ECLI:NL:RBLIM:2020:4581

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
8517047 CV EXPL 20-2178
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.J.H.A. Venner-Lijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over huurachterstand en ontruiming van woonruimte onder beschermingsbewind

In deze zaak heeft de kantonrechter op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en Bureau Inkomensbeheer Brunssum B.V. (BIB q.q.), die als bewindvoerder optreedt voor de rechthebbende. De eiser vorderde ontruiming van een kamer die verhuurd was aan de rechthebbende, die onder bewind was gesteld. De huurovereenkomst was op 13 mei 2019 gesloten, maar de rechthebbende had sinds december 2019 geen huur meer betaald, wat leidde tot een huurachterstand van zeven maanden. De kantonrechter oordeelde dat de eiser voldoende spoedeisend belang had bij de gevorderde ontruiming, gezien de aanzienlijke huurachterstand en het feit dat de rechthebbende geen rechtsgrond had om de huurbetalingen te staken. De rechter wees de vorderingen van de eiser toe, inclusief de ontruiming van de kamer binnen een maand na betekening van het vonnis en de betaling van de achterstallige huur. BIB q.q. werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van tijdige huurbetalingen en de gevolgen van het niet nakomen van huurverplichtingen, vooral in situaties van beschermingsbewind.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8517047 \ CV EXPL 20-2178
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 25 juni 2020
in de zaak van:
[eiser] ,
wonend [adres 1] ,
[woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. R.M.I. Cornelissen,
tegen:
BUREAU INKOMENSBEHEER BRUNSSUM B.V.,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [rechthebbende] ,
kantoor houdend te 6440 AD Brunssum, correspondentieadres Postbus 164,
gedaagde,
in rechte vertegenwoordigd door G. van Reenen, bewindvoerder.
Partijen zullen hierna [eiser] , BIB q.q. en [rechthebbende] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 3
- de mondelinge behandeling van 11 juni 2020 waarbij [naam collega] , collega van en gevolmachtigd door [eiser] , bijgestaan door mr. Cornelissen voornoemd en
G. van Reenen, de bewindvoerder van [rechthebbende] bij BIB q.q., zijn verschenen.
1.2.
BIB q.q. is voor en namens de rechthebbende [rechthebbende] in rechte verschenen en heeft als formele procespartij te gelden waardoor [eiser] BIB q.q. niet bij aparte dagvaarding in het geding hoeft te betrekken.
1.3.
Ter mondelinge behandeling heeft [eiser] zijn eis gewijzigd in die zin dat voor het gevorderde van “ [rechthebbende] ” gelezen dient te worden van “BIB q.q.” Met deze wijziging van eis heeft BIB q.q. ingestemd.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft met [rechthebbende] een schriftelijke huurovereenkomst gesloten op grond waarvan [rechthebbende] per 13 mei 2019 voor onbepaalde tijd van [eiser] de onzelfstandige woonruimte, een kamer (verder: kamer 8) in het pand staande en gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats 2] tegen een bij vooruitbetaling maandelijks verschuldigd bedrag van € 395,00 bestaande uit € 300,00 huur en € 95,00 gas, water en elektriciteit. Op deze overeenkomst zijn de “Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Woonruimte” van toepassing.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 1 mei 2020 zijn de goederen van [rechthebbende] onder bewind gesteld met benoeming van BIB q.q. tot bewindvoerder.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van BIB q.q.:
- kamer 8, gelegen in het pand aan de [adres 2] te [woonplaats 2] , binnen twee dagen na betekening van het vonnis, althans een in goede justitie te bepalen termijn, met al de zijnen volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van [eiser] te stellen en vervolgens deze verlaten en ontruimd te houden;
- tot betaling van € 2.370,00, bestaande uit de achterstallige huurpenningen tot en met mei 2020, te vermeerderen met de contractueel overeengekomen rente van 1% per maand, althans te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf de vervaldata van de respectieve huurtermijnen;
- tot betaling van € 395,00 aan huurpenningen per maand vanaf juni 2020 tot aan de dag waarop de huurovereenkomst rechtsgeldig tot een einde komt althans tot op de dag waarop de ontruiming van het gehuurde zal plaatsvinden;
- tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [rechthebbende] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een door hem aangegane verplichting (de tijdige betaling van de huur) uit de huurovereenkomst.
3.3.
BIB q.q. heeft de door [eiser] gestelde spoedeisendheid noch de huurachterstand op de datum van dagvaarding en berekend van december 2019 tot en met mei 2020 betwist. BIB q.q. voert enkel verweer tegen de gevorderde ontruiming
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag of [eiser] voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen dient te worden beantwoord aan de hand van de afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. Voor toewijzing van de gevorderde ontruiming dient de hoogte van de huurachterstand ernstig genoeg te zijn. Aangezien een ontruiming een ingrijpende - en in de praktijk vaak een definitieve - maatregel is, worden bij deze beoordeling alle betrokken belangen in ogenschouw genomen.
4.2.
BIB q.q. voert aan dat zij recent (per 1 mei 2020) tot bewindvoerder over de goederen van [rechthebbende] is benoemd. Zij heeft vanaf haar benoeming [rechthebbende] slechts eenmaal gezien waardoor zij zich nog geen duidelijk (financieel) beeld over het vermogen van [rechthebbende] heeft kunnen vormen. [rechthebbende] heeft weliswaar een beheerrekening bij haar maar dient zich voor een bijstandsuitkering tot de gemeente te wenden. BIB q.q. wil [rechthebbende] daarbij helpen maar krijgt net als [eiser] moeilijk contact met [rechthebbende] . Indien de gemeente een bijstandsuitkering aan [rechthebbende] toekent, dan kan BIB q.q. de lopende huur betalen. Gelet op de schuldenlast van [rechthebbende] , die tussen € 15.000,00 en € 20.000,00 ligt, wil BIB q.q. graag een paar maanden respijt om te kunnen onderzoeken of een regeling met [eiser] ter zake het inlopen van de huurachterstand mogelijk is en verzet zij zich tegen de gevorderde ontruiming.
4.3.
[eiser] voert nog aan dat hij meerdere panden bezit die hij aan mensen met problematische schulden verhuurt. Wat [rechthebbende] betreft heeft zijn collega [naam collega] voor [rechthebbende] bemiddeld voor het instellen van een bewind en contact met de gemeente opgenomen voor de aanvraag van een bijstandsuitkering voor [rechthebbende] maar [rechthebbende] is niet op de gemaakte afspraak bij de gemeente verschenen. De door [rechthebbende] betaalde huurpenningen storneerde [rechthebbende] achteraf zelf zodat er feitelijk geen huur is betaald en ook de betalingstoezeggingen kwam [rechthebbende] niet na. Indien hij BIB q.q. enige maanden respijt zou geven, loopt de huurachterstand, die thans uit zeven maanden bestaat, alleen maar op en gelet op het feit dat hij het gehuurde niet aan anderen met problematische schulden kan verhuren en huurinkomsten voor het gehuurde derft, heeft hij mede de ontruiming gevorderd. [eiser] staat open voor een regeling voor het inlopen van de huurachterstand en zegt toe dat als die regeling er komt hij niet tot ontruiming zal overgaan. Het probleem is dat [rechthebbende] niet actief meewerkt en gelet hierop vraagt hij vonnis zodat hij jegens [rechthebbende] een stok achter de deur heeft wat de ontruiming betreft.
4.4.
Nu gesteld noch gebleken is dat [rechthebbende] een rechtsgrond heeft om zijn huurbetalingsverplichting niet na te komen, is [rechthebbende] jegens [eiser] tekortgeschoten in de nakoming van die verbintenis, in een omvang en gedurende een tijd die in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zouden rechtvaardigen. Uit de stellingen van partijen blijkt dat sedert december 2019 sprake is van het niet betalen van de huur en voorschotten gas, water en elektriciteit. Aangezien betwijfeld kan worden dat eerstdaags wel tot betaling wordt overgegaan en BIB q.q. over een restitutierisico niets heeft aangevoerd en het spoedeisend belang onweersproken heeft gelaten, staat vast dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn geldvorderingen en liggen deze voor toewijzing gereed.
4.5.
Wat de gevorderde ontruiming betreft, ligt het op de weg van BIB q.q. om bijzondere omstandigheden te stellen (en bij betwisting te bewijzen) die tot de conclusie kunnen leiden dat genoemde tekortkoming gezien haar bijzondere aard of betekenis de (ontbinding en de daaraan verbonden) ontruiming niet rechtvaardigt. Zulke omstandigheden zijn gesteld noch gebleken. Nu het hoogst waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure tot ontbinding van de huurovereenkomst zal worden besloten, ligt de gevorderde ontruiming zoals nader is bepaald in het dictum voor toewijzing gereed. De ontruimingstermijn zal op één maand na betekening van dit vonnis worden gesteld. De kantonrechter gaat er van uit dat [eiser] zijn toezegging, dat hij niet tot ontruiming zal overgaan indien BIB q.q. er voor zorgt dat de lopende huurpenningen worden betaald en op korte termijn met een reëel voorstel tot het inlopen van de huurachterstand komt en nakomt, gestand doet.
4.6.
De kantonrechter merkt nog op dat de veroordeling van BIB q.q. haar vanzelfsprekend niet persoonlijk raakt maar slechts in haar hoedanigheid als bewindvoerder van [rechthebbende] . [rechthebbende] blijft in deze de materiële (proces-)partij en uit zijn vermogen dient de betaling te geschieden.
4.7.
BIB q.q. zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van BIB q.q. worden met toepassing van het liquidatietarief begroot op:
- dagvaarding € 102,96
- griffierecht € 236,00
- gemachtigde salaris €
720,00
Totaal € 1.058,96.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt BIB q.q.:
- om kamer 8, gelegen in het pand aan de [adres 2] te [woonplaats 2] , binnen één maand na betekening van het vonnis, met al hetgeen zich daarin vanwege [rechthebbende] bevindt en met al diegenen die zich daar namens [rechthebbende] bevinden volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van [eiser] te stellen en vervolgens deze verlaten en ontruimd te houden;
- tot betaling van € 2.370,00, bestaande uit de achterstallige huurpenningen tot en met mei 2020, te vermeerderen met de contractueel overeengekomen rente van 1% per maand vanaf de vervaldata van de respectieve huurtermijnen;
- tot betaling van € 395,00 aan huurpenningen per maand vanaf juni 2020 tot aan de dag waarop de huurovereenkomst rechtsgeldig tot een einde komt althans tot op de dag waarop de ontruiming van het gehuurde zal plaatsvinden,
5.2.
veroordeelt BIB q.q. in de aan de zijde van [eiser] gevallen proceskosten, welke worden begroot op € 1.058,96,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten en is in het openbaar uitgesproken.
YT