In deze zaak heeft de kantonrechter op 25 mei 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. G.E.R. Ummelen, vorderde ontruiming van een appartement dat aan de huurder, vertegenwoordigd door mr. M.M.F. Starmans, was verhuurd. De huurder had een huurachterstand van vier maanden, wat resulteerde in een totale betalingsachterstand van € 1.560,00. De verhuurder stelde dat de huurder zijn betalingsverplichtingen niet nakwam en dat dit een zodanige tekortkoming was dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was.
De procedure begon met een dagvaarding op 4 mei 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 18 mei 2020. De kantonrechter oordeelde dat de verhuurder voldoende spoedeisend belang had bij zijn vorderingen en dat de huurachterstand van vier maanden een ernstige tekortkoming vormde. De rechter overwoog dat de huurder geen recht had op opschorting van zijn betalingsverplichtingen, ondanks zijn claims over het huurgenot en eerdere problemen met de verhuurder.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de huurder veroordeeld om binnen dertig dagen na betekening van het vonnis het appartement te ontruimen en de achterstallige huur van € 1.560,00 te betalen, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden eveneens aan de huurder opgelegd. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.