehele onderzoek medio september 2020 zal zijn afgerond. Gelet hierop zal de rechtbank de deskundigen verzoeken op uiterlijk 1 oktober 2020 het deskundigenbericht uit te brengen.
In afwachting van dit deskundigenbericht zal iedere beslissing worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
benoemt tot deskundigen om onderzoek te verrichten:
- [naam GZ-psycholoog 1] , GZ-psycholoog
- [naam GZ-psycholoog 2] , GZ-psycholoog
Beiden geregistreerd in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen en beiden domicilie kiezende te ’s-Hertogenbosch ten kantore van het NIFP;
3.2.
verzoekt de deskundigen een onderzoek in te stellen en een deskundigenbericht uit te brengen met betrekking tot de volgende vragen:
Hoe is de persoonlijkheid en het functioneren van de moeder te beschrijven?
- op basis van klinische impressies
- op basis van psychologisch testonderzoek
- eventuele aandachtspunten
In hoeverre is er sprake van psychiatrische problemen bij de moeder?
Is er sprake van malingering en in hoeverre is dat door een (neuropsychologisch) onderzoek vast te stellen, dan wel uit te sluiten?
Wat is er te zeggen over de relatie tussen de moeder en [minderjarige] ?
- op basis van klinische impressie
- eventueel op basis van de observaties tijdens de interactieobservaties
In hoeverre werken eventuele psychiatrische problemen belemmerend in het pedagogisch en affectief handelen ten opzichte van [minderjarige] ?
Wat zijn de pedagogische en affectieve mogelijkheden en beperkingen van de moeder in relatie tot [minderjarige] ?
- welk inzicht in de eigen pedagogische en affectieve mogelijkheden en beperkingen heeft de moeder?
- eventuele aandachtspunten
Hoe beleeft de moeder de relatie met [minderjarige] en welke factoren zijn van invloed op de relatie met [minderjarige] ?
- hierbij dient in ieder geval vader mee te worden genomen
Hoe worden de mogelijkheden en beperkingen van de moeder ingeschat om de omgang van het kind met de vader vorm te geven en te ondersteunen?
- eventuele aandachtspunten
Welke (contra)indicaties zijn er voor het opstarten van een omgangsregeling met de vader?
- welke positieve en negatieve gevolgen kan dit hebben op de ontwikkelingsgang van het kind op de korte en de langere termijn?
Is het opstarten van de omgangsregeling met de vader te realiseren dusdanig dat de huidige opvoedsituatie er niet onder lijdt, ofwel hoe kan dit vorm krijgen zodanig dat dit de ontwikkeling van [minderjarige] ten goede komt?
- is hierbij professionele begeleiding nodig, en zo ja, aan welke begeleiding wordt gedacht?
- is aan te geven op welke termijn de eventueel geïndiceerde hulp kan aanvangen
Wat zijn (contra)indicaties op het gebied van hulpverlening, begeleiding en behandeling?
- indien er indicaties zijn voor hulpverlening, begeleiding en behandeling: aan welke vorm wordt hierbij gedacht?
- op wie zou deze hulpverlening, begeleiding en behandeling gericht moeten zijn?
- wat zou de doelstelling van deze hulpverlening, begeleiding en behandeling moeten zijn?
- in hoeverre is de moeder in staat en bereid van hulpverlening te profiteren?
In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling van het kind en opvoeding van het kind door de ouder?
3.3.
begroot het voorschot ter zake van de kosten van de deskundigen conform de uitgebrachte offerte voor [naam GZ-psycholoog 1] op € 3.190,08 exclusief BTW en reiskosten, en voor [naam GZ-psycholoog 2] op € 1.993,80 exclusief BTW en reiskosten en bepaalt dat deze kosten door de Staat kunnen worden voorgeschoten;
3.4.
bepaalt dat uit het deskundigenrapport moet blijken dat de moeder door de deskundigen in de gelegenheid is gesteld opmerkingen over het rapport te maken, met vermelding van de inhoud van de eventueel gemaakte opmerkingen;
3.5.
verzoekt de deskundigen om uiterlijk 1 oktober 2020 het deskundigenbericht uit te brengen;
3.6.
bepaalt dat de griffier van de rechtbank een afschrift van deze beschikking alsmede een afschrift van het procesdossier aan de deskundigen zal toezenden;
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.Th.M. Raab (voorzitter), mr. C.M.J. van den Acker en mr. S.A.M.C. van de Winkel, allen kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van L. Reijnders-Verlinden, griffier, op 10 juni 2020.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.