ECLI:NL:RBLIM:2020:4051

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 juni 2020
Publicatiedatum
8 juni 2020
Zaaknummer
8362574 CV EXPL 20-981
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wedertewerkstelling van een leerkracht na schorsing door onderwijsstichting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 8 juni 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werkneemster, die als leerkracht werkzaam was bij de Onderwijsstichting Movare, en haar werkgever. De werkneemster was formeel geschorst en werd niet meer toegelaten tot haar werkzaamheden, nadat zij in november 2019 arbeidsongeschikt was geraakt. De werkgever stelde dat de werkneemster onjuiste toetsresultaten had ingevoerd, wat leidde tot de schorsing en dreiging van ontslag op staande voet. De werkneemster vorderde in kort geding haar wedertewerkstelling en rehabilitatie, omdat de werkgever geen zwaarwichtig belang had gesteld om haar niet toe te laten tot het werk. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever, Movare, de werkneemster op grond van goed werkgeverschap de gelegenheid moest geven haar werkzaamheden te verrichten, en dat er geen zwaarwichtig belang was om dit te weigeren. De vordering tot wedertewerkstelling werd toegewezen, evenals een dwangsom voor het geval de werkgever in gebreke zou blijven. De vordering tot rehabilitatie werd afgewezen, omdat de werkneemster wel degelijk verwijtbaar had gehandeld door fouten te maken bij het invoeren van toetsresultaten. Movare werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8362574 CV EXPL 20-981
Vonnis van de kantonrechter in kort geding van 8 juni 2020
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. H.A.A. Berendsen,
tegen
de stichting
ONDERWIJSSTICHTING MOVARE,
gevestigd te Kerkrade,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. T.J.A. Iding.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en Movare genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 11 producties
  • de door [eisende partij] nagezonden productie 12
  • de twee door Movare ingezonden producties
  • de mondelinge behandeling op 25 mei 2020 waarbij pleitnota’s en een machtiging zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Movare is een onderwijsstichting die 46 scholen voor primair onderwijs in stand houdt in acht gemeentes binnen de provincie Limburg. [naam basisschool] te [plaats] is één van deze scholen.
2.2.
[eisende partij] , geboren op [geboortedatum] , is sinds 1977 in dienst van (de rechtsvoorganger van) Movare in de functie van leerkracht. Zij is werkzaam op [naam basisschool] als leerkracht van groep 8a.
2.3.
Op 18 november 2019 is [eisende partij] voor deze werkzaamheden uitgevallen wegens arbeidsongeschiktheid als gevolg van een gegeneraliseerde angststoornis. Sindsdien werkt zij op therapeutische basis en geeft [naam vervangster] als vervangster les aan groep 8a.
2.4.
[eisende partij] zal per 1 september 2020 met “keuzepensioen” gaan.
2.5.
In februari 2020 heeft [naam vervangster] een (cito)toets afgenomen bij de leerlingen van groep 8a. De resultaten van deze toets heeft [eisende partij] ingevoerd in het daarvoor bestemde computerprogramma genaamd LOVS.
2.6.
Op 13 februari 2020 hebben [naam vervangster] en [eisende partij] zeven oudergesprekken gevoerd over het aan de leerlingen geadviseerde vervolgonderwijs. De daarbij gegeven adviezen zijn (onder andere) gebaseerd op de door [eisende partij] ingevoerde toetsresultaten.
2.7.
Bij controle van de ingevoerde toetsresultaten is gebleken dat bij 18 leerlingen van groep 8a minder fouten waren ingevoerd dan [naam vervangster] op de toetsformulieren had vermeld.
2.8.
Op 14 februari 2020 heeft [naam directeur] , directeur van [naam basisschool] , [eisende partij] telefonisch medegedeeld dat zij op 17 februari 2020 werd verwacht op het bestuursbureau van Movare.
2.9.
Op 17 februari 2020 heeft [eisende partij] een gesprek gevoerd met [naam directeur] en de juridisch beleidsadviseur van Movare, mr. T. Iding. Tijdens dit gesprek hebben [naam directeur] en Iding geconcludeerd dat [eisende partij] op grote schaal onjuiste toetsresultaten heeft ingevoerd om de score van individuele leerlingen te verhogen. Zij hebben [eisende partij] toen medegedeeld dat de geconstateerde feiten reden zijn om haar op staande voet te ontslaan en haar verzocht om uiterlijk 20 februari 2020 schriftelijk te bevestigen dat zij vervroegd per 1 april 2020 (in plaats van 1 september 2020) met keuzepensioen gaat. Verder hebben zij haar medegedeeld dat, als zij niet voor die optie zou kiezen, Movare zal overgaan tot ontslag op staande voet.
2.10.
Bij brief van 17 februari 2020 heeft Movare aan [eisende partij] schriftelijk bevestigd wat [naam directeur] en Iding met haar hebben besproken.
2.11.
[eisende partij] heeft Movare bij e-mail van 20 februari 2020 (onder meer) medegedeeld dat zij niet akkoord is met het “naar voren halen” van haar keuzepensioen, dat er geen grond bestaat voor ontslag op staande voet en dat zij toegang wenst tot haar werkplek om verder te re-integreren op therapeutische basis.
2.12.
Op 20 februari 2020 heeft Movare een bericht gezonden aan de ouders van de leerlingen van groep 8a van [naam basisschool] . In dat bericht staat onder meer: “de leerkracht die verantwoordelijk is voor de onjuiste ingevoerde resultaten in het computersysteem is niet meer verbonden aan de school”.
2.13.
Bij e-mail van 21 februari 2020 heeft Movare aan [eisende partij] onder meer medegedeeld dat zij met onmiddellijke ingang geschorst is in afwachting van de uitkomsten van een nader te verrichten onderzoek.
2.14.
Bij e-mail van 27 februari 2020 heeft [eisende partij] Movare gesommeerd haar “aanstaande maandag” [toevoeging kantonrechter: 2 maart 2020] toe te laten tot haar werkzaamheden en haar verder te laten re-integreren op therapeutische basis.
2.15.
Bij e-mail van 4 maart 2020 heeft Movare aan [eisende partij] (onder meer) medegedeeld dat is besloten de arbeidsovereenkomst in stand te laten tot 1 september 2020 en dat [eisende partij] vrijgesteld wordt van het verrichten van haar werk en niet meer zal worden toegelaten tot het werk.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert bij wijze van onmiddellijke voorziening bij voorraad Movare te veroordelen:
tot wedertewerkstelling van [eisende partij] , binnen 48 uur na het te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag (dan wel een gedeelte van een dag) dat Movare daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van
€ 100.000,00;
tot volledige rehabilitatie van [eisende partij] binnen vijf werkdagen na het te wijzen vonnis door middel van een verklaring aan de ouders van de leerlingen van groep 8a “inhoudende dat [eisende partij] ten aanzien van het door Movare genomen besluit tot non-actiefstelling/schorsing geen enkel verwijt valt te maken en zij niet de verantwoordelijke leerkracht is die toetsresultaten op onjuiste wijze heeft ingevuld of opzettelijk onjuist heeft ingevuld, alsmede dat zij verbonden blijft aan de [naam basisschool] ”, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 1.000,00 per dag (dan wel een gedeelte van een dag) dat Movare daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 25.000,00;
tot betaling van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Movare voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang van [eisende partij] aannemelijk is. Dit vloeit voort uit de aard van de gevorderde voorzieningen.
de vordering tot wedertewerkstelling
4.2.
Partijen hebben gediscussieerd over de vraag of Movare [eisende partij] heeft geschorst. Aanvankelijk heeft Movare het standpunt ingenomen dat [eisende partij] niet was geschorst. Dit standpunt heeft zij niet langer gehandhaafd toen zij ter zitting werd gewezen op haar e-mail van 21 februari 2020 (zie 2.13).
4.3.
Het standpunt van [eisende partij] dat zij in strijd met de toepasselijke bepalingen in de cao voor het primair onderwijs is geschorst en nog steeds geschorst is, heeft Movare gepareerd met het verweer dat [eisende partij] sinds de e-mail van 4 maart 2020 niet meer geschorst is. Wat er ook verder zij van deze discussie, feit blijft dat Movare [eisende partij] tot de pensioendatum van 1 september 2020 niet meer wil toelaten tot haar werkzaamheden. Dat blijk immers ook uit de e-mail van 4 maart 2020.
4.4.
Uitgangspunt is dat een werkgever op grond van goed werkgeverschap (art. 7:611 BW) de werknemer de gelegenheid dient te geven de bedongen arbeid te verrichten. Slechts als de werkgever daarbij een zwaarwichtig belang heeft, kan hij de werknemer de mogelijkheid onthouden de overeengekomen arbeid te verrichten. Dat zwaarwichtige belang heeft Movare niet gesteld. Haar betoog dat (samengevat) inhoudt dat het gedrag van [eisende partij] eigenlijk tot ontslag op staande voet had moeten leiden, is op zichzelf genomen onvoldoende om een zwaarwichtig belang aan de kant van Movare te veronderstellen. Movare heeft er immers voor gekozen om [eisende partij] vanwege haar lange dienstverband en omdat [eisende partij] op korte termijn met pensioen gaat niet op staande voet te ontslaan. De consequentie van die keuze is dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen blijft bestaan tot 1 september 2020 en dat Movare als goed werkgever in beginsel [eisende partij] dient toe te laten tot haar werkzaamheden. Movare heeft verder niet uitgelegd waarom in het licht van de gebeurtenissen omtrent het invoeren van de toetsresultaten het van haar niet langer gevergd kan worden om [eisende partij] toe te laten tot haar werkzaamheden.
4.5.
Movare heeft wel nog betoogd dat [eisende partij] geen belang heeft bij de gevorderde wedertewerkstelling omdat zij als gevolg van een te volgen behandeling niet in staat zal zijn (aangepaste) werkzaamheden te verrichten. [eisende partij] heeft dat echter betwist. Omdat Movare dit standpunt verder niet met stukken heeft onderbouwd, moet het er naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor worden gehouden dat [eisende partij] wel degelijk in staat zal zijn in aangepast werk te hervatten.
4.6.
Uit voorgaande overwegingen volgt dat de gevorderde wedertewerkstelling zal worden toegewezen. De door [eisende partij] daaraan gekoppelde dwangsom zal eveneens worden toegewezen.
de gevorderde rehabilitatie
4.7.
De discussie tussen partijen over de vraag hoeveel fouten [eisende partij] heeft gemaakt en of zij die fouten opzettelijk heeft gemaakt, hoeft bij de beoordeling van de gevorderde rehabilitatie niet nader besproken te worden. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting staat immers wel vast dat [eisende partij] bij het invullen van de toetsresultaten fouten gemaakt heeft. Enig verwijt kan [eisende partij] daar zeker van gemaakt worden, ook als zij de fouten onopzettelijk heeft gemaakt en het slechts enkele fouten betreft. Hieruit volgt dat de gevorderde rehabilitatie die onder meer behelst dat haar “geen enkel verwijt valt te maken” reeds om die reden niet kan worden toegewezen.
de proceskosten
4.8.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Movare worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eisende partij] tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 105,50
  • griffierecht € 83,00
  • salaris gemachtigde
Totaal: € 908,50
De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf de achtste dag na betekening van dit vonnis tot de dag van betaling.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Movare tot wedertewerkstelling van [eisende partij] op therapeutische basis in het kader van haar re-integratie in haar functie van leerkracht van groep 8a op [naam basisschool] , binnen 48 uur na heden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag, dan wel een gedeelte van de dag, dat Movare in gebreke blijft om hieraan te voldoen, tot een maximumbedrag van € 100.000,00,
5.2.
veroordeelt Movare tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eisende partij] tot op heden begroot op € 908,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de achtste dag na betekening van dit vonnis tot de dag van betaling,
5.3.
verklaart de onderdelen 5.1. en 5.2. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW