In deze zaak heeft de kantonrechter op 24 juni 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], handelend als bewindvoerder over [onderbewindgestelde], en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De eiseres vorderde een veroordeling tot herstel van gebreken aan de elektrische installatie en de meterkast in de gehuurde woning, alsook betaling van proceskosten. De procedure volgde op een huurovereenkomst die op 1 januari 2017 was gesloten, waarbij de Huurcommissie eerder had vastgesteld dat de elektrische installatie niet voldeed aan de veiligheidsnormen. Ondanks herhaalde verzoeken om herstel door de eiseres, waren de gedaagden niet volledig ingegaan op deze verzoeken, wat leidde tot de vordering in kort geding.
De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er geen spoedeisend belang was bij de vordering van de eiseres. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat de gedaagden meerdere pogingen hadden ondernomen om een afspraak te maken voor herstel, maar dat de onderbewindgestelde niet beschikbaar was. De rechter concludeerde dat de eiseres en de onderbewindgestelde de uitkomst van een bodemprocedure konden afwachten, waardoor de vorderingen werden afgewezen. Tevens werd de eiseres veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die op € 720,00 werden vastgesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.