In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 8 juni 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werkneemster, die als leerkracht werkzaam was bij de Onderwijsstichting Movare, en haar werkgever. De werkneemster was formeel geschorst en werd niet meer toegelaten tot haar werkzaamheden, nadat zij in november 2019 arbeidsongeschikt was geraakt. De werkgever stelde dat de werkneemster onjuiste toetsresultaten had ingevoerd, wat leidde tot de schorsing en dreiging van ontslag op staande voet. De werkneemster vorderde in kort geding haar wedertewerkstelling en rehabilitatie, omdat de werkgever geen zwaarwichtig belang had gesteld om haar niet toe te laten tot het werk. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever, Movare, de werkneemster op grond van goed werkgeverschap de gelegenheid moest geven haar werkzaamheden te verrichten, en dat er geen zwaarwichtig belang was om dit te weigeren. De vordering tot wedertewerkstelling werd toegewezen, evenals een dwangsom voor het geval de werkgever in gebreke zou blijven. De vordering tot rehabilitatie werd afgewezen, omdat de werkneemster wel degelijk verwijtbaar had gehandeld door fouten te maken bij het invoeren van toetsresultaten. Movare werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten.