In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben eisers, bestaande uit drie personen, een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. naar aanleiding van de annulering van een vlucht op 16 juli 2018 van Maastricht/Aachen Airport naar Faro Airport. De annulering vond plaats vanwege een technisch mankement, waarna Corendon een alternatieve vlucht en andere voorzieningen aanbood. Eisers hebben uiteindelijk afzien van de alternatieve vlucht en aanspraak gemaakt op hun annuleringsverzekering, waaruit zij € 1.644,00 ontvingen. In de verstekprocedure vorderden zij een bedrag van € 1.380,00, dat door de kantonrechter bij verstekvonnis op 12 juni 2019 werd toegewezen, met uitzondering van de ingangsdatum van de wettelijke rente over de proceskosten.
Corendon heeft in verzet gevraagd om ontheffing van de veroordeling en afwijzing van de vordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzet tijdig is ingesteld en dat de Nederlandse rechter bevoegd is, gezien de omstandigheden van de annulering. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de ouders van de minderjarige passagier, die in deze zaak als eiser sub 2 wordt aangeduid, ontvankelijk zijn in hun vordering, ondanks dat Belgisch recht van toepassing is op de gezagsverhouding.
De kantonrechter heeft vervolgens de vordering van eisers beoordeeld op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annulering van vluchten. De rechter oordeelde dat eisers recht hebben op compensatie, ondanks dat zij een vergoeding uit de annuleringsverzekering hebben ontvangen. Corendon werd veroordeeld tot betaling van € 1.200,- aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten. Het verstekvonnis werd vernietigd en de vordering van eisers werd in zijn geheel toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten, die werden afgewezen.