Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
1.De procedure
- het exploot van 11 december 2018 ter betekening van een schadestaat, met producties 1 tot en met 9, met gelijktijdige oproeping,
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 3,
- de beslissing van 3 april 2019 van de rechtbank waarbij een comparitie van partijen wordt bevolen en dagbepaling van de zitting op 26 augustus 2019,
- de akte overlegging producties ten behoeve van de comparitie van partijen op 26 augustus 2019 van [eisers] , met producties 10 tot en met 24,
- de brief van 12 augustus 2019 van [eisers] , met nagezonden aangekondigde productie 25,
- de brief van 19 augustus 2019 van [eisers] , met productie 26, en toezending van het arrest van 27 februari 2018 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch gewezen tussen partijen,
- de brief van 23 augustus 2019 van [eisers] , met productie 27,
- het proces-verbaal van het verhandelde ter comparitie op 26 augustus 2019,
- de conclusie van repliek, met producties 25 tot en met 29,
- de conclusie van dupliek,
- het bij B-16 formulier ingediende verzoek van [eisers] om een deskundigenbericht te gelasten, indien het rapport van Property Value Consultants niet afdoende is om een beslissing op te nemen,
- de bij B-16 formulier gegeven reactie van Kuwait op het verzoek en het verzoek vonnis te wijzen,
- de beslissing van de rechtbank dat vonnis zal worden gewezen op 29 januari 2020,
- het toezenden van het volledige procesdossier in de bodemprocedure in eerste aanleg en hoger beroep door [eisers] ,
- de brief van 20 november 2019 van deze rechtbank aan [eisers] waarbij is medegedeeld dat het inzenden van nieuwe stukken niet meer is toegestaan, omdat de zaak in staat van wijzen is.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
27 februari 2018 door het hof als vaststaand tussen partijen vastgestelde feiten onder
zonderuitbreiding, kortom de situatie waarin de onroerende zaak zich ten tijde van de verkoop aan [eiser sub 1] bevond. Niet gebleken is dat in aanloop naar de verkoop concrete plannen waren voor verbouwing dan wel uitbreiding. Dat in (3.2. van) het rapport wordt gesproken over aannames voor de verbouwing en uitbreiding, en de huidige situatie geen toekomst bestendige optie betreft, maakt niet dat er concrete plannen waren ten tijde van de aankoop,
5.De beslissing
1 april 2020als bedoeld in rechtsoverwegingen 4.9. en 4.10.,