ECLI:NL:RBLIM:2020:2158

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3225
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de weigering van proceskostenvergoeding voor taxatierapport

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 13 maart 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde A. Öztürk, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn onroerende zaak voor het belastingjaar 2019. De heffingsambtenaar had op 2 november 2019 het bezwaar gegrond verklaard en de waarde verlaagd, maar geen proceskostenvergoeding toegekend voor het ingediende taxatierapport. Eiser stelde dat hij recht had op een proceskostenvergoeding, omdat andere heffingsambtenaren dat wel deden voor vergelijkbare taxatierapporten van dezelfde taxateur. De rechtbank oordeelde dat het taxatierapport niet was opgesteld door een geregistreerd taxateur, wat een vereiste is voor toekenning van een proceskostenvergoeding. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, waarin werd gesteld dat taxatierapporten aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Aangezien niet was aangetoond dat het taxatierapport aan deze eisen voldeed, verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees de aanvraag voor proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op 16 maart 2020 van het proces-verbaal op de hoogte gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 19/3225
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2020 in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: A. Öztürk),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen, verweerder
(gemachtigde: P. Jonker).

Procesverloop

Bij besluit met dagtekening 16 februari 2019 heeft verweerder krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak [adres] [huisnummer] te [woonplaats] voor het belastingjaar 2019 per waardepeildatum 1 januari 2018 vastgesteld op [waardebedrag 1] .
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij uitspraak op bezwaar van 2 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en de vastgestelde waarde van de onroerende zaak verminderd naar [waardebedrag 2] . Tevens heeft verweerder een proceskostenvergoeding van [bedrag] toegekend.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2020. Eiser is niet verschenen, verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. In geschil is enkel of verweerder terecht geen proceskostenvergoeding heeft toegekend voor het door eiser ingediende taxatierapport.
3. Eiser voert aan dat verweerder tot proceskostenvergoeding had moeten overgaan omdat een andere heffingsambtenaar dat voor gelijkaardige taxatierapporten van dezelfde taxateur ook doet. Eiser verwijst naar twee uitspraken van de rechtbank Den Haag.
4. In zijn uitspraak van [huisnummer] november 2018 (ECLI:NL:GHSHE:2018:46387) heeft het gerechtshof ’s‑Hertogenbosch overwogen dat er minimum eisen aan een taxatierapport gesteld moeten worden, wil het taxatierapport voor proceskostenvergoeding in aanmerking komen. Een van die eisen is dat het taxatierapport opgesteld moet zijn door een geregistreerd taxateur.
5. Niet gebleken is dat in deze zaak het door eiser ingediende taxatierapport is opgesteld door een geregistreerd taxateur. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder terecht geen proceskostenvergoeding voor het taxatierapport heeft toegekend. In de zaken waar eiser naar heeft verwezen was niet de vraag of de taxatierapporten waren opgesteld door een geregistreerd taxateur onderwerp van geschil maar de hoogte van de toegekende proceskostenvergoeding. Aan die uitspraken kan daarom niet de door eiser gewenste waarde worden toegekend.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.J. Rutten, rechter, in aanwezigheid van J.W.J.M. van Rijt, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 16 maart 2020

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof ‘s‑Hertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.