ECLI:NL:RBLIM:2020:4890

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
C/03/277911 / KG ZA 20-176
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.J.H.A. Venner-Lijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbesteding en beoordeling van inschrijvingen in kort geding met betrekking tot verkeersregelinstallaties

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en verschillende gemeenten, vertegenwoordigd door het Shared Service Center Zuid-Limburg (SCC-ZL). Eiseres had ingeschreven op een Europese aanbesteding voor het leveren en aanbrengen van intelligente verkeersregelinstallaties, maar eindigde als derde in de rangschikking. De aanbesteding werd gewonnen door Dynniq Nederland B.V. Eiseres vorderde in kort geding dat de gemeenten de inschrijvingen opnieuw zouden beoordelen, dan wel de aanbestedingsprocedure zouden staken. De rechtbank oordeelde dat de beoordelingscommissie niet buiten het beoordelingskader was getreden en dat de gunningsbeslissing voldoende gemotiveerd was. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een nieuw subgunningscriterium inzake hergebruik en duurzaamheid, en dat de beoordeling van de inschrijving van eiseres niet onbegrijpelijk was. De vorderingen van eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/277911 / KG ZA 20-176
Vonnis in kort geding van 7 juli 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.Ch. Pinto,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
SHARED SERVICE CENTER ZUID-LIMBURG,
zetelend te Heerlen,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HEERLEN,
zetelend te Heerlen,
3. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE SITTARD-GELEEN,
zetelend te Sittard,
4. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE SIMPELVELD,
zetelend te Simpelveld,
gedaagden,
advocaat mr. K.M.J.A. Smitsmans.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de Gemeenten genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 mei 2020, met producties 1 tot en met 7,
  • de mondelinge behandeling van 23 juni 2020, met de pleitnota van [eiseres] en de pleitnota van de Gemeenten.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft ingeschreven op de Europese aanbesteding volgens de openbare procedure voor “het leveren en aanbrengen van intelligente verkeersregelinstallaties” van de gemeenten Simpelveld, Heerlen en Sittard-Geleen, gedrieën vertegenwoordigd door het Shared Service Center Zuid-Limburg (hierna: SCC-ZL), als ware het SCC-ZL de aanbesteder.
2.2.
De inschrijving van [eiseres] is als derde geëindigd in de rangschikking. Dynniq Nederland B.V. (hierna: Dynniq) heeft de aanbesteding, die met het EMVI-criterium in de markt is gezet, gewonnen.
2.3.
De economisch meest voordelige inschrijving wordt op basis van de Aanbestedingsleidraad SCC-ZL (hierna: de leidraad) gegund op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding. Daarbij heeft de prijs het gewicht 60 en de kwaliteit het gewicht 40.
2.4.
Het gunningscriterium kwaliteit wordt beoordeeld op basis van een concreet Plan van aanpak waarin een casus is uitgewerkt. In de leidraad is voor zover relevant daaromtrent het volgende opgenomen.

B.8 Gunningscriteria
(…)
Kwaliteit:
Ten behoeve van de kwalitatieve aspecten dienen de inschrijvende partijen een casus uit te werken in een concreet plan van aanpak. De casus – VRI 33 – heeft betrekking op het vervangen van een VRI op het kruispunt Beersdalweg – Maasstaat te Heerlen. Dit betreft een VRI die binnen de raamovereenkomst zou kunnen vallen.
[
figuur 1: locatie VRI 33]
Omschrijving casus VRI 33:
De installatie betreft een combinatie van twee subkruispunten: een T-splitsing en een vierarmig kruispunt. Het huidige verkeersregeltoestel stamt uit 2001 en betreft een EC-1 van leverancier Dynniq. Het kruispunt is voorzien van electieve detectie door middel van KAR. Er is een internetverbinding aanwezig naar het verkeersregeltoestel. De fietsoversteken zijn voorzien van wachttijdvoorspellers. De verkeersregelapplicatie is voorzien van interne koppelingen. Verschillende masten zijn gecombineerd VRI/OVL. In 2012 zijn detectielussen vernieuwd.
De werkzaamheden aan deze VRI betreft het volledig vervangen van de installatie, zonder wijzigingen aan de infrastructuur. Opdrachtgever is benieuwd naar de status van bekabeling en detectielussen. Inschrijver wordt gevraagd om aan te geven hoe werkzaamheden ten aanzien van dit kruispunt worden aangepakt.
In het plan van aanpak dient minimaal ingegaan te worden op:
1.
Opsomming benodigde besteksposten:
Een opsomming van bestekposten die benodigd zijn voor de werkzaamheden, op basis van de besteksposten in het Raamcontract. (…). In het plan van aanpak dient een toelichting gegeven te worden op de keuzes en afwegingen die gemaakt zijn bij het opstellen van de opsomming. Waarom kiest de inschrijver juist wel of niet voor het toepassen van bepaalde besteksposten? (…)
2.
Planning en mijlpalen:
(…)
3.
Fasering en uitvoeringswijze:
(…)
4.
Omgevingsmanagement
(…)
5.
Optimale verkeersregelapplicatie
(…)
Beoordeling: De kwaliteit wordt als geheel beoordeeld waarbij de centrale vraag is of er voldaan wordt aan de gestelde eisen en er tegemoet gekomen wordt aan de wensen c.q. er sprake is van meerwaarde en onderscheidend vermogen in de aanpak. Meerwaarde en onderscheidend vermogen kan onder andere gezocht te worden binnen de aspecten:
  • Omgevingsmanagement: verkeershinder, overlast, bereikbaarheid.
  • Advisering, informeren, communiceren en ontzorgen van de opdrachtgever.
  • Verdieping in de lokale omstandigheden, risico’s en kansen.
Meerwaarde wordt alleen toegekend als zaken concreet zijn uitgewerkt en daarbij realistisch, uitvoerbaar en controleerbaar zijn.
De beoordeling van het plan van aanpak geschiedt als volgt:
Waardering
Omschrijving
Percentage van het max. aantal punten
3
Plan van aanpak is volledig, concreet en duidelijk en biedt daarnaast aanvullende relevante project specifieke informatie. Er wordt aan de minimale eisen voldaan. Er is sprake van een veel meerwaarde. Er is sprake van veel (positief) onderscheidend vermogen.
100% (= 40 punten)
2
Plan van aanpak is volledig, concreet en duidelijk. Er wordt aan de minimale eisen voldaan. Er is sprake van duidelijke meerwaarde. Er is sprake van een positief onderscheidend vermogen.
60% (=24 punten)
1
Plan van aanpak is volledig, concreet en duidelijk. Er wordt aan de minimale eisen voldaan. Er is sprake van minimale meerwaarde. Er is sprake van minimaal onderscheidend vermogen.
30% (=12 punten)
Plan van aanpak is volledig en er zijn geen grote onduidelijkheden. Er wordt aan de minimum eisen voldaan. Er is géén meerwaarde of (positief) onderscheidend vermogen.
0% (=0 punten)
-1
Plan van aanpak ontbreekt of cruciale onderdelen van het plan van aanpak ontbreken. Er wordt niet aan alle minimum eisen voldaan. Inschrijving onderscheid zich hiermee in negatieve zin.
ongeldige inschrijving
Het plan van aanpak zal dienen als blauwdruk voor alle deelopdrachten die binnen de (raam)overeenkomst gegeven kunnen worden (…). De aanbestedende dienst wil dat een potentiele contractpartner bij het opstellen van de inschrijving nadenkt over de eisen en zijn rol binnen de (raam)overeenkomst en niet dat een partner dit pas doet na gunning va de opdracht.
B.9 Beoordeling
Het rangschikken van de inschrijvingen geschiedt als volgt:
(…)
Beoordelingscommissie
De aanbesteder stelt (…) een beoordelingscommissie in welke de inschrijvingen rangschikt in overeenstemming met de bekend gemaakte gunningscriteria.
Kwaliteit- Beoordeling (sub)gunningscriteria
De beoordeling vindt plaats aan de hand van de subgunningscriteria zoals deze zij omschreven in paragraaf C.8
(bedoeld is B.8, rechtbank)en de gunningsmatrix.
De beoordelingscommissie geeft een collegiaal (lees: niet de leden individueel) een waardering van de inschrijving op basis van de subgunningscriteria (…). Daarbij wordt één score gegeven voor het totale plan van aanpak van een inschrijver. (…)“
2.5.
