ECLI:NL:RBLIM:2020:2759

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1432
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van bestuursorganen bij het opleggen van bestuursdwang en het ontbreken van vergunningen

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 9 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Holding Projects B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats]. De zaak betreft een last onder bestuursdwang die door de burgemeester aan eiseres is opgelegd vanwege het ontbreken van een exploitatievergunning en een gebruiksvergunning voor een horecabedrijf. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, maar het college heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen, omdat de burgemeester de bevoegde instantie is voor de exploitatievergunning. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Tevens wordt verweerder opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiseres, waarbij rekening moet worden gehouden met de in deze uitspraak geformuleerde gronden. De rechtbank bepaalt dat verweerder het griffierecht aan eiseres vergoedt en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, rechter, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 19/1432

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2020 in de zaak tussen

Holding Projects B.V., te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. B.F.J. Bollen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats], verweerder
(gemachtigde: mr. R. Timmers).

Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft de burgemeester van de gemeente [plaats] (de burgemeester) eiseres ten aanzien van het pand aan de [adres] te [plaats] een last onder bestuursdwang opgelegd.
Bij besluit van 16 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2020. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres exploiteerde in het pand [adres] te [plaats] (hierna: het pand) een horecabedrijf in de vorm van “overige logiesverstrekking” als bedoeld in artikel 1.43 van de bestemmingsplanregels. Op 9 februari 2017 heeft het flexteam van de gemeente bij een controle geconstateerd dat het bedrijf werd geëxploiteerd zonder de vereiste exploitatievergunning en melding/gebruiksvergunning voor brandveilig gebruik.
2. De burgemeester heeft in het primaire besluit aan eiseres de last opgelegd om vóór 15 november 2018:
1) een ontvankelijke aanvraag voor een exploitatievergunning in te dienen,;
2) een ontvankelijke aanvraag voor een gebruiksvergunning in te dienen en
3) het pand [adres] te sluiten,
aangezien het pand als horecabedrijf in gebruik was zonder de vereiste exploitatievergunning en gebruiksvergunning.
Indien binnen de gestelde termijn niet aan de last werd voldaan, zou de burgemeester tot sluiting van het pand overgaan.
3. Bij brief van 23 november 2018 heeft de burgemeester eiseres medegedeeld dat niet aan de last is voldaan en dat tot de feitelijke effectuering van de last zal worden overgegaan. De burgemeester heeft het pand op 30 november 2018 gesloten. Naar aanleiding hiervan heeft de burgemeester op 5 december 2018 een kostenverhaalsbeschikking genomen.
4. Eiseres heeft bij brief van 27 november 2018 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Eiseres heeft het bezwaar op 29 januari 2019 mondeling toegelicht aan de commissie voor de bezwaarschriften van verweerders gemeente (bezwaarcommissie). De bezwaarcommissie heeft op 12 februari 2019 aan de burgemeester advies uitgebracht over de op het bezwaar te nemen beslissing. Zij heeft - samengevat weergegeven - het standpunt ingenomen dat de burgemeester eiseres in de gelegenheid had moeten stellen de aanvragen aan te vullen alvorens tot het opleggen van de last onder bestuursdwang te beslissen, hij het sanctiebeleid had moeten volgen en dat onderdeel 3 van de last pas later aan bod had kunnen komen. Voorts heeft volgens de bezwaarcommissie de burgemeester de beslissing op het onderdeel van de gebruiksvergunning onbevoegd genomen.
5. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen. In het bestreden besluit is medegedeeld dat het primaire besluit en de kostenverhaalsbeschikking, in afwijking van het advies van de bezwaarcommissie, zijn gehandhaafd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres voorafgaand aan het primaire besluit meermaals is gewaarschuwd dat zij een exploitatievergunning nodig had, dat aan de brandveiligheidseisen moest worden voldaan en dat, als het horecabedrijf zonder deze vergunningen werd geëxploiteerd, de burgemeester bestuurlijke maatregelen zou kunnen nemen, zoals sluiting van het bedrijf. Desondanks was het bedrijf twee jaar na de flexcontrole nog steeds open zonder over voormelde vergunningen te beschikken. Volgens verweerder had eiseres een calculerende instelling en was sprake van recidive, nu de afgelopen vijf jaar reeds dwangsommen waren opgelegd. Er was geen transparante handelwijze van eiseres, geen (open) communicatie en eiseres hield herhaaldelijk vol dat er een recente aanvraag met onderliggende stukken onderweg was naar verweerder, maar er werd nooit iets ontvangen. Niet duidelijk was waarom stukken niet aangeleverd konden worden. Financiële gegevens ontbraken waardoor een Bibob-toets niet mogelijk was. Ook ontbrak ten tijde van het primaire besluit nog steeds een vergunning voor het brandveilig gebruik van het pand als bedoeld in artikel 2.2 van het Besluit omgevingsrecht. De eis dat deze gebruiksvergunning wordt aangevraagd betreft niet een bevoegdheid van de burgemeester maar van verweerder. Verweerder geeft aan dat dit bevoegdheidsgebrek bij het bestreden wordt hersteld, dat een gebruiksvergunning is vereist en dit als vereiste wordt gesteld. Daaraan is nog niet voldaan. Volgens verweerder is eiseres terecht de last opgelegd om alsnog de exploitatievergunning en gebruiksvergunning voor het pand aan te vragen en de woning te sluiten. De kostenverhaalsbeschikking is daarom eveneens in stand gelaten. Verweerder heeft de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
6. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit.
Zij heeft daartoe aangevoerd dat de burgemeester op het bezwaar had moeten beslissen, hetgeen echter niet is gebeurd, zodat het bestreden besluit onbevoegd is genomen. De burgmeester heeft nog geen besluit genomen op de aanvraag om een exploitatievergunning, die eiseres op 17 februari 2017 heeft ingediend. Dit dient nog te gebeuren en eiseres is van mening dat er wat dit betreft nog steeds een reëel zicht is op legalisatie. Het ontbreken van een exploitatievergunning was onvoldoende om tot sluiting van het pand over te gaan. Bovendien heeft de burgemeester in strijd met het Horecasanctiebeleid niet eerst een waarschuwing gegeven alvorens tot sluiting van het pand over te gaan.
Ten aanzien van de gebruiksvergunning voert eiseres aan dat zij op 30 oktober 2017 een gebruiksvergunning heeft aangevraagd, maar daarop nog geen reactie van verweerder heeft ontvangen. De brandcentrale is aangemeld bij een gecertificeerd bedrijf en voldoet aan de eisen die op grond van het Bouwbesluit 2012 gelden. Gezien de aanvraag is er reëel zicht op legalisatie. Verder voert eiseres aan dat ten aanzien van de last voor de gebruiksvergunning niet eerst een waarschuwing is gegeven en daardoor is gehandeld in strijd met het Integraal toezicht en handhavingsbeleid 2013-2016.
7. Ter zitting is gebleken dat eiseres sedert 17 juli 2019 over een exploitatievergunning en sedert 12 november 2019 over een gebruiksvergunning beschikt ten behoeve van het pand [adres] te [plaats]. Nu het pand als gevolg van het primaire besluit en het bestreden besluit gedurende een periode vanaf 30 november 2018 gesloten is geweest en aannemelijk is dat eiseres door die sluiting schade heeft geleden, heeft eiseres volgens de rechtbank belang bij de beoordeling van de rechtmatigheid van deze besluiten.
8. De rechtbank dient te beoordelen of het bestreden besluit in stand kan blijven.
Is het bestreden besluit onbevoegd genomen?
9. In reactie op de beroepsgrond dat het bestreden besluit niet door de burgemeester maar door verweerder is genomen, en daardoor onbevoegd is genomen, heeft verweerder het verweer gevoerd dat in het bestreden besluit wordt vermeld dat de burgemeester het besluit tot sluiting van het pand in stand laat en het bestreden besluit mede is ondertekend door de burgemeester, zodat het bestreden besluit voor dit gedeelte bevoegd is genomen. In het bestreden besluit wordt tevens vermeld dat verweerder een gebruiksvergunning als vereiste stelt. Dit besluit is ondertekend door verweerder en is bevoegd genomen.
9.1.
De rechtbank begrijpt het standpunt van verweerder aldus dat deze zich op het standpunt stelt dat het besluit is mede ondertekend door de burgemeester in zijn hoedanigheid van zelfstandig bestuursorgaan. De rechtbank kan verweerder daarin niet volgen. De ondertekenaars van het bestreden besluit, waaronder de burgemeester, hebben slechts ondertekend namens “Het college van burgemeester en wethouders Van [plaats]”. Gelet hierop is het bestreden besluit genomen door verweerder en niet door de burgemeester.
9.2.
Naar het oordeel van de rechtbank was verweerder onbevoegd om op het bezwaar te beslissen voor zover het primaire besluit is genomen vanwege het ontbreken van een exploitatievergunning, aangezien niet verweerder, maar de burgemeester het bevoegde bestuursorgaan is dat de gemeentelijke regelgeving ten aanzien van de exploitatie van een horecabedrijf uitvoert. Vanwege voormelde onbevoegdheid van verweerder is het beroep gegrond.
9.3.
Verweerder was naar het oordeel van de rechtbank wel bevoegd om op het bezwaar te beslissen voor zover het primaire besluit is genomen vanwege het ontbreken van een gebruiksvergunning voor brandveilig gebruik, maar verweerder heeft in dit verband in het bestreden besluit geen last opgelegd of anderszins een besluit genomen. Verweerder deelt daarin weliswaar mede dat het de gebruiksvergunning als vereiste stelt, maar deze mededeling is geen besluit. Nu verweerder over de last in relatie tot de gebruiksvergunning geen besluit heeft genomen, is het beroep ook hierom gegrond.
Wie dient opnieuw te beslissen?
10. Er dient naar aanleiding van het bezwaar van eiseres alsnog een heroverweging van het primaire besluit plaats te vinden en een nadere beslissing te worden genomen over het primaire besluit en de kostenverhaalsbeschikking. De burgemeester dient dit te doen, nu het bezwaar is gericht tegen een besluit van de burgemeester, en in ieder geval ten aanzien van de last in relatie tot de exploitatievergunning. Ook verweerder dient nog te beslissen op het bezwaar, namelijk voor zover het primaire besluit is genomen in verband met het ontbreken van de gebruiksvergunning, waarvoor verweerder bevoegd is. De burgemeester en verweerder dienen bij hun nadere besluiten niet alleen met de bezwaargronden, maar tevens met de in dit beroep aangevoerde gronden rekening te houden. Daarbij zou ook moeten worden betrokken welke betekenis het gedeelte van de last, inhoudende het indienen van een ontvankelijke aanvraag voor een exploitatievergunning respectievelijk gebruiksvergunning, heeft naast het gedeelte van de last, inhoudende “Het pand gelegen aan de [adres] sluiten”, en of het indienen van een vergunningaanvraag vóór 15 november 2018 voldoende was om feitelijke sluiting te voorkomen. Verweerder dient daarbij voorts te bezien - zoals ter zitting is gebleken beschikt eiseres inmiddels over een gebruiksvergunning - of door het nemen van een beslissing op het bezwaar over de gebruiksvergunning er geen sprake is van het opleggen van een last met terugwerkende kracht, hetgeen niet is toegestaan.
De burgemeester en/of verweerder dienen tevens te beslissen over een vergoeding van de door eiseres in bezwaar gemaakte proceskosten.
Nu de burgemeester geen partij is in het onderhavige beroep, zijn de in de hierna op te nemen beslissing geformuleerde opdrachten gericht tot verweerder. Een van deze opdrachten is dat verweerder, met het oog op een effectieve geschilbeslechting en de rechtszekerheid, deze uitspraak aan de burgemeester ter kennis brengt.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Niet gebleken is van overige door eisers in verband met het beroep gemaakte, voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een besluit te nemen op het bezwaar tegen het primaire besluit met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op deze uitspraak aan de burgemeester ter kennis te brengen;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.G.P.M. Zweipfenning, griffier, op 9 april 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken. .
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 9 april 2020

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.