ECLI:NL:RBLIM:2020:2602

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
3 april 2020
Zaaknummer
7939588 CV EXPL 19-5155
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht en juridische vertegenwoordiging van minderjarige passagier

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben eisers, bestaande uit drie personen, een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. naar aanleiding van de annulering van een vlucht op 16 juli 2018 van Maastricht/Aachen Airport naar Faro Airport. De annulering vond plaats vanwege een technisch mankement, waarna Corendon een alternatieve vlucht en andere voorzieningen aanbood. Eisers hebben uiteindelijk afzien van de alternatieve vlucht en aanspraak gemaakt op hun annuleringsverzekering, waaruit zij € 1.644,00 ontvingen. In de verstekprocedure vorderden zij een bedrag van € 1.380,00, dat door de kantonrechter bij verstekvonnis op 12 juni 2019 werd toegewezen, met uitzondering van de ingangsdatum van de wettelijke rente over de proceskosten.

Corendon heeft in verzet gevraagd om ontheffing van de veroordeling en afwijzing van de vordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzet tijdig is ingesteld en dat de Nederlandse rechter bevoegd is, gezien de omstandigheden van de annulering. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de ouders van de minderjarige passagier, die in deze zaak als eiser sub 2 wordt aangeduid, ontvankelijk zijn in hun vordering, ondanks dat Belgisch recht van toepassing is op de gezagsverhouding.

De kantonrechter heeft vervolgens de vordering van eisers beoordeeld op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annulering van vluchten. De rechter oordeelde dat eisers recht hebben op compensatie, ondanks dat zij een vergoeding uit de annuleringsverzekering hebben ontvangen. Corendon werd veroordeeld tot betaling van € 1.200,- aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten. Het verstekvonnis werd vernietigd en de vordering van eisers werd in zijn geheel toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten, die werden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 7939588 CV EXPL 19-5155
Vonnis van de kantonrechter van 1 april 2020
in de zaak van:
[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2]en
[eiser sub 3],
allen wonende te [woonplaats] ,
eisers,
gedaagden in de verzetprocedure,
gemachtigde mr. D.E. Lof,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CORENDON DUTCH AIRLINES B.V.,
gevestigd te Lijnden,
gedaagde,
eiseres in verzet,
gemachtigde mr. D. van Wijk,
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] , [eiser sub 2] , [eiser sub 3] , [eisers] en Corendon worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het navolgende:
- het door de kantonrechter op 12 juni 2019 tussen [eisers] als eisers en Corendon als gedaagde bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer 7719544 CV EXPL 19-3179
- de verzetdagvaarding
- de conclusie van antwoord in verzet
- de conclusie van repliek in verzet.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen [eisers] en Corendon is een vervoersovereenkomst gesloten op
grond waarvan Corendon [eisers] op 16 juli 2018 van Maastricht/Aachen Airport naar Faro Airport met vlucht CND 495 zou vervoeren. Vanwege een technisch mankement heeft Corendon deze vlucht geannuleerd. Corendon heeft [eisers] een hotelovernachting, een transfer naar Amsterdam en een vlucht op de volgende dag (17 juli 2018 vanaf Amsterdam naar Faro) aangeboden. [eisers] hebben het aanbod van die vlucht aanvaard.
2.2.
[eisers] hebben op 17 juli 2018 bericht van de vlucht af te zien wegens de ziekte van hun baby en aanspraak op hun annuleringsverzekering gemaakt. Corendon heeft op grond van de annuleringsverzekering aan [eisers] € 1.644,00 betaald.

3.De vordering

3.1.
[eisers] hebben in de verstekprocedure gevorderd dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Corendon zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.380,00 (bestaande uit € 1.200,00 aan hoofdsom en € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente, en de proceskosten, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Bij verstekvonnis van 12 juni 2019 is de vordering, behoudens ingangsdatum van de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten, aan [eisers] toegewezen, met veroordeling van Corendon in de proceskosten.
3.3.
Corendon vordert in het verzet te worden ontheven van de bij het verstekvonnis uitgesproken veroordeling en dat de vordering van [eisers] alsnog wordt afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid en bevoegdheid
4.1.
Uit de overgelegde processtukken blijkt dat het verzet tijdig is ingesteld, zodat Corendon in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
4.1.1.
[eisers] hebben woonplaats in het buitenland. De kantonrechter stelt vast dat op grond van het bepaalde in art. 4 juncto 7 van de Brussel I bis-Verordening (nr.1215/2012) de Nederlandse rechter, en meer in het bijzonder de kantonrechter te Maastricht, bevoegd is van het geschil kennis te nemen, nu de vlucht waarop de vordering betrekking heeft zou vertrekken vanuit de gemeente Beek.
Ontvankelijkheid m.b.t. de vordering van [eiser sub 2]
4.2.
Volgens Corendon zijn [eiser sub 1] en [eiser sub 3] niet-ontvankelijk in hun vordering voor zover die ziet op hun minderjarige kind [eiser sub 2] .
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat op de gezagsverhouding tussen [eiser sub 1] en [eiser sub 3] en de minderjarige [eiser sub 2] Belgisch recht van toepassing is (artikel 1 lid 2 van de Rome-I Verordening).
4.3.1.
Art. 376 van het Belgische Burgerlijk Wetboek luidt voor zover relevant:
Wanneer de ouders het gezag over de persoon van het kind gezamenlijk uitoefenen, beheren zij ook gezamenlijk zijn goederen en treden zij gezamenlijk als zijn vertegenwoordiger op.
4.3.2.
Art. 378 § 1 van het Belgische Burgerlijk Wetboek luidt voor zover relevant:
Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 935, derde lid
[kantonrechter: schenking], is de machtiging van de vrederechter vereist om de in artikel 410, § 1, 1° tot 6° en 8° tot 14° bepaalde handelingen te verrichten waarvoor de voogd bijzondere machtiging van de vrederechter moet verkrijgen.
4.3.3.
Art. 410 § 1 luidt voor zover relevant:
De vredesrechter moet de voogd bijzondere machtiging verlenen om :
7° de minderjarige in rechte te vertegenwoordigen als eiser bij de andere rechtsplegingen en handelingen dan die bedoeld in de artikelen 1150, 1180-1° en 1206 van het Gerechtelijk Wetboek; (Geen enkele machtiging is evenwel vereist in geval van burgerlijke partijstelling);”
4.3.4.
Het voorgaande betekent dat voor het voeren van de onderhavige procedure geen machtiging van de vredesrechter is vereist en dat [eiser sub 1] en [eiser sub 3] dus ontvankelijk zijn in hun vordering voor [eiser sub 2] . Met inachtneming van het vorenoverwogene behoeft het debat tussen partijen, dat zich toespitst op de Nederlandse wetgeving, geen verdere beoordeling.
Recht op compensatie [eiser sub 1] en [eiser sub 3]
4.4.
[eisers] hebben aan hun vordering het bepaalde in de Verordening (EG)
nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) ten grondslag gelegd. [eisers] stellen dat Corendon vanwege de annulering van de vlucht vanaf Maastricht op
16 juli 2018 gehouden is om de compensatie als bepaald in art. 7 van de Verordening te betalen.
4.5.
Corendon stelt dat de vordering van [eisers] dient te worden afgewezen omdat [eisers] voor de vervangende vlucht op 17 juli 2018 hebben gekozen, die vlucht zelf hebben geannuleerd en Corendon op verzoek van [eisers] op grond van de annuleringsverzekering € 1.644,00 heeft vergoed.
4.6.
Corendon betwist niet dat de door [eisers] oorspronkelijk geboekte vlucht door Corendon was geannuleerd. Artikel 5 van de Verordening is daarom van toepassing en die luidt, voor zover relevant:
1. In geval van annulering van een vlucht:
a. a) wordt de betrokken passagiers door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert bijstand geboden als bedoeld in artikel 8
[kantonrechter: (voor zover van belang) passagiers wordt een keus aangeboden tussen volledige terugbetaling van het ticket of een andere vlucht onder vergelijkbare vervoersvoorwaarden];
b) wordt de betrokken passagiers door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert bijstand geboden als bedoeld in artikel 9, lid 1, onder a), en artikel 9, lid 2, en — in het geval van een andere vlucht die naar redelijke verwachting ten vroegste daags na de geplande vertrektijd van de geannuleerde vlucht zal vertrekken — als bedoeld in artikel 9, lid 1, onder b), en artikel 9, lid 1, onder c)
[kantonrechter: (voor zover van belang) maaltijden en verfrissingen, hotelaccommodatie, vervoer tussen de luchthaven en de accommodatie];
c) hebben de betrokken passagiers recht op de in artikel 7 bedoelde compensatie door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, tenzij
i. i) (…)
ii) (…)
iii) de annulering hun minder dan zeven dagen voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld en hun een andere vlucht naar hun bestemming wordt aangeboden die niet eerder dan één uur voor de geplande vertrektijd vertrekt en hen minder dan twee uur later dan de geplande aankomsttijd op de eindbestemming brengt.
2. (…)
3. Een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert, is niet verplicht compensatie te betalen als bedoeld in artikel 7 indien zij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4. (…).
4.7.
Corendon heeft voldaan aan de verplichtingen als genoemd in artikel 5 lid 1 aanhef en onder a en b van de Verordening door een vervangende vlucht, een transfer naar de vervangende luchthaven en een hotelovernachting aan te bieden. Dat [eisers] dit aanbod in eerste instantie hebben aanvaard — in plaats van aanspraak te maken op het anders op grond van artikel 8 van de Verordening hun toekomende recht op volledige terugbetaling van de tickets — maar hier later alsnog van hebben afgezien, doet niet af aan hun compensatierecht als verwoord onder iii. Deze compensatie wordt immers gerechtvaardigd door het feit dat passagiers praktisch niet langer hun verplaatsing naar believen kunnen organiseren wegens hun op het laatste moment geannuleerde vlucht. Wanneer zij om een of andere reden hun eindbestemming op een bepaald tijdstip moeten bereiken, kunnen zij dus niet ontkomen aan het tijdverlies dat met de nieuwe situatie gepaard gaat, daar zij op dat vlak geen manoeuvreerruimte hebben (zie: arrest van 23 oktober 2012, Nelson e.a., C‑581/10 en C‑629/10, EU:C:2012:657, punt 35). Dat [eisers] later alsnog hebben afgezien van de vervangende vlucht, neemt dit door de tekortkoming van Corendon ontstane ongemak en tijdsverlies niet weg. Er bestaat dus in beginsel recht op compensatie.
4.8.
De uitkering die [eisers] uit de annuleringsverzekering van Corendon International Travel B.V. hebben ontvangen doet niets aan het voorgaande af. Een uitzondering op de compensatieplicht bestaat op grond van de Verordening immers alleen als de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden, wat hier niet het geval is. Een reizende die kiest voor terugbetaling van het ticket op grond van artikel 8 houdt volgens de tekst van artikel 5 van de Verordening recht op compensatie. Niet valt in te zien waarom een persoon die in plaats daarvan (gedeeltelijke) terugbetaling krijgt van het ticket via een annuleringsverzekering, waarvoor hij bovendien premie heeft betaald, het recht op compensatie wel zou verliezen. Kortom: [eiser sub 1] en [eiser sub 3] hebben recht op compensatie. De hoogte van het gevorderde bedrag is niet betwist. Corendon zal dus de gevorderde 2 x € 400,- aan compensatie dienen te betalen.
Recht op compensatie [eiser sub 2]
4.9.
Volgens Corendon is de Verordening niet van toepassing op [eiser sub 2] , omdat hij gratis reisde. Er is voor hem alleen € 40,- aan administratiekosten in rekening gebracht.
4.10.
Ingevolge artikel 3 lid 3 van de Verordening geldt de Verordening niet voor passagiers die gratis reizen of tegen een gereduceerd tarief dat niet rechtstreeks of indirect voor het publiek toegankelijk is.
4.11.
Vaststaat dat voor het vervoer van baby M. een bedrag van € 40,00 is betaald. Hiermee kan niet gezegd worden dat hij gratis heeft gereisd. Dit tarief geldt voor alle passagiers jonger dan twee jaar en is dus rechtstreeks voor het publiek toegankelijk. Het voorgaande betekent dat niet is voldaan aan het gestelde in art. 3 lid 3 van de Verordening en leidt ertoe dat de verweren van Corendon worden verworpen. Ook voor [eiser sub 2] zal derhalve € 400,- aan compensatie betaald moeten worden door Corendon.
Wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten
4.12.
Corendon betwist de verschuldigdheid van de wettelijke rente, maar enkel omdat zij volgens haar de hoofdsom niet verschuldigd is. Uit voorgaande blijkt echter dat zij de hoofdsom wel verschuldigd is. De wettelijke rente, waartegen verder geen verweer is gevoerd, zal dus zoals gevorderd worden toegewezen vanaf 16 juli 2018, de datum waarop de vlucht is geannuleerd.
4.13.
[eisers] hebben buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. [eisers] hebben in de dagvaarding gesteld dat er één aanmaning is verzonden. Corendon heeft gemotiveerd aangevoerd dat dit onvoldoende is voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, op welk verweer [eisers] vervolgens niet meer zijn ingegaan. Er is dus niet gesteld of gebleken dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van één aanmaning. De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten zal daarom, anders dan in het verstekvonnis, worden afgewezen.
Conclusie
4.14.
Met inachtneming van al het vorenoverwogene zal het door de kantonrechter op 12 juni 2019 onder zaaknummer 7719544 CV EXPL 19-3179 gewezen verstekvonnis worden vernietigd.
4.15.
Corendon zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten die aan de zijde van [eisers] als volgt worden begroot:
dagvaarding: € 104,39
griffierecht: € 231,00
salaris gemachtigde:
€ 360,00(2 punten x tarief € 180,00)
totaal € 695,39

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
vernietigt het door de kantonrechter op 12 juni 2019 onder zaaknummer
7719544 CV EXPL 19-3179 gewezen verstekvonnis,
en, opnieuw beslissend,
5.2.
veroordeelt Corendon om aan [eisers] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 1.200,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2018 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Corendon tot betaling van de proceskosten van [eisers] , tot vandaag begroot op € 695,39, bij gebreke van betaling binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth, kantonrechter en is aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.