[eiseres, verweerster in het incident] vordert in de hoofdzaak dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de overeenkomst buitengerechtelijk is vernietigd, althans deze
in rechte ex art. 6:193j (zoals de rechtbank “139j” leest) lid 3 BW vernietigt, althans voor recht verklaart dat F1 onrechtmatig heeft gehandeld, zodat F1 gehouden is de door [eiseres, verweerster in het incident] betaalde bedragen terug te betalen althans de geleden schade te vergoeden;
II. F1 veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres, verweerster in het incident] te betalen € 58.250,- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover te rekenen vanaf 2 mei 2019;
III. F1 veroordeelt in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen indien
conservatoir beslag wordt gelegd de werkelijke kosten daarvan die nog nader zullen worden
opgegeven, alsmede in de kosten die na het vonnis kunnen ontstaan, te begroten op € 131,- aan salaris advocaat en ten slotte nog te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening
van de uitspraak heeft plaatsgevonden en F1 niet binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
IV. met afgifte van een gewaarmerkte Europese Executoriale Titel (EET) die in Cyprus ten
uitvoer kan worden gelegd.
[eiseres, verweerster in het incident] legt hieraan ten grondslag dat de overeenkomst die zij met F1 heeft gesloten, tot stand is gekomen als gevolg van onrechtmatig handelen zijdens F1, in het bijzonder een oneerlijke handelspraktijk.