Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/702598-18
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 juni 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. Th. Boumans, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.
1.Het onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 juni 2020. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2.De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:alleen of met (een) andere(n
) primair[slachtoffer] heeft gegijzeld,
subsidiair[slachtoffer] opzettelijk van zijn vrijheid heeft beroofd,
meer subsidiairheeft geprobeerd [slachtoffer] af te persen;
) primair[slachtoffer] heeft gegijzeld,
subsidiair[slachtoffer] opzettelijk van zijn vrijheid heeft beroofd,
meer subsidiairheeft geprobeerd [slachtoffer] af te persen;
feit 2:een voorwerp dat voor wat betreft de vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
feit 3:een pepperspraybusje voorhanden heeft gehad.
3.De beoordeling van het bewijs
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat ten aanzien van feit 1 het subsidiair tenlastegelegde bewezen wordt verklaard. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is gelet op de (aanvullende) aangifte van het slachtoffer, die ondersteund wordt door camerabeelden. Voorts acht de officier van justitie in dat kader het proces-verbaal van de politie van belang waarin de gemoedstoestand van het aangever wordt omschreven, alsmede de verklaring die hij vlak na het tenlastegelegde feit aan de verbalisanten aflegt. De officier hecht geen belang aan de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] aangezien de getuige [getuige 1] een knipperlichtrelatie had met het slachtoffer en voornoemde getuigen contact met elkaar hebben gehad, waardoor zij hun verklaringen op elkaar hebben kunnen afstemmen.
Ten aanzien van feit 2 en 3 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard gelet op het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (doorzoeking in de woning waar de verdachte stond ingeschreven), het proces-verbaal van onderzoek imitatievuurwapen en het proces-verbaal bevindingen beschrijving pepperspray busjes.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman vrijspraak bepleit aangezien de verdenking enkel en volledig gebaseerd is op de verklaringen van de aangever [slachtoffer] . Volgens de raadsman zijn deze verklaringen onbetrouwbaar. De raadsman acht deze verklaringen onder andere onbetrouwbaar omdat er discrepanties in zitten. Voor het overige bevinden zich in het dossier enkel stukken die zien op de omstandigheden
buitende loods; wat zich
inde loods heeft afgespeeld blijkt nergens anders uit.
buitende loods; wat zich
inde loods heeft afgespeeld blijkt nergens anders uit.
Ten aanzien van feit 2 en 3 vordert de raadsman eveneens vrijspraak aangezien onvoldoende uit het dossier blijkt dat dat de verdachte woonde op het adres waar het imitatievuurwapen en de pepperspray busjes werden aangetroffen en in beslag genomen. In de kennisgeving van inbeslagneming ten aanzien van voornoemde voorwaarden wordt vermeld dat de verdachte woont op een ander adres dan waar de voorwerpen worden aangetroffen. Gelet op de vindplaats van de betreffende voorwaarden in de woning en het feit dat meerdere mensen in de woning waren ingeschreven blijkt voorts niet uit het dossier dat de verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had over de voorwerpen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feit 1
Inleiding
Op grond van de stukken uit het dossier stelt de rechtbank vast dat op 21 december 2017 [slachtoffer] aanwezig is geweest in een loods in Heerlen. Na enkele uren heeft [slachtoffer] de loods verlaten. Een en ander blijkt ook uit camerabeelden die onderdeel uitmaken van het dossier.
Ook stelt de rechtbank vast dat, toen [slachtoffer] de loods verliet, hij letsel aan onder meer zijn gezicht had.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij met (onder andere) de verdachte in het busje zat en naar de loods werd gebracht. Hij was niet vrij de loods te verlaten maar werd tegen zijn wil binnengehouden in de loods. Ook verklaart [slachtoffer] dat hij in de loods meerdere malen geslagen is, ook door de verdachte. [slachtoffer] stelt daardoor letsel te hebben opgelopen. Op een onbewaakt ogenblik weet hij de loods te verlaten, aldus [slachtoffer] .
Overwegingen rechtbank
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 ten laste gelegde strafbare feiten. Het daarvoor noodzakelijke, de verklaringen van [slachtoffer] ondersteunend bewijsmateriaal, biedt het dossier namelijk niet. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Zo bevindt zich in het dossier een verklaring van de getuige [getuige 1] die verklaart dat [slachtoffer] al voordat hij in de loods was letsel had en ook dat hij niet erger of meer letsel had nadat hij in de loods was geweest. Het dossier bevat daarnaast geen actuele medische verklaring omtrent de ouderdom van het letsel van [slachtoffer] ten tijde van zijn eerste verklaringen bij de politie. Daardoor kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat het letsel ook daadwerkelijk is ontstaan op het moment dat [slachtoffer] in de loods was.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen reden aan de verklaring van [getuige 1] te twijfelen. Het enkele feit dat [getuige 1] de ex-partner van [slachtoffer] is, is hiervoor onvoldoende. Bovendien kan voor de verklaring van [getuige 1] steun worden gevonden in de verklaring van de getuige [getuige 2] , die in soortgelijke zin als [getuige 1] verklaart.
De verklaring van de getuige [getuige 3] omtrent de gemoedstoestand van [slachtoffer] (te weten dat [slachtoffer] in paniek vanuit de richting van de loods kwam gerend) biedt onvoldoende steun voor de stelling van de officier van justitie dat [slachtoffer] in de loods tegen zijn wil is vastgehouden en aldaar is mishandeld. Dit omdat er bij de rechtbank twijfels bestaan over eventuele conclusies die verbonden kunnen worden aan voornoemd gedrag van [slachtoffer] . In dat kader verwijst de rechtbank naar de gang van zaken tijdens het eerste verhoor van [slachtoffer] bij de rechter-commissaris op 30 augustus 2018, welk verhoor –zoals door de officier van justitie ter terechtzitting uitdrukkelijk is aangegeven- ook als gevoegd in de zaak van verdachte moet worden beschouwd.
Gelet op het vorenstaande en aangezien in het dossier geen andere stukken aanwezig zijn die nader bewijs vormen ter onderbouwing van de verklaring van [slachtoffer] over wat zich
inde loods heeft afgespeeld, acht te rechtbank het feit zoals tenlastegelegd onder 1 (zowel primair, als subsidiair en meer subsidiair) onvoldoende wettig en overtuigend bewezen.
inde loods heeft afgespeeld, acht te rechtbank het feit zoals tenlastegelegd onder 1 (zowel primair, als subsidiair en meer subsidiair) onvoldoende wettig en overtuigend bewezen.
Nog los van het vorenstaande geldt dat indien en voor zover het feitencomplex zoals omschreven in de tenlastelegging (primair) bewezen zou kunnen worden verklaard, dit niet leidt tot een strafbaar feit. Voor strafbaarheid op grond van artikel 282a Wetboek van Strafrecht is immers vereist dat “een ander” dan de gegijzelde (en dus een ander dan [slachtoffer] ) gedwongen moet worden iets te doen. Nu de tenlastelegging spreekt van het dwingen van [slachtoffer]
zelfkan dit niet leiden tot strafbaarheid op grond van artikel 282a Wetboek van Strafrecht.
zelfkan dit niet leiden tot strafbaarheid op grond van artikel 282a Wetboek van Strafrecht.
3.3.2
Feit 2 en 3
Inleiding
Op grond van de stukken uit het dossier stelt de rechtbank vast dat in de woning aan de [adresgegevens verdachte] een imitatievuurwapen, zijnde een voorwerp in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie, is aangetroffen. Voorts zijn aldaar 4 spuitbusjes pepperspray, zijnde voorwerpen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II, onder 6e van de Wet wapens en munitie, aangetroffen. Vast staat dat de verdachte ten tijde van het aantreffen van de wapens op dat adres stond ingeschreven samen met zijn partner [naam partner] en 2 kinderen.
Overwegingen rechtbank
Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte ook daadwerkelijk op het adres aan de [adresgegevens verdachte] verbleef. De rechtbank acht enkel op basis van de gegevens uit de GBA onvoldoende wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte deze voorwerpen voorhanden had als bedoeld in artikel 13 en 26 van de Wet wapens en munitie. Gelet op de plekken waar de voorwerpen zijn aangetroffen en het gegeven dat noch verdachte noch de overige bewoners met betrekking tot deze voorwerpen zijn gehoord, kan niet vastgesteld worden dat verdachte over de voorwerpen kon beschikken, dan wel dat hij daaromtrent wetenschap had.
De rechtbank zal verdachte derhalve eveneens van het onder 2 en 3 tenlastegelegde vrijspreken.
4.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.001,40 (€ 1.000,00 immateriële schade en € 1,40 materiële schade) ter zake van feit 1.
De officier van justitie acht de gehele vordering toewijsbaar. Gelet op de aard van het feit acht zij de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk en voldoende onderbouwd.
De raadsman heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering aangezien hij vrijspraak heeft bepleit.
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte voor feit 1 zal worden vrijgesproken, kan de benadeelde partij niet in zijn vordering worden ontvangen. De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk in de vordering verklaard.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal deze worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
5.De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering;
- veroordeeld de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. F.L.G. Geisel en mr. C.J.M. Brands, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juni 2020.
Buiten staat
Mr. F.L.G. Geisel is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 december 2017 te in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door:
die [slachtoffer] in een auto mee te nemen en/of (vervolgens) naar een garage en/of loods te rijden en/of
(vervolgens) die [slachtoffer] te dwingen een garage en/of loods binnen te gaan en/of
(vervolgens) die [slachtoffer] tegen zijn wil in die die garage en/of loods (vast) te houden, althans aan te geven dat die [slachtoffer] die garage en/of loods niet mag verlaten en/of
die [slachtoffer] te verzoeken om een geldbedrag van 6000 euro te betalen en/of
die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "We gaan je kapot maken, we gaan je martelen en slaan je kop in", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
die [slachtoffer] op/tegen het hoofd en/of (een ander deel van) het lichaam te slaan, stompen, schoppen en/of trappen,
een en ander met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten een geldbedrag van 6000 euro af te geven;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 21 december 2017 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door:
die [slachtoffer] in een auto mee te nemen en/of (vervolgens) naar een garage en/of loods te rijden en/of
(vervolgens) die [slachtoffer] te dwingen een garage en/of loods binnen te gaan en/of
(vervolgens) die [slachtoffer] tegen zijn wil in die die garage en/of loods (vast) te houden, althans aan te geven dat die [slachtoffer] die garage en/of loods niet mag verlaten en/of
die [slachtoffer] te verzoeken om een geldbedrag van 6000 euro te betalen en/of
die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "We gaan je kapot maken, we gaan je martelen en slaan je kop in", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
die [slachtoffer] op/tegen het hoofd en/of (een ander deel van) het lichaam te slaan, stompen, schoppen en/of trappen;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 21 december 2017 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 6000 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s):
die [slachtoffer] op/tegen het hoofd en/of (een ander deel van) het lichaam heeft geslagen, gestompt, geschopt en/of getrapt en/of
die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "We gaan je kapot maken, we gaan je martelen en slaan je kop in", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 26 januari 2018 te Hoensbroek, gemeente Heerlen, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een voorwerp dat voor wat betreft de vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen (pistool van het merk Walther, type P38) voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 26 januari 2018 te Hoensbroek, gemeente Heerlen, een pepperspraybusje, genaamd Protect (Pfefferspray) Anti Dog, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;