ECLI:NL:RBLIM:2020:1997

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
10 maart 2020
Zaaknummer
8335291 CV EXPL 20-789
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming woonruimte wegens huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter op 10 maart 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde] over de ontruiming van een bovenwoning wegens huurachterstand. [gedaagde] huurde sinds 1 oktober 2019 de bovenwoning van [eiseres] voor een maandelijkse huurprijs van € 1.500,00. [eiseres] vorderde de ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand van in totaal € 3.000,00 over januari en februari 2020, alsook toekomstige huurtermijnen en een boete voor elke maand dat de huur niet werd betaald.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de huurbetalingen en dat hij geen zekerheid kon bieden voor toekomstige betalingen. De rechter oordeelde dat [eiseres] voldoende spoedeisend belang had bij de gevraagde ontruiming, gezien de hoogte van de huurachterstand en het risico dat [gedaagde] niet zou voldoen aan zijn betalingsverplichtingen. De rechter heeft alle belangen van partijen afgewogen en geconcludeerd dat de ontruiming gerechtvaardigd was.

De vordering van [eiseres] werd toegewezen, waarbij [gedaagde] werd veroordeeld om de woning binnen twee weken te ontruimen en de achterstallige huur te betalen. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat [eiseres] direct kan overgaan tot uitvoering van de ontruiming.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer 8335291 CV EXPL 20-789
Vonnis in kort geding van de kantonrechter d.d. 10 maart 2020
inzake:
[eiseres],
wonend te [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde mr. J.J.M. Goumans,
t e g e n
[gedaagde],
wonend aan een geheim adres in de gemeente [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling van 9 maart 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] vanaf 1 oktober 2019 van [eiseres] huurt de bovenwoning, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , tegen een bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van € 1.500,00 per maand.
2.2.
Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • de bovenwoning, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , binnen twee weken na betekening van het vonnis te ontruimen en onder afgifte der sleutels ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen;
  • tot betaling van € 3.000,00 aan huurachterstand over januari 2020 en februari 2020;
  • tot betaling van € 1.500,00 voor elke maand of gedeelte daarvan vanaf 1 maart 2020 tot aan de dag van de ontruiming;
  • tot betaling van € 25,00 per dag vanaf 1 januari 2020 totdat [gedaagde] de betalingsachterstand heeft ingelopen, tot een maximum van € 2.500,00;
  • in de proceskosten en nakosten.
2.3.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de door hem aangegane verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst. [gedaagde] is, ondanks herhaalde aanmaning, in gebreke gebleven met de (tijdige) betaling van de huur.
2.4.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.
2.5.
Op de stellingen van partijen zal hierna worden ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De vraag of [eiseres] voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, die voor zover deze ziet op de gevorderde huurachterstand, strekt tot betaling van een geldsom, dient te worden beantwoord aan de hand van de afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. Voorts geldt dat voor een toewijzing van een geldsom in kort geding slechts plaats is als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, bij afweging van de belangen van partijen, aan toewijzing niet in de weg staat. Voor toewijzing van de gevorderde ontruiming dient de hoogte van de huurachterstand ernstig genoeg te zijn. Aangezien een ontruiming een ingrijpende - en in de praktijk vaak een definitieve - maatregel is, worden bij deze beoordeling alle betrokken belangen in ogenschouw genomen.
3.2.
[gedaagde] heeft niet betwist dat hij de huurpenningen over de maanden januari en februari 2020 niet heeft voldaan, hij te kennen heeft gegeven de huurpenningen over maart 2020 niet te kunnen voldoen en hij geen zekerheid kan bieden ten aanzien van de huurbetaling en het inlopen van de huurachterstand. Het stond [eiseres] vrij hem te doen dagvaarden teneinde een executoriale titel voor deze vordering te verkrijgen. Met de door [gedaagde] gestelde omstandigheden die hem verhinderen zijn betalingsverplichtingen (tijdig) na te komen, kan bij de beoordeling van deze vordering geen rekening worden gehouden. Deze omstandigheden liggen in de risicosfeer van [gedaagde] . Dat [gedaagde] inmiddels een deel van de huurachterstand (€ 1.500,00) heeft betaald, doet aan het vorenstaande niets af. Immers een tekortkoming in het verleden wordt niet ongedaan gemaakt door alsnog de verplichtingen uit de huurovereenkomst na te komen.
3.3.
Vast staat dus dat [gedaagde] jegens [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van een verbintenis, in een omvang en gedurende een tijd die in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zouden rechtvaardigen. Aangezien niet gebleken is dat [gedaagde] de gevorderde huurachterstand volledig heeft voldaan, betwijfeld kan worden of [gedaagde] eerstdaags wel tot tijdige en volledige betaling overgaat en [gedaagde] voorts over een restitutierisico niets heeft aangevoerd, staat vast dat [eiseres] spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de vordering, die strekt tot betaling van de huurachterstand en de huurtermijnen vanaf maart 2020 tot en met de maand van ontruiming. De vordering ter zake de huurachterstand van € 3.000,00 en de toekomstige huurtermijnen ligt dus voor toewijzing gereed, waarop het door [gedaagde] op 4 maart 2020 betaalde en door [eiseres] ontvangen bedrag van € 1.500,00 in mindering dient te strekken.
3.4.
Het ligt op de weg van [gedaagde] om bijzondere omstandigheden te stellen (en bij betwisting te bewijzen) die tot de conclusie kunnen leiden dat genoemde tekortkoming gezien haar bijzondere aard of betekenis de (ontbinding en de daaraan verbonden) ontruiming niet rechtvaardigt. Zulke omstandigheden zijn gesteld noch gebleken. Nu het hoogst waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure tot ontbinding van de huurovereenkomst zal worden besloten, ligt de gevorderde ontruiming voor toewijzing gereed.
3.5.
Ingevolge de huurovereenkomst is [gedaagde] een boete verschuldigd voor iedere overtreding van een verplichting uit de huurovereenkomst. Dit brengt met zich dat de gevorderde boete eveneens toewijsbaar is.
3.6.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 102,96
- griffierecht € 236,00
- gemachtigde salaris €
720,00
Totaal € 1.058,96
3.7.
De door [eiseres] gevorderde nakosten zullen op de hierna in de beslissing weergegeven wijze worden toegewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] de bovenwoning, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , binnen twee weken na betekening van dit vonnis met al het zijne en de zijnen te verlaten, te ontruimen en onder afgifte der sleutels ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen:
  • € 3.000,00 aan huurachterstand,
  • € 1.500,00 voor elke maand of gedeelte daarvan vanaf 1 maart 2020 tot de datum van ontruiming,
  • € 25,00 per dag vanaf 1 januari 2020 totdat [gedaagde] de betalingsachterstand heeft ingelopen, tot een maximum van € 2.500,00,
4.3.
stelt vast dat het door [gedaagde] op 4 maart 2020 betaalde en door [eiseres] ontvangen bedrag van € 1.500,00 daarop in mindering strekt,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de aan de zijde van [eiseres] gevallen proceskosten, welke worden begroot op € 1.058,96,
4.5.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving door [eiseres] volledig aan de veroordelingen hiervoor voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 120,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met de kosten van dat exploot,
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
CJ