Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding (inclusief usb-stick met geluidsopname)
- de conclusie van antwoord
- de mondelinge behandeling van 30 april 2020 met de pleitaantekeningen van mr. Paulissen.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter op 7 mei 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] betreffende een huurovereenkomst. [eiser] vorderde onder andere toegang tot de huurwoning en afgifte van zijn spullen, nadat [gedaagde] de sloten had vervangen en de toegang tot de woning had ontzegd. De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 30 april 2020, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren hebben gebracht. De kantonrechter oordeelde dat de primaire vordering van [eiser] niet geschikt was voor behandeling in kort geding, omdat er nader onderzoek naar de feiten nodig was om de rechtsgeldigheid van de huurovereenkomst vast te stellen. Dit betekende dat de kans op succes in een bodemprocedure niet voldoende was om de vordering in kort geding toe te wijzen. De subsidiaire vordering van [eiser] werd ook afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. Echter, de kantonrechter heeft wel geoordeeld dat [gedaagde] de spullen van [eiser] die hij erkende onder zich te hebben, moest teruggeven. De dwangsom voor deze afgifte werd vastgesteld op € 100,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.