In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een kort geding dat is aangespannen door Rodiso Holding B.V. tegen Staadegaard Groep B.V. en M. Grooten Euregiotrac B.V. Het geschil ontstond na de beëindiging van een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte. Rodiso vorderde dat bepaalde goederen, waaronder een hijskraan en onderdelen van een afzuiginstallatie, in het gehuurde dienden te blijven. De huurovereenkomst was opgezegd per 1 mei 2019, maar de ontruiming had niet plaatsgevonden. Rodiso had eerder al een kort geding aangespannen om ontruiming af te dwingen, waar partijen overeenstemming bereikten over de ontruiming per 1 februari 2020.
In de procedure vorderde Rodiso dat de hijskraan in het gehuurde zou blijven en dat onderdelen van de afzuiginstallatie teruggebracht zouden worden, met een dwangsom van € 50.000,- bij niet-nakoming. Staadegaard en Euregiotrac voerden verweer en trokken hun beroep op onbevoegdheid in. De kantonrechter oordeelde dat de hijskraan en de afzuiginstallatie niet als onderdeel van de huurovereenkomst waren verhuurd, en dat Rodiso niet kon aantonen dat deze goederen aan hem toebehoorden. De vorderingen van Rodiso werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.
In reconventie vorderden Staadegaard en Euregiotrac dat Rodiso hen zou toestaan de hijskraan te verwijderen, met een dwangsom van € 5.000,- per dag bij niet-nakoming. De kantonrechter oordeelde dat deze vordering terecht was, en stelde de dwangsom vast op € 500,- per dag met een maximum van € 10.000,-. Rodiso werd ook in de proceskosten van de reconventie veroordeeld. Het vonnis werd uitgesproken op 2 april 2020.