Uitspraak
RECHTBANK limburg
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 februari 2020 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats], eiseres
de heffingsambtenaar van de gemeente Maastricht, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
“Ik keek vervolgens richting de twee betaalautomaten waar ik niemand bij zag staan. Ik zag ook niemand gebaren maken of in mijn richting lopen. Hierop heb ik het voertuig voorzien van een naheffingsaanslag.”Hoewel de rechtbank er dus van uit gaat dat deze bevindingen van de verbalisant juist zijn, staat eveneens onomstotelijk vast dat én het opleggen van de naheffingsaanslag én de betaling van de parkeerbelasting door eiseres op exact hetzelfde tijdstip hebben plaatsgevonden, namelijk om 10:40 uur. Hoewel de verbalisant niemand heeft waargenomen, moet eiseres er zeker wel geweest zijn. Ondanks dat de verbalisant, anders dan eerder door de rechtbank gesteld, dus wel heeft gecontroleerd of er iemand bij de parkeerautomaat stond of onderweg was tussen auto en parkeerautomaat, is de rechtbank van oordeel dat, nu naheffingsaanslag en betaling exact het zelfde tijdstip hebben, het ervoor gehouden moet worden dat de betreffende verbalisant eiseres over het hoofd heeft gezien. Gelet op de bijzondere omstandigheid van naheffing en betaling op exact hetzelfde tijdstip, is de rechtbank van oordeel dat het over het hoofd zien van eiseres aangemerkt dient te worden als een onrechtmatigheid die voor rekening van verweerder dient te komen. Verweerder heeft daarom ten onrechte geen proceskostenvergoeding aan eiseres toegekend. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking voor zover dat ziet op de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank zal op dit punt zelf in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit.