ECLI:NL:RBLIM:2020:3650

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
15 mei 2020
Zaaknummer
C/03/275980 / KG ZA 20-113
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.J.H.A. Venner-Lijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding betreffende eigendom en terugname van goederen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 15 mei 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee partijen, waarbij de eiser in conventie vorderingen heeft ingesteld tot terugname van een boot en bouwmaterialen. De eiser, handelend onder de naam [handelsnaam 1], stelde dat hij op basis van een consignatieovereenkomst goederen had ontvangen van de gedaagde, handelend onder de naam [handelsnaam 2], en dat hij recht had op terugname van deze goederen. De gedaagde betwistte echter de eigendom van de boot en de bouwmaterialen en voerde aan dat de eiser niet spoedeisend belang had bij zijn vorderingen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van de eiser niet toewijsbaar waren, omdat niet vaststond wie de eigenaar van de boot en de buitenboordmotoren was en omdat de inhoud van de consignatieovereenkomst niet voldoende was vastgesteld. De vorderingen in reconventie van de gedaagde, tot betaling van openstaande facturen, werden eveneens afgewezen. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/275980 / KG ZA 20-113
Vonnis in kort geding van 15 mei 2020
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
handelend onder de naam [handelsnaam 1] ,
wonend te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
advocaat mr. J. in ’t Ven;
tegen:
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
handelend onder de naam [handelsnaam 2] ,
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
advocaat mr. B.A.L.H. Robijns.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 10;
  • de op 9 april 2020 verzonden brief van de griffier aan de advocaten van partijen, waarbij deze heeft medegedeeld dat de rechter heeft beslist dat en hoe de zaak, gelet op de Corona-maatregelen, schriftelijk wordt behandeld;
  • de conclusie van antwoord in conventie/conclusie van eis in reconventie van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , met producties 1 t/m 5;
  • de conclusie van repliek in conventie/conclusie van antwoord in reconventie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , met producties 11 t/m 15;
  • de conclusie van dupliek in conventie/conclusie van repliek in reconventie van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , met producties 6 t/m 9;
  • de akte houdende uitlating producties in conventie en conclusie van dupliek in reconventie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , met productie 16 t/m 18.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

In conventie
2.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat hij op basis van een schriftelijke overeenkomst - die door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt aangeduid als consignatieovereenkomst - van 23 februari 2018, een samenwerking is aangegaan met [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Op basis daarvan heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] diverse bouwmaterialen aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geleverd, ten behoeve van de verkoop door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan derden. Die leveringen geschieden volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onder eigendomsvoorbehoud en de voorwaarde dat deze goederen pas door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betaald zouden worden, indien deze ook daadwerkelijk door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan een derde zijn verkocht.
2.2.
De consignatieovereenkomst luidt – voor zover te dezen van belang – als volgt:
“(…)De ondergetekenden:
1.
de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , eigenaar van [handelsnaam 1]en
2.
de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , eigenaar van [handelsnaam 2]
Hierna gezamenlijk ook te noemen:Partijen.
In aanmerking nemende dat:
[handelsnaam 2] zal de betalingstermijn van 14 dagen zoals vermeld op de facturen met betrekking tot de geleverde materialen niet hanteren.
De door [handelsnaam 1] verkochte materialen en welke dus niet meer op voorraad staan in het magazijn [adres] , zullen worden betaald op de desbetreffende facturen.
De materialen van [handelsnaam 2] die in het magazijn [adres] staan en nog niet gebruikt worden c.q. zijn door [handelsnaam 1] , moet men moet beschouwen als voorraad van [handelsnaam 2] . Deze gefactureerde materialen zijn namelijk geleverd ondereigendomsvoorbehoud.
Materialen die retour gaan naar [handelsnaam 2] zullen tegen de oorspronkelijk gefactureerde bedragen worden gecrediteerd.(…)”
2.3.
Nadat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ten onrechte van hem betaling van goederen verlangde die niet waren verkocht en die [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in overeenstemming met de consignatieovereenkomst wilde retourneren, heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij brief van 10 januari 2020 de gestelde consignatieovereenkomst opgezegd en de samenwerking tussen partijen beëindigd.
2.4.
Op grond van de opzegging van de consignatieovereenkomst dient [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de geleverde maar door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet-verkochte goederen terug te nemen en facturen ter zake die goederen te crediteren. Het betreft de goederen met de volgende factuurnummers: 20190081, 20190091, 20190095, 20190104, 20190105, 20190110 en 20190146.
2.5.
Ondanks vele verzoeken en sommaties en een eerdere toezegging, weigert [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de goederen terug te nemen en op te halen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat hij er belang bij heeft dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de goederen op korte termijn komt ophalen, omdat de goederen belangrijke opslagruimte in beslag nemen, die hij, [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , nodig heeft voor andere bedrijfsdoeleinden.
2.6.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt daarnaast dat partijen in maart 2019 mondeling zijn overeengekomen dat hij een boot met twee buitenboordmotoren van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in bewaring zou nemen. De boot en de buitenboordmotoren houdt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] opgeslagen in een opslagloods van zijn bedrijf. Volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] was de afspraak dat de bewaarneming slechts van korte duur zou zijn. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft er in de tweede helft van 2019 herhaaldelijk, maar tevergeefs, bij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op aangedrongen dat deze de boot en de buitenboordmotoren zou komen ophalen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat hij er belang bij heeft dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] die boot en de buitenboordmotoren op korte termijn komt ophalen, omdat hij de ruimte die deze innemen dringend nodig heeft voor zijn bedrijfsdoeleinden.
2.7.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dient volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] daarnaast een redelijk bewaarloon te betalen voor de bewaarneming van de boot en de motoren.
2.8.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert op grond van het vorenstaande dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] beveelt om binnen 24 uur na betekening van het vonnis:
de goederen zoals gefactureerd door middel van de als productie 4 in deze procedure door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] overgelegde facturen, terug te nemen, door deze feitelijk af te halen uit de bedrijfsloods van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ;
de in de bedrijfsloods van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voor [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gestalde boot met twee buitenboordmotoren af te halen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] hiermee in gebreke blijft,
althans een zodanige maatregel neemt als voorzieningenrechter in goede justitie meent te behoren.
2.9.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
2.10.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat hij, om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te helpen, nu deze zelf geen voorraad kon bestellen vanwege een eerder faillissement, goederen heeft besteld en deze bij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft laten bezorgen. Ten behoeve van de voorraad die door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is besteld, zijn partijen volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] overeengekomen dat de geleverde voorraad in consignatie bij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] werd geplaatst. Daarbij is door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] enkel gefactureerd wat door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is afgenomen.
2.11.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] achterstallig is met de betaling van een twaalftal facturen, tot een totaalbedrag van, door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] berekend, € 10.398,58. Het betreft volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de facturen met de volgende nummers en de volgende bedragen:
20190081 ten bedrage van € 1.012,04;
20190082 ten bedrage van € 246,54;
20190091 ten bedrage van € 461,01;
20190092 ten bedrage van € 782,81;
20190104 ten bedrage van € 1.304,68;
20190105 ten bedrage van € 782,81;
20190110 ten bedrage van € 782,81;
20190112 ten bedrage van € 1.096,46;
20190113 ten bedrage van € 1.117,47;
20190117 ten bedrage van € 2.019,79;
20190145 ten bedrage van € 332,47;
20190146 ten bedrage van € 469,69.
2.12.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt verder dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] hem opdracht heeft verstrekt om de hierboven (zie 2.6.) bedoelde boot en buitenboordmotoren voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te kopen op een veiling voor een bedrag van € 5.700,--. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft dat aankoopbedrag niet aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vergoed, zodat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] nog een vordering heeft ter hoogte van dat bedrag.
2.13.
Ten slotte stelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onrechtmatig handelt, door een vordering in te stellen die evident ongegrond is, nu deze is gebaseerd op onjuiste stellingen en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voorafgaand aan het instellen van de vordering wist dat deze stellingen kansloos waren.
2.14.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert op grond van het vorenstaande dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet zulks toelaat:
Primair:
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot betaling van de boot ten bedrage van € 5.700,--, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot betaling van de openstaande facturen, ten bedrage van € 10.398,58, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 20 februari 2020, althans te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening;
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 935,99 exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt in de werkelijke proceskosten, alsmede de nakosten zoals vermeld in artikel 237 lid 4 BW, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in verzuim is deze kosten te voldoen;
Subsidiair:
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot betaling van de boot ten bedrage van € 5.700,--, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot betaling van de openstaande facturen, ten bedrage van € 10.398,58, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 20 februari 2020, althans te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening;
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 935,99 exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt in de kosten van deze procedure, met inbegrip van de nakosten zoals vermeld in artikel 237 lid 4 BW, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in verzuim is deze kosten te voldoen;
2.15.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

In conventie

3.1.
Het meest verstrekkende verweer houdt in dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen spoedeisend belang bij zijn vorderingen heeft. Ten aanzien van de vordering die betrekking heeft op de boot en de buitenboordmotoren stelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zich op het standpunt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen belang bij zijn vordering heeft, omdat het zijn eigen boot betreft die op zijn eigen verzoek bij zijn bedrijfsruimte is afgeleverd. Ten aanzien van het overige - de voorzieningenrechter begrijpt de vordering ten aanzien van de bouwmaterialen - stelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zich op het standpunt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, omdat het een feit van algemene bekendheid is dat de markt vanwege de coronacrisis erg rustig is.
3.2.
Voor de beoordeling of er sprake is van een spoedeisend belang ten aanzien van de vordering betrekking hebbend op de boot en de buitenboordmotoren is niet relevant van wie die zaken zijn. Er moet bij de beoordeling van het spoedeisend belang juist veronderstellenderwijs worden uitgegaan van de juistheid van de stellingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Hij heeft dan ook een spoedeisend belang bij dit deel van de vordering.
3.3.
Ten aanzien van de vordering betrekking hebbend op de bouwmaterialen is de voorzieningenrechter van oordeel dat de spoedeisendheid is gegeven nu [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet hoeft te accepteren dat goederen die volgens hem eigendom van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn en die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] derhalve moet komen ophalen, bij hem opgeslagen blijven, totdat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bereid is die te komen ophalen.
Ten aanzien van de bouwmaterialen
3.4.
De voorzieningenrechter merkt inleidend op dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen vordering heeft ingesteld die correspondeert met zijn stelling dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een redelijk bewaarloon verschuldigd is voor de bewaarneming van de boot en de motoren. Derhalve zal de voorzieningenrechter aan die stelling voorbijgaan.
3.5.
Kennelijk stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich op het standpunt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gehouden was de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gekochte bouwmaterialen, die aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ter doorverkoop aan derden waren geleverd onder eigendomsvoorbehoud, terug te nemen, indien [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te kennen gaf die bouwmaterialen te willen retourneren. Voorts stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gehouden is die bouwmaterialen terug te nemen, omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de zogenaamde consignatieovereenkomst heeft opgezegd en derhalve gehouden is de aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geleverde doch door deze niet doorverkochte bouwmaterialen terug te nemen en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] daarvoor te crediteren.
3.6.
Wat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aanduidt als een consignatieovereenkomst is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen consignatieovereenkomst. Het kenmerk van een dergelijke overeenkomst is immers dat, betrokken op het onderhavige geval, [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in eigen naam en in opdracht van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bouwmaterialen verkoopt aan derden. Zoals [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het stelt, lijkt het er echter op dat hij niet in opdracht van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bouwmaterialen verkoopt, maar dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zelf ten behoeve van zijn eigen onderneming bouwmaterialen die hij van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] koopt, doorverkoopt, met dien verstande dat de aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geleverde bouwmaterialen onder eigendomsvoorbehoud worden geleverd en dat hij pas eigenaar van de bouwmaterialen wordt op het moment dat deze materialen door de derde koper aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden betaald.
3.7.
Uit de “Overeenkomst van geleverde materialen (consignatie)” die [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als productie 1 aan zijn dagvaarding heeft gehecht, blijkt niet met zoveel woorden dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gerechtigd is bouwmaterialen aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te retourneren. De overeenkomst spreekt alleen van:
“Materialen die retour gaan naar [handelsnaam 2] zullen tegen de oorspronkelijk gefactureerde bedragen worden gecrediteerd.”Dat lijkt te suggereren dat bouwmaterialen die door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn verkocht aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] kunnen worden geretourneerd, waarbij de oorspronkelijk verschuldigde koopprijs wordt gecrediteerd.
3.8.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft als verweer aangevoerd dat hij, om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te helpen, nu deze zelf geen voorraad kon bestellen vanwege een eerder faillissement, bouwmaterialen heeft besteld en deze bij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft laten bezorgen. Ten behoeve van de voorraad die door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is besteld, zijn partijen volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] overeengekomen dat de geleverde voorraad in consignatie bij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] werd geplaatst. Daarbij is door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] enkel gefactureerd wat door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is afgenomen.
3.9.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betwist de echtheid van de consignatieovereenkomst: bij de consignatieovereenkomst die hij gewend is aan te gaan, staat hij in de overeenkomst als consignatiegever bovenaan dus als eerste genoemd en niet als in de omstreden overeenkomst als tweede. Bovendien betwist hij de echtheid van de handtekening onder de overeenkomst.
3.10.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , staat het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in al zijn onderdelen gestelde niet voldoende vast: onduidelijk is wat partijen zijn overeengekomen. Dat vergt nader onderzoek en wellicht een bewijsopdracht, hetgeen het bestek van het kort geding te buiten gaat.
Ten aanzien van de boot en de twee buitenboordmotoren
3.11.
Uit het verweer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en de vordering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ten aanzien van de boot en de buitenboordmotoren in reconventie volgt dat in geschil is de relevante vraag van wie deze zaken zijn. Partijen stellen over en weer gemotiveerd – onder verwijzing naar getuigenverklaringen – dat de ander eigenaar is van deze zaken.
3.12.
In het kader van dit kort geding is niet vast te stellen wie eigenaar is van deze zaken. Dat zal door middel van bewijsvoering (door getuigen) moet worden vastgesteld. Dergelijke bewijsvoering gaat het bestek van een kort geding te buiten. De vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] moet derhalve worden afgewezen.
3.13.
Uit het vorenstaande volgt dat de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] moeten worden afgewezen en dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als de in het ongelijk gestelde partij moet worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
3.14.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] worden begroot op:
- griffierecht € 304,00;
- salaris advocaat €
980,00;
Totaal € 1.284,00.
In reconventie
Ten aanzien van de bouwmaterialen
3.15.
De rechtbank merkt op dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij conclusie van repliek in conventie/conclusie van antwoord in reconventie, onder overlegging van bankafschriften, heeft gesteld dat hij de facturen met de nummers 20190082, 20190112, 20190113, 20190117 en 20190145 inmiddels heeft betaald. Nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] deze betalingen heeft erkend, maar zijn vordering daaraan niet heeft aangepast, moet het deel van de vordering dat ziet op deze facturen worden afgewezen.
3.16.
Ten aanzien van de overige facturen heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het verweer gevoerd dat hij deze niet hoeft te betalen, omdat hij – behoudens ten aanzien van de facturen 20190092 en 20190110 – [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] telkens kenbaar heeft gemaakt de in die facturen genoemde bouwmaterialen niet te willen afnemen, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft verzocht de in die facturen in rekening gebrachte bouwmaterialen terug te nemen en de betreffende factuur te crediteren. Ten aanzien van de facturen 20190092 en 20190110 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aangevoerd deze facturen niet te kennen respectievelijk aangevoerd dat dubbel is gefactureerd en te betwisten de genoemde materialen te hebben ontvangen.
3.17.
Ook dit deel van de vordering moet worden afgewezen. Gelet op het verweer van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] kan niet, met een in kort geding benodigde mate van aannemelijkheid voor toewijzing van een geldvordering, worden geoordeeld dat deze vordering toewijsbaar is. Dat vereist bewijslevering die het bestek van een kort geding te buiten gaat. Aan de stelling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet tijdig zou hebben geklaagd (conclusie van repliek, randnummer 22) gaat de voorzieningenrechter als onvoldoende onderbouwd voorbij.
Ten aanzien van de boot en de twee buitenboordmotoren
3.18.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gemotiveerd betwist dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de boot en de twee buitenboordmotoren voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op een veiling heeft gekocht voor een bedrag van € 5.700,--. Hij stelt juist, onder verwijzing naar een overgelegde getuigenverklaring, dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] deze zaken aan hém heeft willen kopen, doch dat hij daarin niet geïnteresseerd was, en dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] deze zaken vervolgens bij hem in bewaring heeft gegeven.
3.19.
Gelet op deze gemotiveerde betwisting is de vordering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet voldoende aannemelijk en zal deze moeten worden afgewezen. In het kader van dit kort geding is niet vast te stellen of [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] deze zaken inderdaad voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op een veiling heeft gekocht en dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op grond daarvan de koopprijs nog is verschuldigd aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Dat zal door middel van nadere bewijsvoering (door getuigen) moet worden vastgesteld. Dergelijke bewijsvoering gaat het bestek van een kort geding echter te buiten.
Ten aanzien van de werkelijk gemaakte proceskosten
3.20.
De vordering tot vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten moet worden afgewezen. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft ten eerste niet onderbouwd hoe hoog die kosten zijn. Daarnaast volgt uit het feit dat de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in conventie zijn afgewezen niet, dat er sprake is van vorderingen die evident onjuist zijn nu deze evident ongegrond zijn en dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat voorafgaand aan het instellen van de vorderingen wist.
3.21.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat de vorderingen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] moeten worden afgewezen en dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten dient te worden veroordeeld.
3.22.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden begroot op:
- salaris advocaat
€ 490,00(factor 0,5 × tarief € 980,00);
Totaal € 490,00.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
In conventie
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot op heden begroot op € 1.284,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de dag waarop dit vonnis wordt gewezen tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
4.4.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
4.5.
wijst de vorderingen af;
4.6.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot op heden begroot op € 490,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de dag waarop dit vonnis wordt gewezen tot de dag van volledige betaling;
4.7.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT