In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 5 maart 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M.E.C. Breij, heeft het verzoek ingediend naar aanleiding van de behandeling die hij in het Academisch Ziekenhuis Maastricht (AZM) heeft ondergaan. Hij wenst een deskundige te bevragen over zijn onderzoeksrapportage, die op verzoek van beide partijen is opgesteld. De belanghebbenden, vertegenwoordigd door advocaten mr. K. Mous en mr. drs. P.M.F. Boerrigter, verzetten zich tegen het verzoek en stellen dat het niet ter zake dienend is. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende sub 2 geen contractspartij was bij de geneeskundige behandelingsovereenkomst en dus niet kan worden aangesproken op basis van een tekortkoming in de nakoming van deze overeenkomst. De rechtbank heeft eerder in een deelgeschilprocedure op 15 januari 2019 al geoordeeld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek jegens belanghebbende sub 2. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor niet voldoet aan de vereisten van ter zake dienendheid en heeft het verzoek afgewezen. De rechtbank heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken.