3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 6 juni 2018, omstreeks 18:43 uur, maakt verdachte een melding via 112 dat hij vanuit zijn auto heeft gezien dat een witte personenauto, Volkswagen Golf, met hoge snelheid over de weg reed en dat een meisje in de kofferbak zat.
Kort daarop, op 6 juni 2018 omstreeks 18:50 uur, meldt [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) zich met haar ouders bij de politie te [plaats] . [slachtoffer] , een zesjarig meisje, komt huilend en overstuur bij haar moeder thuis, zo blijkt uit de aangifte door de moeder van [slachtoffer]en de verklaring van haar partner.Zij vertelt aan haar moeder dat haar vriendinnetje niet thuis was en zij op de terugweg naar huis bij het gangpad achter de woning, op de kruising van [straat 1] en [straat 2] te [plaats] , werd aangesproken door een man die naast een personenauto stond. Hij vroeg haar of ze een stukje met hem mee wilde rijden. Zij heeft tegen hem gezegd dat ze dat niet wilde, waarop hij haar in de kofferbak van de auto heeft gestopt. De man is met haar in de kofferbak rond gaan rijden en heeft haar bij de school ‘ [straat 2] ’ weer uit de kofferbak gelaten, waarna ze naar huis is gelopen.
Zowel getuige [naam getuige 1]als getuige [naam getuige 2]zien op 6 juni 2018 omstreeks 17:55 - 18:00 uur op de hoek van de brandgang bij [straat 1] en [straat 2] te [plaats] een zes- of zevenjarig meisje staan bij een witte personenauto. De getuigen verklaren beiden dat zij zagen dat de mannelijke bestuurder tegen het meisje praatte.
Uit het proces-verbaal waarin op basis van beelden van camera’s in de omgeving de bewegingen van de auto en het meisje in chronologische volgorde zijn weergegeven blijkt dat [slachtoffer] omstreeks 18:00 bij de [straat 1] [huisnummer] staat. Vlak daarvóór rijdt een witte [auto] door de [straat 1] die vervolgens nagenoeg direct weer terugrijdt in de richting van de [straat 2] en nummer [huisnummer] . Op meerdere beelden in de omgeving komt rond dit tijdstip een witte [auto] in beeld, waarvan het kenteken [kenteken 1] gedeeltelijk kan worden gelezen.
[verdachte] heeft als getuige verklaard dat hij in bezit is van een witte [auto] met kenteken [kenteken 2] . De auto op de camerabeelden komt overeen met de witte [auto] van getuige [verdachte] , zijnde de verdachte.
Tijdens het sporenonderzoek worden haren aangetroffen in de kofferbak en op de hoedenplank van de auto van de verdachte. Deze haren zijn bemonsterd. Aan dit monster wordt het SIN-nummer AALS0883NL toegekend. Van een van de haren, met AALS0883NL#02, wordt een autosomaal DNA-profiel verkregen, dat matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer] .
De verdachte heeft bij zijn eerste verhoor op 13 juni 2018 verklaard dat hij op 6 juni 2018 met zijn [auto] bij de [straat 3] te [plaats] wiet heeft gekocht. Op het moment dat hij zijn kofferbak open deed om de wiet onder de bodem van de kofferbak te leggen, sprak een meisje hem aan over de wiet. De verdachte raakte daarop in paniek en als reactie heeft hij haar opgepakt en in zijn kofferbak gestopt. Hij is gaan rondrijden en vervolgens heeft hij haar bij de sportschool weer uit de kofferbak gelaten.De verdachte heeft na dit verhoor telkens verklaard dat hij niets meer weet van deze gebeurtenis.
Bewijsoverwegingen
Kwetsbare verdachte
De raadsman heeft aangevoerd dat het verhoor van de verdachte op 13 juni 2018 uitgesloten moet worden van bewijs omdat de verdachte vanaf het begin aangemerkt had moeten worden als kwetsbare verdachte. Immers verdachte woonde in een begeleide woonvoorziening.
De rechtbank is van oordeel dat er niet aanstonds van uit hoefde te worden gegaan dat het een kwetsbare verdachte betrof vanwege het enkele feit dat de verdachte begeleid woont.
Verdachte heeft op 6 juni 2018 een gedetailleerde verklaring als getuige afgelegd. Op 7 juni 2018 neemt de verbalisant die de afgelegde route onderzoekt telefonisch contact met hem op en beantwoordt hij de aan hem gestelde vragen.
Op 13 juni 2018 bij aanhouding en voorafgaande aan het eerste verhoor, dat plaatsvond voor de inverzekeringstelling, is verdachte gewezen op het consultatierecht. Verdachte achtte verhoorbijstand niet nodig. Dat de verbalisanten op dat moment al moesten inzien dat hij de strekking van deze vraag niet kon overzien, valt gelet op het voorgaande niet in te zien. Uit het proces-verbaal van het verhoor van 13 juni 2018 maakt de rechtbank op dat de verbalisanten verdachte diverse keren op zijn zwijgrecht hebben gewezen. Verdachte verklaart dan na enige tijd uit zichzelf dat hij heeft gelogen en dat hij het meisje inderdaad heeft meegenomen. De rechtbank is daarom van oordeel dat dit verhoor met voldoende waarborgen is omkleed. Nadat de verbalisanten tot het vermoeden kwamen dat de verdachte een kwetsbare verdachte zou kunnen zijn, hebben de verbalisanten daarvoor ook de benodigde maatregelen getroffen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het verhoor van 13 juni 2018 gebruikt kan worden als bewijs.
DNA
De raadsman heeft aangevoerd dat de haren niet op juiste wijze veilig zijn gesteld. Daarnaast heeft het DNA-profiel zeer beperkte bewijswaarde en kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat het DNA profiel van het haarspoor van [slachtoffer] is, aangezien niet duidelijk is op welke plaats in de auto het haar is aangetroffen.
Uit het dossier blijkt dat de bewuste haar is aangetroffen achterin de auto van de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de haar door de forensische opsporing en het NFI op de juiste wijze is veiliggesteld. Voor mogelijke contaminatie, waar de raadsman op doelt, ziet de rechtbank geen enkel aanknopingspunt. Het NFI heeft vastgesteld dat het verkregen autosomale DNA-profiel uit de haar matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer] . De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie van het NFI en is van oordeel dat deze conclusie voor het bewijs kan worden gebezigd, Dat het, zoals de raadsman heeft aangevoerd slechts zou gaan om één haar, maakt dit niet anders. Het aantreffen van de haar achter in de auto van verdachte ondersteunt de verklaring van het kind dat zij achter in de auto van verdachte heeft verbleven. Verdachte heeft geen enkele andere verklaring aangevoerd waaruit zou blijken hoe die haar achterin zijn auto terecht is gekomen.
De rechtbank stelt op grond van de hierboven opgenomen bewijsmiddelen vast dat de verdachte [slachtoffer] tegen haar wil in de kofferbak van zijn auto heeft gestopt en vervolgens is weggereden. Verdachte heeft [slachtoffer] aldus wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Daarbij overweegt de rechtbank dat [slachtoffer] heeft verklaard dat zij niet met de verdachte mee wilde, en volgens haar moeder en haar partner huilend en overstuur thuiskwam. De aangifte wordt ondersteund door de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] die een soortgelijke auto als die van verdachte zien en waarnemen dat de bestuurder van deze auto contact heeft met een meisje. Uit de camerabeelden blijkt verder dat zowel [slachtoffer] als de auto van de verdachte in elkaars directe omgeving en omstreeks hetzelfde tijdstip te zien zijn. Daarmee komen de locatie en het tijdsverloop tussen de gebeurtenissen met elkaar overeen. Tijdens het sporenonderzoek wordt een haar van [slachtoffer] aangetroffen achterin de auto van de verdachte. Daarnaast verklaren zowel de verdachte als [slachtoffer] nagenoeg gelijkluidend over de plaats waar zij uiteindelijk uit de auto is gezet.
Overigens heeft de verdachte zelf verklaard dat hij een meisje in de kofferbak heeft gestopt en met haar is gaan rijden.