[eiseres] heeft als enige van de vier inschrijvers maximaal gescoord op het onderdeel prijs (60 punten). Haar Plan van aanpak is gewaardeerd met de kwaliteitsscore +1 (12 punten).
2.6.
In de gunningsbeslissing van 22 april 2020 is de score op het criterium kwaliteit met +1 als volgt gemotiveerd.

Plan van aanpak:
Uw plan van aanpak heeft waardering 1 gekregen.
Plan van aanpak is volledig, concreet en duidelijk. Er wordt aan de minimale eisen voldaan. Er is sprake van minimale meerwaarde. Er is sprake van minimaal onderscheidend vermogen.Hieronder volgt een opsomming van de belangrijkste positieve en minder positieve punten van uw inschrijving
Positieve punten
  • Positief: FAT 4 weken en voor SAT in plaats van 2 weken en testen VRI’s op donderdag.
  • Goed ingeleefd in het werk, bodemonderzoek, boombescherming, goede planning.
  • Meerwaarde dat men zelf de intensiteiten achterhaalt.
  • Fasering erg overzichtelijk en duidelijk.
  • Meerwaarde dat er geen omleiding nodig is.
  • Duidelijke en sterke visie op de applicatie.
Minder positieve punten
  • Alles vervangen is niet duurzaam.
  • Er wordt geen 0-meting gedaan en monitoren na inbedrijfstelling.
  • Lange duur van de uitvoeringswerkzaamheden.
  • Beschrijving omgevingsmanagement is summier waardoor de meerwaarde ontbreekt / niet duidelijk is.
  • Niet duidelijk wat men met omgevingsvoelsprieten bedoeld.
  • Niet ter plaatse (locatiebezoek) geweest. Het plan is daardoor erg algemeen gesteld.
  • Er wordt niets gezegd over hergebruik (bekabeling en detectie).
  • De communicatie met omgeving is minimaal (alleen een brief en borden).“
2.7.
Op 28 april 2020 heeft [eiseres] telefonisch haar bedenkingen en vragen bij de gunningsbeslissing kenbaar gemaakt. Daarop is bij e-mail van 4 mei 2020 gereageerd. De opmerkingen van [eiseres] zijn besproken met de leden van de beoordelingscommissie en in de e-mail wordt een toelichting gegeven. [eiseres] heeft daarop bij e-mail van 6 mei 2020 van haar advocaat gereageerd in die zin dat de bezwaren niet zijn weggenomen. In die e-mail worden de bezwaren nader uiteengezet.
Bij e-mail van 7 mei 2020 is daarop de bezwarentermijn verlengd tot 15 mei 2020 en is aangegeven dat uiterlijk 13 mei 2020 een nadere reactie op de bezwaren zal worden geformuleerd. Bij e-mail van 13 mei 2020 is inhoudelijk gereageerd op de e-mail van 6 mei 2020 van [eiseres] .

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij wege van voorlopige voorzieningen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
Primair
a. a) de Gemeenten te gebieden de inschrijvingen, althans in ieder geval de inschrijving van [eiseres] , opnieuw te beoordelen, met inachtneming van het gestelde in deze dagvaarding en naar aanleiding van die beoordeling een nieuwe gunningsbeslissing te nemen;
Subsidiair
b) de Gemeenten te gebieden de onderhavige aanbestedingsprocedure te staken en gestaakt te houden; en
c) voor zover de Gemeenten de opdracht tot “het leveren en aanbrengen van intelligente verkeersregelinstallaties” nog wensen te gunnen, daarvoor een heraanbesteding te organiseren;
Meer subsidiair
d) een voorziening te treffen die recht doet aan de belangen van [eiseres] en die de voorzieningenrechter passend acht;
Zowel primair als subsidiair
e) met veroordeling van de Gemeeten in de (na)kosten van de procedure vermeerderd met rente.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Uit de beoordeling blijkt niet op welke gronden haar Plan van aanpak niet is gewaardeerd met +3, maar met +1. Uit de motivering blijkt niet dat de inschrijving is beoordeeld op de in de leidraad beschreven aspecten.
