Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
dacht(curs. rechtbank) dat [slachtoffer] hem ging slaan, maar dat hij (de verdachte) toevallig sneller was. Dit is onvoldoende om aan te nemen dat sprake was van een (dreigende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De verdachte en [slachtoffer] stonden bovendien in de deuropening bij de woning van de verdachte en de verdachte had er dus ook voor kunnen kiezen om de deur te sluiten toen hij dacht dat [slachtoffer] hem iets aan zou doen. De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer.
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf
7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , wonende te Brunssum, gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte mitsdien om aan [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart [slachtoffer] voor het meergevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk in zijn vordering;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op € 420,00;