ECLI:NL:RBLIM:2020:3310

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
30 april 2020
Zaaknummer
C/03/262992 / HA ZA 19-200
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake eigendom en erfdienstbaarheid tussen buren met betrekking tot perceelgrenzen en verjaring

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben twee partijen een geschil over de eigendom van een stuk grond en de daarbij behorende erfdienstbaarheid. De eiser in conventie, die samen met zijn medeeiseres de eigendom van een perceel grond claimt, stelt dat de erfgrens zoals weergegeven in de kadastrale grensconstructie van 6 februari 2019 de juridische erfgrens is. De gedaagden in conventie, die het stuk grond in gebruik hebben, betwisten dit en stellen dat zij door verjaring eigenaar zijn geworden van het grondstuk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kadastrale gegevens aangeven dat het grondstuk deel uitmaakt van het perceel van de eisers. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagden geen verjaring kunnen inroepen, omdat de eerdere eigenaar, [erflaatster], wist dat het grondstuk niet tot haar perceel behoorde. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers toegewezen, inclusief de ontruiming van het grondstuk door de gedaagden en de betaling van proceskosten. In reconventie hebben de gedaagden vorderingen ingediend die zijn afgewezen, waaronder de erkenning van een erfdienstbaarheid en schadevergoeding. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld in de proceskosten van zowel de conventionele als de reconventionele vorderingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/262992 / HA ZA 19-200
Vonnis van 29 april 2020
in de zaak van

1.[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1]2. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2]beiden wonende te [woonplaats 1] ,

eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. D.N. Lavain te [woonplaats 1] ,
tegen

1.[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1]

2. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2]
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. I.P. Sigmond te Heerlen.
Partijen worden hierna (in enkelvoud) [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] genoemd, tenzij expliciet anders vermeld.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 april 2019 met producties 1 tot en met 16,
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 6,
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 17 tot en met 28,
- de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] nagestuurde productie 29,
- het proces-verbaal van comparitie van 30 oktober 2019,
- de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] nagestuurde producties 7 tot en met 11,
- de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] nagestuurde productie 30,
- de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] nagestuurde producties 1 tot en met 28,
- het proces-verbaal van comparitie van 10 maart 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In conventie en in reconventie
2.1.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is sinds 13 augustus 2015 eigenaar van het perceel met de daarop aanwezigen woningen gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats 1] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft het perceel met de woningen gekocht van de erfgenamen van [erflaatster] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] woont in [woonplaats 2] .
2.2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft op 17 augustus 2017 gekocht en op 18 september 2017 geleverd gekregen het perceel met de daarop aanwezige woning aan de [adres 2] te [woonplaats 1] , van [naam verkoper] . [naam verkoper] is de zoon van [erflaatster] .
2.3.
Beide percelen, [adres 1] en [adres 2] , liggen naast elkaar.
2.4.
In de akte van levering van 18 september 2017 is vermeld dat [naam verkoper] het perceel voor een deel in eigendom verkregen heeft door een ruiling van gronden met toegift. Ten aanzien van de grensafscheiding tussen [adres 1] en [adres 2] staat opgenomen:
Verkoper staat niet in voor de correcte plaatsing van de erfafscheiding, met name m.b.t. het hekwerk aan de zijde van de belende woning [adres 1] . De kadastrale situatie is in deze bepalend.
Tevens is in de leveringsakte onder verwijzing naar de akte van ruiling van 30 mei 2001 een erfdienstbaarheid omschreven (productie 1 bij dagvaarding):
Tevens verklaarden de comparanten[de rechtbank: bedoeld zijn [naam verkoper] (als eigenaar van nummer [adres 2] ), als comparant A en mevrouw [erflaatster] , zijn moeder (als eigenaar van nummers [adres 1] ), als comparante B]
bij deze te vestigen – te eeuwigen dage en om niet – ten laste van het door comparante B verkregen gedeelte van het perceel [kadasternummer 1] ( [adres 1] ) als lijdend erf, en ten behoeve van het aan de comparant A resterend gedeelte van het perceel [kadasternummer 2] ( [adres 2] ) als heersend erf:de erfdienstbaarheid tot het hebben, houden, onderhouden en zonodig vernieuwen van:de thans aanwezige deur en het raam in de aanbouw en drie draai-kiepramen, waarvan zich er twee bevinden op de begane grond en een op de eerste verdieping.
2.5.
De kaart die gehecht is aan de akte van ruiling van 30 mei 2001 toont de volgende situatie van de ruiling (productie 6 bij dagvaarding):
Blijkens de akte van ruiling levert [naam verkoper] (nummer [adres 2] ) aan [erflaatster] (nummers [adres 1] ) het stuk aangeduid met de kruisarcering en [erflaatster] levert aan [naam verkoper] het stuk aangeduid met de streeparcering. Op 30 januari 2002 heeft de landmeter van het Kadaster het geruilde ingemeten en aangemerkt als eenduidende aanwijs (productie 7 bij dagvaarding).
2.6.
De kadastrale kaart ten tijde van de verkoop van nummer [adres 2] door [naam verkoper] aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toont de volgende situatie (productie 8 bij dagvaarding):
2.7.
Tussen beide percelen staat een erfafscheiding. Deze erfafscheiding staat niet op de kadastrale erfgrens.
2.8.
[naam 1] (verder: [naam 1] ) heeft in opdracht van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onder meer tot opdracht gekregen de op dat moment bestaande eigendomssituatie aan de hand van de kadastrale gegevens ter plaatse te bepalen en aan te geven. In de eindrapportage van 28 augustus 2018 staat, geciteerd voor zover hier van belang (productie 4 bij dagvaarding):
(…)
Zoals de meting duidelijk weergeeft staat de huidige erfafscheiding volledig op perceel (…) [adres 2] en niet op de kadastrale erfgrens.
(…)
Het verschil in oppervlakte tussen de huidige situatie en de werkelijke situatie (volgens kadastrale gegevens) bedraagt ca. 66 m2 ten nadele van het perceel [adres 2] .De erfgrens aan de rechterzijde van [adres 2] (richting nr. [adres 1] ) bevindt zich op ca. 83 cm van de gevel op het voorste deel van de woning. Vanaf het punt waar de zijgevel van [adres 2] iets naar links terugwijkt varieert het verschil van ca. 116 cm tot ca. 119 cm.
Aan de achterperceelgrens is er ook een verschil geconstateerd tussen het geplaatste hekwerk/erfafscheiding en de kadastrale grens, variërend van 63 cm tot 140 cm.
2.9.
Op 29 augustus 2018 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Maastricht, vonnis gewezen in een tussen partijen gevoerd kort geding (zaaknummer C/03/252575 / KG ZA 18-381), dat door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aanhangig was gemaakt. Aanleiding voor dit kort geding was dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in januari 2018 zonder voorafgaand overleg met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , een in een betonblok verankerde poort (stalen frame met houten planken) en een (houten) deurtje had geplaatst over de gehele breedte van de strook tussen de woningen nummer [adres 2] en nummer [adres 1] . Tussen partijen is discussie ontstaan over de eigendom van de strook grond langs de gevel van nummer [adres 2] en deel uitmakend van de oprit tussen nummer [adres 2] en de nummer [adres 1] . De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat niet gebleken is dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] door verjaring eigenaar is geworden. De voorzieningenrechter heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vervolgens - kort samengevat - veroordeeld de poort alsmede de betonblok te verwijderen en verwijderd te houden, voor zover deze zich bevinden op het [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in eigendom toebehorend stuk grond deel uitmakend van de oprit gelegen tussen [adres 2] en [adres 1] te [woonplaats 1] , alsmede [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeeld zich te onthouden van het gebruik van dit [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in eigendom toebehorend stuk grond (productie 12 bij dagvaarding).
2.10.
Op 23 november 2018 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaat Maastricht, vonnis gewezen in een tussen partijen gevoerd kort geding (zaaknummer C/03/256210 / KG ZA 18-589), dat door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aanhangig was gemaakt.
Aanleiding voor dit kort geding was de mening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zonder recht of titel gronden in bezit houdt die eigendom zijn van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat in die procedure niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op onrechtmatige wijze een stuk grond dat eigendom van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is in zijn bezit heeft, en heeft de vordering in conventie afgewezen (productie 13 bij dagvaarding).
2.11.
Op 16 januari 2019 heeft een grensreconstructie door het Kadaster plaatsgevonden. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] waren hierbij aanwezig (productie 14 bij dagvaarding). De meting van het Kadaster is als volgt:
2.12.
[naam 2] heeft in opdracht van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onderzocht of de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gerealiseerde zitkuil met keermuur een negatieve invloed heeft op de draagkracht van de bodem op onderhavig perceel. In het rapport van [naam 2] van 3 juni 2019 staat, geciteerd voor zover hier van belang:
Uitgaande van een rond kerend L-element van 1,5 meter hoog en een wanddikte van 0,08 meter. Dit op een voetplaat van 0,78 meter in dezelfde dikte én op die voetplaat een grondkolom van 1,42 meter (…) resulteert, in dit geval, in een maximale wrijving van 57 N/m.
Gezien de sondeerresultaten, welke aannemelijk representatief zijn voor de locatie, werden er vóór afgravingen conusweerstanden aangetroffen van 1-6 MPa in de eerste 2 meter min maaiveld. Hetgeen een bovengemiddelde weerstand / belasting impliceert. Met de sondeergegevens, de bovenstaande maximale wrijving en belasting kan een constructiebureau berekenen of de gekozen keerwanden voldoen en/of op welke afstand de belasting moet blijven.
2.13.
Ingenieur [naam ingenieur] stelt in zijn schrijven van 5 oktober 2019, op verzoek van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] opgesteld, ten aanzien van de belastbaarheid, het navolgende, geciteerd voor zover hier van belang:
De huidige situatie biedt, zelfs gemeten vanaf de paaltjes die het Kadaster tijdens de grensconstructie heeft geplaatst, niet dezelfde steun als in de oorspronkelijke situatie. De huidige biedt veel minder steun, waar volgen het grondmechanisch onderzoek door [naam 2] belastingen mogelijk waren van
1 - 6 MPa, ofwel 1000 - 6000 KN/m2.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] vorderen - na eisvermindering (proces-verbaal van 10 maart 2020) dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
1. voor recht verklaart dat de erfgrens zoals weergegeven in de kadastrale grensconstructie d.d. 6 februari 2019 (ingebracht als productie 14 bij dagvaarding) de juridische erfgrens is en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] derhalve eigenaar zijn van het stuk grond dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] in bezit althans in gebruik hebben.
2. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] hoofdelijk veroordeelt om binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis het bezit althans het gebruik van het stuk grond waarvan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] eigenaar zijn te beëindigen en het stuk grond te ontruimen, ontruimd te houden en het volledig ter vrije beschikking aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] te stellen, zulks op straffe van een verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] niet voldoet aan deze veroordeling, met een maximum van
€ 50.000,- althans zodanig te bepalen zoals het de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
3. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 2.129,61,- wegens de gemaakte kosten voor deskundige, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2018 althans datum dagvaarding, althans zodanig door de rechtbank in goede justitie te bepalen.
4. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 5000,- ten titel van schadevergoeding, althans een zodanig bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen.
5. althans zodanig in deze zaak bepaalt zoals het de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren,
Subsidiair
6. de erfgrens vaststelt en daartoe voor zoveel nodig een rechtbankdeskundige in te schakelen, kosten [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] , althans zodanig door de rechtbank in goede justitie te bepalen,
7. voor zoveel aan de orde [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] hoofdelijk veroordeelt om binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis het bezit althans het gebruik van het stuk grond waarvan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] eigenaar zijn te beëindigen en het stuk grond te ontruimen, ontruimd te houden en het volledig ter vrije beschikking aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] te stellen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] niet voldoen aan deze veroordeling, met een maximum van
€ 50.000,- althans zodanig te bepalen zoals het de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren,
8. voor zoveel aan de orde [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] veroordeelt tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 2.129,61,- wegens de gemaakte kosten voor deskundige, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2018, althans datum dagvaarding, althans zodanig door de rechtbank in goede justitie te bepalen,
9. voor zoveel aan de orde [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 5.000,- ten titel van schadevergoeding, althans een zodanig bedrag door de rechtbank in goede justitie te betalen,
10. althans zodanig in deze zaak te bepalen zoals he de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren,
Zowel primair als subsidiair
11. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis en indien voldoening binnen die termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis,
12. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] hoofdelijk veroordeelt in de nakosten.
3.2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] inbreuk maakt op het eigendomsrecht van een stuk grond dat behoort tot [eiser in conventie, verweerder in reconventie] perceel, ter grootte van
66 m2 (verder: het grondstuk) door het grondstuk in bezit te nemen. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft het grondstuk in bezit genomen, nadat hij van de makelaar heeft vernomen dat het perceel [adres 2] aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is verkocht. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] was ermee bekend dat de erfafscheiding niet op de juiste erfgrens was geplaatst en weigert vrijwillig mee te werken aan verplaatsing van de erfafscheiding op de correcte erfgrens.
3.3.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
3.5.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] vorderen dat de rechtbank bij vonnis:
Primair
voor recht verklaart dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] eigenaar zijn van de grond gelegen tussen bede panden tot aan de aanbouw van De [adres 2] en vanaf de aanbouw als erfgrens tussen beide percelen geldt het hekwerk tussen beide percelen zoals dat tot 1 mei 2018 stond,
Subsidiair
voor recht verklaart dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] [de rechtbank begrijpt gezien de gebezigde meervoudsvorm van het werkwoordwoord ‘hebben’ dat de advocaat ook [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] heeft willen vermelden maar vergeten lijkt te zijn haar te noemen] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] een erfdienstbaarheid hebben verkregen om over de volle breedte van de rond gelegen tussen beide panden tot aan de aanbouw in en uit te rijden met een voertuig alsmede te parkeren en zij vanaf de aanbouw kunnen in en uitrijden en parkeren op de thans aanwezige rijpaden,
Primair en subsidiair
- [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] veroordeelt om een dusdanige constructie aan te legen dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] conform oude situatie hun grond kunnen belasten tot minimaal 1Mpa. Dit op straffe van een dwangsom van € 500,- of in een goede justitie te bepalen bedrag per dag dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] dit nalaten vanaf een maand na betekening van het vonnis,
- [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] veroordelen tot het blinderen en gesloten houden van de raamopeningen gelegen tussen beide panden. Dit op straffe van een dwangsom van € 5000,- of een in goede justitie te bepalen bedrag per dag dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] dit nalaten vanaf een maand na betekening van het vonnis,
- [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.6.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van zowel het grondstuk als de erfdienstbaarheid sprake is van verjaring te goeder trouw in de zin van artikel 3:99 BW. [erflaatster] heeft vanaf 2003 het grondstuk in bezit genomen en gebruikt sindsdien het grondstuk door hier overheen te rijden. Het bezit van [erflaatster] is aan te merken als ondubbelzinnig: zij is zowel voor zichzelf en met uitsluiting van eenieder de grond gaan gebruiken als oprit. Als uitgangspunt heeft te gelden dat [erflaatster] te goeder trouw is geweest. Die feitelijke situatie is ongewijzigd aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in 2015 overgedragen.
Voorts stelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] grond heeft afgegraven - ten behoeve van de realisatie van een zitkuil - langs het perceel van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en daarmee steun heeft weggehaald die ze onvoldoende hebben ondervangen met de geplaatste keerwand. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wil zonder gevaar en risico met zijn voertuigen over het perceel kunnen rijden zoals hij voor het afgraven kon. Hij beroept zich daarbij op artikel 5:37 BW. Ook heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ramenopeningen aangebracht aan de zijde van de [adres 1] zonder dat sprake is van een daartoe strekkende erfdienstbaarheid.
3.7.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie

Het grondstuk
4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen ten aanzien van het grondstuk in conventie en in reconventie, zal de rechtbank deze vorderingen gezamenlijk beoordelen.
4.2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt eigenaar te zijn van het grondstuk, zich daarbij beroepend op de kadastrale meting, en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt eigenaar te zijn van het grondstuk, zich daarbij beroepend op de verkrijgende verjaring (artikel 3:99 BW) op grond waarvan de feitelijke grens ook de juridische grens is geworden.
4.3.
Ingevolge artikel 3:99 BW worden rechten op onroerende zaken voor een bezitter te goeder trouw verkregen door een onafgebroken bezit van 10 jaren. Een bezitter is te goeder trouw wanneer hij zich redelijkerwijs als rechthebbende mocht beschouwen (artikel 3:118 BW). Van goede trouw zal pas sprake zijn als de bezitter zijn vertrouwen baseerde op een inschrijving in de openbare registers. Daarmee heeft de verkrijgende verjaring de functie om gebreken te helen van een eerdere vestiging of verkrijging. Tussen partijen staat niet ter discussie dat volgens de kadastrale gegevens het grondstuk deel uitmaakt van het perceel [adres 2] . De rechtbank wijst daarbij nadrukkelijk op de rov. 2.4., 2.5. en 2.6. [erflaatster] wist, aangezien zij als rechthebbende betrokken was bij de ruiling, dat het grondstuk niet tot haar perceel en daarmee niet aan haar in eigendom toebehoorde. Daarmee heeft [erflaatster] zich niet als rechthebbende kunnen beschouwen. Van verjaring is dan ook geen sprake. Het grondstuk maakt deel uit van het perceel [adres 2] te [woonplaats 1] en het hierop rustende eigendomsrecht strekt zich dan ook over het grondstuk uit.
4.4.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft geen verweer gevoerd tegen de kadastrale grensconstructie van
6 februari 2019 (productie 14 bij dagvaarding).
4.5.
De door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevorderde verklaring voor recht dat de erfgrens zoals weergegeven in de kadastrale grensconstructie van 6 februari 2019 (ingebracht als productie 14 bij dagvaarding) de juridische erfgrens is en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] derhalve eigenaar zijn van het stuk grond dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] in bezit althans in gebruik hebben, zal dan ook worden toegewezen.
4.6.
De door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gevorderde verklaring voor recht eigenaar te zijn van het grondstuk wordt, gezien hetgeen in rov. 4.2. tot en met 4.5. bepaald, dan ook afgewezen.
4.7.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert ontruiming van het grondstuk op straffe van een dwangsom. Op het grondstuk staat, aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geplaatste poort (proces-verbaal
10 maart 2020). [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betwist dit niet. De gevorderde veroordeling tot ontruiming zal dan ook worden toegewezen zoals in het dictum bepaald. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als in het dictum vermeld.
4.8.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert de kosten gemaakt door [naam 1] van € 2.129,61 (productie 16 bij dagvaarding) voor het opmaken van het rapport (productie 4 bij dagvaarding, zie ook rov. 2.8.). [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat deze kosten nodeloos zijn gemaakt, omdat ze op geen enkele wijze bijdragen of konden bijdragen aan enige vaststelling, omdat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van meet af aan zich heeft verzet tegen een oordeel van dit bureau. Voorts zijn de kosten bovenmatig hoog, immers heeft het Kadaster zelf de meting gedaan voor € 950,-.
4.9.
Ingevolge artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW komen de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als vermogensschade in aanmerking. Onder deze bedoelde kosten vallen zowel expertisekosten als kosten van juridisch advies en verzameling van bewijs. Krachtens onder meer HR 18 februari 2005, NJ 2005, 216 (vergelijk ook HR 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:724) dient bij een vordering tot vergoeding van de gemaakte kosten voor een deskundigenrapport onderzocht te worden of de daaraan ten grondslag liggende stellingen kunnen leiden tot toewijzing daarvan. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft als grondslag aangevoerd dat deze kosten noodzakelijk waren om het onrechtmatig handelen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aan te tonen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft nagelaten dit onrechtmatig handelen nader te onderbouwen. Zo is niet gebleken dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] schade heeft ondervonden van het door hem gestelde onrechtmatig handelen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . De vordering wordt dan ook afgewezen.
4.10.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert voorts een bedrag van € 5.000,- aan schadevergoeding. Ter comparitie van 10 maart 2020 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als onderbouwing aangevoerd dat het bedrag van € 5.000,- een schatting is, en ziet op gederfd woongenot. Hij heeft drie jaar lang geen gebruik kunnen maken van het grondstuk. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft onrechtmatig jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gehandeld. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betwist dat sprake is van derving van woongenot. Van schade, vermogensschade of immateriële schade is niet gebleken. Het grondstuk lag, zoals er comparitie aangevoerd, open en bloot en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] had zelf ook het hekwerk kunnen wegnemen.
4.11.
In het licht van het verweer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn vordering tot schadevergoeding onvoldoende onderbouwd. Dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het grondstuk niet heeft gebruikt, wil nog niet zeggen dat hij daardoor ook schade door heeft geleden. De vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen.
In conventie
4.12.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] worden als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden tot op heden begroot op:
- kosten betekening dagvaarding € 103,10
- griffierecht € 914,-
- salaris advocaat
€ 1.629,- (3 punten x € 543,- tarief II)
In totaal: € 2.646,10,-
4.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten alsook de nakosten worden toegewezen als in het dictum bepaald.
In reconventie
De erfdienstbaarheid
4.14.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat [erflaatster] het grondstuk gebruikte door hier over heen te rijden en te parkeren. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist dat sprake is van verkrijgende verjaring van een erfdienstbaarheid. Niet alleen is er geen sprake van ondubbelzinnig bezit, maar moet ook noodzakelijk zijn dat de bezitter zich gedraagt alsof hij eigenaar is. Dit laatste is, aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet het geval geweest.
4.15.
Erfdienstbaarheden kunnen ontstaan door verjaring (artikel 5:72 BW). Verkrijgende verjaring van een erfdienstbaarheid ontstaat - het gaat hier immers om een recht dat gelijkgesteld dient te worden met de zaak waarop het rust - na tien jaar onafgebroken bezit te goeder trouw (artikel 3:99 BW). Evenals bij het grondstuk (rov. 4.3.) is voor de goeder trouw verreist dat de bezitter zich als rechthebbende beschouwde en zich ook redelijkerwijs als zodanig mocht beschouwen (artikel 3:118 BW). [erflaatster] wist, dan wel had op grond van de gegevens in de registers kunnen weten dat er geen erfdienstbaarheid ten behoeve van haar erf was gevestigd op grond waarvan zij gebruik mocht maken van het grondstuk. Het beroep op verjaring kan dan ook niet slagen, en de gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen.
De afgravingen
4.16.
Volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is de belasting ten gevolge van de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gedane afgravingen verminderd, en is sprake van gevaar en risico wanneer hij met voertuigen over zijn perceel rijdt. Hij verwijst in dit kader naar het rapport van [naam 2] (rov. 2.12.) en de brief van [naam ingenieur] (rov. 2.13.). Er is sprake van ontneming van steun (artikel 5:37 BW). [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist dat er sprake is van het onrechtmatig hinder toebrengen in de zin van artikel 5:37 BW. Het rapport van Aelsmans zegt niets over de belastbaarheid noch over enig (onrechtmatige) hinder noch over een gevaarlijke situatie. Iedere onderbouwing en bewijs van de metingen ontbreekt. De twee meetpunten op grond waarvan [naam 2] uitgaat van een belasting van 1 - 6 MPa van de grond voor de afgravingen, zijn zodanig ver van de keerwanden geplaatst dat alleen al daarom geen waarde kan worden gehecht aan de metingen.
Voorts stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat hij conform de bouwvergunning van 11 september 2018 heeft gebouwd, en dat bij de beoordeling van die vergunning de belastbaarheid van de gronden betrokken is (productie 21 bij conclusie van antwoord in reconventie). Hoewel een fundering van 30 cm is vereist, heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een fundering van 50 cm gestort. Ook is gebruik gemaakt van keerwanden die voldoen aan de hoogste standaard en geschikt zijn voor de juiste belastbaarheid ter plaatse. De leverancier van deze keerwanden heeft bij
e-mail van 12 november 2018 laten weten dat deze keerwanden een aslast van 10 ton aankunnen (productie 24 bij conclusie van antwoord in reconventie).
4.17.
Van hinder in de zin van artikel 5:37 BW kan sprake zijn wanneer door het handelen van de gebruiker van het ene perceel steun onttrokken wordt aan het andere erf. Of hinder onrechtmatig is, dient te worden beoordeeld aan de hand van de criteria van artikel 6:162 BW. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is het antwoord op de vraag afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval waaronder de plaatselijke omstandigheden.
4.18.
In het rapport van [naam 2] (2.12.) en de brief van [naam ingenieur] (2.13.) - wat daar verder ook van zij gezien het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevoerde verweer - staat dat, door de afgravingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het perceel van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet langer meer dezelfde steun biedt als het perceel dat deed voordat de afgravingen hebben plaatsgevonden. Uit het rapport noch uit de brief kan worden afgeleid dat deze gewijzigde steun op enigerlei wijze afbreuk doet aan de mogelijkheden waarop [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn oprit kan gebruiken. Anders gezegd: als al sprake is van vermindering van steun betekent dit nog niet zonder meer dat daarmee ook sprake is van schade aan het perceel, hetgeen is vereist om van onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:162 BW te kunnen spreken. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft - in het licht van het verweer van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] - onvoldoende onderbouwd dat sprake is van risico’s en gevaar ten gevolge van de afgravingen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vordering dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een dusdanige constructie dient aan te leggen dat de grond tot minimaal 1 Mpa belast kan worden, afgewezen dient te worden.
De ramen
4.19.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert het blinderen en gesloten houden van de raamopeningen die aanwezig zijn in de zijgevel van de woning van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Hiervoor is geen erfdienstbaarheid, en daarmee zijn de ramen in strijd met de wet. De erfdienstbaarheid zoals opgenomen in de ruilingsakte van 2001 ziet op de zuidelijke gevel van de aanbouw en de ramen in pand [adres 2] aan de zijkant. Ten aanzien van de zijgevel van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn thans twee ramen aanwezig in de aanbouw, twee ramen op de begane grond en één raam op de eerste verdieping. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat de ramen bij aankoop van de woning reeds aanwezig waren en dat de feitelijke situatie conform de erfdienstbaarheid in de ruilingsake is.
4.20.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] laat na zijn stelling dat de erfdienstbaarheid zoals in de ruilingsakte van 2001 opgenomen (2.4.) ziet op de zuidelijke gevel en niet op de zijgevel te onderbouwen. Daarmee blijft het bij een blote stelling. In het licht van hetgeen door Steven als verweer is aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn stelling onvoldoende heeft onderbouwd, en dient zijn vordering alleen al om die reden te worden afgewezen.
4.21.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden tot op heden begroot op € 1.629,- (3 punten x € 543,- tarief II onbepaalde waarde).
4.22.
De nakosten worden toegewezen als in het dictum bepaald.

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie
5.1.
verklaart voor recht dat de erfgrens zoals weergegeven in de kadastrale grensconstructie d.d. 6 februari 2019 (ingebracht als productie 14 bij dagvaarding) de juridische erfgrens is en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] derhalve eigenaar zijn van het stuk grond dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] in bezit althans in gebruik hebben,
5.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] hoofdelijk om binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis het bezit althans het gebruik van het stuk grond waarvan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] eigenaar zijn te beëindigen en het stuk grond te ontruimen, ontruimd te houden en het volledig ter vrije beschikking aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] te stellen, zulks op straffe van een verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag of dagdeel dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] niet voldoen aan deze veroordeling, met een maximum van
€ 25.000,-,
5.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] begroot op € 2.646,10,-, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis,
5.4.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] in de nakosten van deze procedure begroot op
€ 157,- indien geen betekening van dit vonnis plaatsvindt, dan wel € 246,- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen 14 dagen na de dag van deze uitspraak aan de hierbij uitgesproken veroordeling is voldaan en betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, te voldoen binnen 14 dagen na de dag van deze uitspraak,
5.5.
verklaart de veroordelingen onder rov. 5.2., 5.3. en 5.4. uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] begroot op € 1.629,-, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis,
5.9.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] in de nakosten van deze procedure, begroot op
€ 157,- indien geen betekening van dit vonnis plaatsvindt, dan wel € 246,- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen 14 dagen na de dag van deze uitspraak aan de hierbij uitgesproken veroordeling is voldaan en betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, te voldoen binnen 14 dagen na de dag van deze uitspraak,
5.10.
verklaart de veroordelingen onder rov. 5.8. en 5.9. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs en in het openbaar uitgesproken op
29 april 2020.