Voorts is de beoordelingscommissie buiten het beoordelingskader van de leidraad getreden, omdat er – kort gezegd – een kwaliteitscriterium aan de beoordeling is toegevoegd, namelijk het aspect van duurzaamheid en hergebruik. [eiseres] stelt dat een behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver niet had hoeven begrijpen dat zo veel mogelijk hergebruik positief zou worden beoordeeld en dat duurzaamheid en hergebruik subgunningscriteria zijn. In de casus is immers voorgeschreven dat de VRI “volledig vervangen” moet worden. In de leidraad staat ook nergens dat aan hergebruik en duurzaamheid meerwaarde wordt toegekend ingeval van een inschrijving waaruit blijkt dat de opdrachtnemer actief meedenkt en adviseert over onderdelen van de VRI, die in het kader van duurzaamheid, wellicht voor hergebruik in aanmerking komen. Een en ander is in strijd met het transparantiebeginsel en dus niet geoorloofd.
Ook gaat de beoordelingscommissie er ten onrechte vanuit dat [eiseres] niet ter plaatste is geweest. [eiseres] meent dat de beoordelingscommissie vooringenomen is, omdat zij nadat zij op deze fout is gewezen haar conclusie niet aanpast.
Ook op het punt van de 0-meting en monitoren gaat de beoordelingscommissie uit van onjuistheden inzake het Plan van aanpak van [eiseres] .
De opmerking over de omgevingsvoelsprieten, tot slot, die zouden ontbreken is niet navolgbaar, aldus [eiseres] .
3.3.
De Gemeenten voeren gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De spoedeisendheid

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de zaak. Er is sprake van een opgelegde procedure
Het toetsingskader
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie de volgende uitgangspunten bij de beoordeling van kwalitatieve criteria hebben te gelden.
4.3.
De voorzieningenrechter komt slechts een beperkte toetsingsvrijheid toe wanneer het aankomt op de beoordeling van een kwalitatief criterium. Aan de aangewezen beoordelingscommissie, waarvan de deskundigheid in beginsel moet worden aangenomen, moet dienaangaande de nodige vrijheid worden gegund, mede gelet op het feit dat van een rechter niet kan worden verlangd dat deze specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. In beginsel is het derhalve niet aan de voorzieningenrechter om kwalificaties aan onderdelen van de inschrijving te verbinden, zoals uitstekend of goed. Slechts wanneer sprake is van een onbegrijpelijke beoordeling, dan wel procedurele of inhoudelijke onjuistheden/onduidelijkheden, die zouden kunnen meebrengen dat de gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen door de rechter. Enige mate van subjectiviteit is inherent aan de beoordeling van een kwalitatief criterium. Weliswaar staat dat (enigszins) op gespannen voet met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de daarop toepasselijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling, maar het behoeft – op zichzelf – nog niet mee te brengen dat ook daadwerkelijk sprake is van strijd met dat recht dan wel die beginselen.
4.4.
Van belang is dat (i) het voor een kandidaat-inschrijver duidelijk is wat van hem wordt verwacht, (ii) de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld, en (iii) de gunningsbeslissing zodanig inzichtelijk wordt gemotiveerd dat het voor de afgewezen inschrijvers mogelijk is om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen.
4.5.
Verder is van belang dat – ingeval van een beoordelingssystematiek, zoals hier aan de orde – van een inschrijver mag worden verwacht dat hij in eigen bewoordingen aangeeft op welke wijze hij de verlangde kwaliteit gaat leveren. Daarmee wordt hij in de gelegenheid gesteld zich te onderscheiden van de andere inschrijvers en aldus zijn meerwaarde aan te tonen. Mede gelet hierop behoeft een aanbestedende dienst dan ook niet aan te geven wat nodig is om een hogere dan wel maximale score op een criterium te behalen. Daardoor wordt de inschrijver optimaal gestimuleerd om inventief in te schrijven en kenbaar te maken begrip en inzicht te hebben voor/in die aspecten van de opdracht die volgens hem relevant zijn voor de aanbestedende dienst.
4.6.
Tot slot is van belang bij de beoordeling van de motivering van de gunningsbeslissing dat de rechter terughoudend is. Van een voldoende motivering is sprake indien de verliezende inschrijver wordt meegedeeld wie de opdracht heeft gewonnen en wat de scores zijn voor de gunningscriteria van de winnaar en de inschrijvers, waarbij een summiere toelichting volstaat, indien daaruit te begrijpen is welke punten als sterke en zwakke punten zijn gezien en in welk opzicht de winnende inschrijving die van de afgewezen inschrijver overtreft. De aanbestedende dienst dient een totaalbeeld te schetsen, waarbij het niet vereist is om uitgebreid in te gaan op alle aspecten, gelet op de complexiteit van de gunningssystematiek.
4.7.
Bij de beoordeling van de motivering van de inschrijving van [eiseres] door de beoordelingsgcommissie, dient de voorzieningenrechter, gelet op het bovenstaande, uit te gaan van hetgeen in de gunningsbeslissing van 22 april 2020 aan [eiseres] is medegedeeld. De e-mails van 4 en 13 mei 2020 maken geen deel uit van de te beoordelen motivering.
4.8.
De voorzieningenrechter merkt op dat [eiseres] alleen bij een maximale score van +3 met een waarde van 40 punten de aanbesteding zonder meer zou hebben gewonnen. Een aanpassing van de score tot +2 zou 24 punten opleveren, waarmee [eiseres] als tweede inschrijver zou eindigen. Omdat [eiseres] 12 punten en de winnende inschrijving 40 punten scoorde voor het Plan van aanpak, is de centrale vraag in dit geding of inzichtelijk is geworden waarom ondanks het feit dat het Plan van aanpak volledig, concreet en duidelijk is en er aan de minimale eisen wordt voldaan, slechts sprake is van minimale meerwaarde en een minimaal onderscheidend vermogen, en dat inzichtelijk is dat er geen aanvullende relevante projectspecifieke informatie is in het Plan van aanpak en niet sprake is van veel meerwaarde, noch van veel (positief) onderscheidend vermogen.
Hergebruik en duurzaamheid: wel of geen nieuw subgunningscriterium gehanteerd?
4.9.
Voordat de in rechtsoverweging 4.8 benoemde centrale vraag beantwoord kan worden, moet de voorzieningenrechter beoordelen of de beoordelingsgcommissie binnen het beoordelingskader is gebleven wat betreft de vraag of er een extra criterium duurzaamheid en hergebruik is aangelegd.
4.10.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had een behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver uit de tekst van de casus kunnen en moeten begrijpen dat hergebruik en duurzaamheid een rol speelden in de beoordeling van het Plan van aanpak. Hoewel sprake is van “volledig vervangen” willen de Gemeenten ook een advies over de status van de bekabeling en detectielussen, die in 2012 (pas) zijn vernieuwd. Dit kan niet anders begrepen worden dan dat de Gemeente(n) geïnformeerd wil(len) worden over de bestaande kwaliteit, zodat zij een beslissing kan (kunnen) nemen over het al dan niet vervangen daarvan.
Voor zover in de beschrijving van de casus al een tegenstrijdigheid lijkt te bestaan tussen volledig vervangen en een advies over de bekabeling en detectielussen, had het op de weg van de inschrijver gelegen om daarover een vraag te stellen. Vaststaat dat geen van de inschrijvers een vraag heeft gesteld over deze schijnbare tegenstelling.
4.11.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het navolgbaar is dat wel degelijk een advies over hergebruik dan wel een duurzame(re) oplossing zou worden beschreven in een Plan van aanpak, zoals uitgevraagd. In de beoordeling van het gunningscriterium kwaliteit wordt immers nadruk gelegd op het geven van relevante project specifieke informatie, het (daardoor ook) genereren van meerwaarde en het (afdoende) tonen van (veel positief) onderscheidend vermogen, alsmede op de aspecten van informeren, adviseren en ontzorgen van de opdrachtgever en het zich verdiepen in risico’s en kansen van dit VRI-33 project.
4.12.
Ter kort gedingszitting is door de Gemeenten aangegeven dat de drie andere inschrijvers in meer of mindere mate in hun Plan van aanpak aandacht besteed hebben aan een advies over eventueel hergebruik van onderdelen. De voorzieningenrechter ziet hierin steun voor het oordeel dat een behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver had kunnen en moeten begrijpen dat op meerwaarde en onderscheidend vermogen kon worden gescoord door de Gemeenten te informeren over hergebruik en duurzaamheid
4.13.
Dat [eiseres] zich terdege bewust was van het feit dat er een mogelijk conflict zit tussen volledig vervangen en de advisering over de bekabeling en detectielussen is ter kort gedingzitting gebleken. De heer [naam uitvoerder] , uitvoerder bij [eiseres] , heeft bij die gelegenheid immers verklaard dat [eiseres] zich ervan bewust was dat de beslissing over vervanging, zoals ook uit de betreffende bestekpost volgt, aan de Gemeenten is; een en ander na advies van de opdrachtnemer. De bestekpost is wel geoffreerd, maar er is verder in het Plan van aanpak niets mee gedaan, omdat de installatie compleet zou worden vernieuwd.
[eiseres] had moeten en ook kunnen begrijpen dat de opmerking in de casus over de detectielussen uit 2012 in relatie tot het feit dat de Gemeenten benieuwd zijn naar de status van de bekabeling en die detectielussen, tot een actie had moeten leiden: ofwel het vooraf stellen van vragen, ofwel het bij inschrijving aanbieden van een advies over eventueel hergebruik van materiaal in combinatie met het volledig vervangen van de installatie.
4.14.
Met het noteren van het minder positief punt aan de inschrijving dat volledig vervangen niet duurzaam is en dat er niets wordt gezegd over hergebruik is de beoordelingscommissie binnen het beoordelingskader is gebleven. Er is geenszins sprake van een onbegrijpelijke beoordeling door de beoordelingsgommissie.
0-meting
4.15.
In het kader van hetgeen hierboven is geoordeeld over hergebruik en duurzaamheid, moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook het oordeel “minder positief” van de beoordelingscommissie worden gezien inzake de niet aangeboden 0-meting. [eiseres] vernieuwt de installatie in haar Plan van aanpak in zijn geheel, zodat een 0-meting niet nodig is. Dat is consequent, maar voldoet niet aan de uitvraag om meerwaarde te bieden.
De voorzieningenrechter merkt in dit verband overigens op dat [eiseres] op zich genomen oog heeft voor mogelijk duurzame oplossingen. Zij geeft immers in het Plan van aanpak aan dat een 0-meting kan worden ingezet als de opdrachtgever dat zou willen bij een onderzoek om de kans tot handhaven te beoordelen. Die opmerking leidt evenwel tot niets, omdat de 0-meting niet wordt aangeboden in het kader van de casus VRI 33.
Locatiebezoek: bevooroordeeldheid van de beoordelingscommissie?
4.16.
Voordat de centrale vraag (zie rechtsoverweging 4.8) beantwoord kan worden, moet de voorzieningenrechter ook beoordelen of de beoordelingsgcommissie buiten haar boekje is gegaan waar zij ervan uitgaat dat [eiseres] niet ter plaatste is geweest en waar uit het (achteraf) handhaven van het oordeel dat het plan te algemeen is volgens [eiseres] de bevooroordeeldheid van de beoordelingscommissie zou blijken.
4.17.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de beoordelingscommissie door te overwegen dat [eiseres] niet ter plaatste is geweest uitgaat van een onjuist feit. De vraag is echter of daardoor de beoordeling onbegrijpelijk is, dan wel dat sprake is van een procedurele of feitelijke onjuistheid. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op dit punt geen plaats is voor rechterlijk ingrijpen. Zij overweegt daartoe het volgende.
4.18.
De voorzieningenrechter acht essentieel in dit minder positieve punt de opmerking dat het Plan van aanpak van [eiseres] “erg algemeen gesteld” is. Met die opmerking wordt immers het oordeel over de kwaliteit van het plan van [eiseres] gegeven.
Door de beoordelingscommissie is kennelijk door de wijze waarop het Plan van aanpak is geformuleerd onvoldoende verdieping ervaren in de lokale omstandigheden. Volgens de beoordelingscommissie heeft [eiseres] zich wel goed ingeleefd in het werk (positief punt), maar heeft zij er in haar Plan van aanpak geen blijk van gegeven dat zij daadwerkelijk een locatiebezoek heeft gedaan. Het uitgevoerde bezoek ter plaatste heeft klaarblijkelijk geen concreet beschreven meerwaarde of concreet getoond onderscheidend vermogen opgeleverd. Dat de beoordelingscommissie ten tijde van de beoordeling van het Plan van aanpak dan ook bevooroordeeld is geweest ten aanzien van de [eiseres] , blijkt nergens uit.
Monitoring
4.19.
In het kader van hetgeen hierboven is geoordeeld over het feit dat het Plan van aanpak van [eiseres] erg algemeen gesteld is, moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook het oordeel “minder positief” van de beoordelingscommissie worden gezien inzake de monitoring.
