Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiseres sub 1] ,
[eiser sub 2],
[eiseres sub 3],
[eiser sub 4],
[eiser sub 5],
[eiser sub 6],
[eiser sub 7],
[eiseres sub 8],
[eiseres sub 9],
[eiseres sub 10],
[eiser sub 11],
[eiseres sub 12],
[eiseres sub 13],
1. De procedure
- het exploot van dagvaarding van 3 maart 2020 met producties,
- de mondelinge behandeling van 22 juni 2020.
2.De feiten
- het perceel kadastraal bekend [kadasternummer 1] , voor de prijs van € 20.000,- k.k.,
- de percelen [kadasternummer 2] en [kadasternummer 3] , voor een prijs van € 40.000,- k.k.,
- de percelen [kadasternummer 4] , [kadasternummer 5] (50%), [kadasternummer 6] , [kadasternummer 7] , [kadasternummer 8] , [kadasternummer 9] , [kadasternummer 10] voor de prijs van € 1.400.000,- k.k. (hierna verder: De Percelen).
dan ook niet benadeeld. De te verdelen boedel die thans nog uit negen percelen bestaat, bestaat na de verkoop en levering van De Percelen uit een geldbedrag dat naar rato van de aanspraken van de erfgenamen moet worden verdeeld. Bij de verdeling van dat geldbedrag kan [gedaagde] naar voren brengen hoe zij denkt dat deze verdeling dient te geschieden. In de onderhavige procedure gaat het alleen om de vraag of van [gedaagde] verlangd kan worden dat zij meewerkt aan de verkoop van De Percelen en niet over de uiteindelijke wijze van verdeling. Zelfs de kwestie van de eigendom van De Percelen kan in het kader van de verdeling van de verkoopopbrengst nog aan de orde kunnen worden gesteld, namelijk in die zin dat [gedaagde] kan stellen dat de totale verkoopopbrengst aan haar toekomt omdat de verkochte percelen hadden moeten worden aangemerkt als haar eigendom. [gedaagde] maakt weliswaar gewag van een restitutierisico, waarmee zij kennelijk doelt op het feit dat indien zou blijken dat De Percelen als haar eigendom aangemerkt hadden moeten worden, deze na verkoop als thans gevorderd, niet meer aan haar kunnen worden geleverd, maar dat standpunt is niet te rijmen met het feit dat zij – naar onbetwist door [eisers] is gesteld – nooit aanspraak heeft gemaakt op een toedeling in natura.”
- Iedere partij krijgt het pro rata deel van de saldi van de banktegoeden dat overeenkomst met zijn/haar aandeel in de erfenis, na betaling van de nog resterende boedelschulden (circa € 130.000 per vol aandeel in de erfenis, voor aftrek van kosten).
- Iedere partij doet daarbij jegens iedere andere partij afstand van ieder eventueel recht om van een andere partij iets te verlangen en/of op te eisen ter zake van deze boedel en/of boedelverdeling. Partijen doen ook afstand van andere vorderingen, die op enigerlei wijze met de erfenis en de afwikkeling van de boedel verband houden. Ieder der partijen verleent iedere andere partij in deze overeenkomst finale kwijting.
- (…)”
3.Het geschil
4.De beoordeling
- explootkosten € 100,89
- griffierecht € 83,00
- salaris gemachtigde