In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 11 maart 2020 een vonnis gewezen in een kort geding tussen Woningstichting Heemwonen en [gedaagde] q.q. (de facto [onderbewindgestelde]). Heemwonen vorderde de ontruiming van een huurwoning vanwege ernstige overlast die door [onderbewindgestelde] werd veroorzaakt. De huurovereenkomst was op 12 juni 2012 gesloten, en de overlast begon in januari 2019. De overlast bestond uit geluidsoverlast, geweldsincidenten en andere hinderlijke gedragingen die de woonomgeving van omwonenden ernstig verstoorden. Ondanks herhaalde waarschuwingen en inschakeling van hulpverlenende instanties, bleef de overlast aanhouden.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de overlast van zodanige aard en omvang was dat Heemwonen niet langer kon worden gevergd om [onderbewindgestelde] in de woning te laten verblijven. De belangenafweging tussen het belang van [onderbewindgestelde] bij het behoud van de woning en het belang van Heemwonen en de omwonenden bij ontruiming, leidde tot de conclusie dat de ontruiming gerechtvaardigd was. De rechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis en heeft [gedaagde] q.q. veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.