Vaststaat dat [eiseres] op twee plaatsen in haar Plan van aanpak (pagina 3 en 6) monitoring gedurende twee weken beschrijft en ook blijkt de monitoring uit de bijgevoegde planning. Er wordt geen concrete bestekpost aan gekoppeld, waarbij overigens ook niet wordt gesteld dat deze er niet zou zijn. De wijze waarop de monitoring beschreven is, biedt kennelijk naar het oordeel van de beoordelingscommissie onvoldoende positieve punten in de zin van concrete meerwaarde en is kennelijk ook niet onderscheidend. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is er geen aanknopingspunt om te moeten oordelen dat de beoordelingscommissie tot een onbegrijpelijk oordeel is gekomen; nog daargelaten dat het naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet van belang is hoe positief de inschrijver zelf zijn aanbod beoordeelt.
Omgevingsvoelsprieten
4.20.
Hetgeen hierboven is geoordeeld omtrent het feit dat de beoordelingscommissie het Plan van aanpak van [eiseres] kennelijk, met name in het kader van de lokale omstandigheden, te algemeen gesteld vindt, treft naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook de bezwaren van [eiseres] inzake de omgevingsvoelsprieten. De voorzieningenrechter begrijpt dat de beoordelingscommissie in het kader van het omgevingsmanagement, waartoe de omgevingsvoelsprieten lijken te behoren, heeft geoordeeld dat het Plan van aanpak “summier is waardoor meerwaarde ontbreekt/niet duidelijk is.” Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, wordt ook de voorzieningenrechter niet duidelijk wat [eiseres] precies heeft beschreven en wat zij ermee bedoelt. Er is kortom ook hier geen aanknopingspunt om te moeten oordelen dat de beoordelingscommissie tot een onbegrijpelijk oordeel is gekomen.
Overige punten in het kader van het omgevingsgmanagement
4.21.
De voorzieningenrechter stelt vast dat [eiseres] pas voor het eerst ter kort gedingzitting ingaat op de beoordeling van haar omgevingsmanagement in het Plan van aanpak, anders dan haar summiere opmerkingen in de dagvaarding over de beoordeling van de passage over omgevingsvoelsprieten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres] te laat is met deze bezwaren en zodoende in strijd handelt met de goede procesorde. De wederpartij heeft zich op deze stellingen niet kunnen voorbereiden en de voorzieningenrechter gaat er dan ook aan voorbij.
Conclusie
4.22.
De Gemeenten hebben ervoor gekozen om een gunningsbeslissing te motiveren door de meer en minder positieve punten van de inschrijving van de verliezende partij [eiseres] te beschrijven, zonder uitdrukkelijk te benoemen waarin deze inschrijving in negatieve zin afwijkt van de winnende inschrijving van Dynniq. De Gemeenten hebben daarmee het risico genomen dat de verliezende inschrijver minder begrip opbrengt voor de beoordeling. Onjuist is deze handelwijze in het licht van de geldende rechtspraak echter niet. Uit de minder positieve punten van de een volgt immers dat de ander, die beter heeft gescoord, daar wel een positieve(re) beoordeling heeft gekregen.
4.23.
[eiseres] bekritiseert de summiere motivering van de gunningsbeslissing. Met het benoemen, al is het summier, van de mindere positieve punten is de beoordelingscommissie evenwel binnen het beoordelingskader is gebleven. Legt de voorzieningenrechter deze punten naast het beoordelingskader, dan is er geenszins sprake van een onbegrijpelijke, laat staan van een ondeugdelijke beoordeling door de beoordelingsgommissie, inhoudende dat ten aanzien van [eiseres] slechts sprake is van minimale meerwaarde en een minimaal onderscheidend vermogen (zie de in rechtsoverweging 4.8 benoemde centrale vraag).
De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
Proceskosten
4.24.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van de Gemeenten. Deze worden begroot op € 656,00 aan griffierecht en € 980,00 aan salaris advocaat, in totaal € 1.636,00.
De rente en nakosten worden toegewezen als in het dictum.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding aan de zijde van de Gemeenten begroot op € 1.636,00, vermeerderd met de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen twee weken na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en vermeerderd met de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:119 BW, over de kosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: EvB