In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee ex-echtgenoten, die beiden voor 50% aandeelhouder zijn van een onderneming. De eiser, die na de echtscheiding een sabbatical wilde nemen, had in een echtscheidingsconvenant afgesproken dat hij na een jaar weer als bestuurder zou terugkeren. De gedaagde weigerde echter om de benodigde documenten voor de herinschrijving als bestuurder te ondertekenen, met als argument dat er eerst een aandeelhoudersovereenkomst moest worden gesloten. De eiser vorderde in kort geding dat de gedaagde zou worden verplicht om mee te werken aan de herinschrijving en toegang te geven tot de administratie van de onderneming.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het convenant, waarin de afspraken over de herbenoeming als bestuurder zijn vastgelegd, moet worden beschouwd als een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders. De rechter stelde vast dat de afspraken in het convenant ongeclausuleerd zijn en dat de gedaagde niet kan eisen dat er eerst aanvullende afspraken worden gemaakt voordat de herinschrijving kan plaatsvinden. De rechter oordeelde dat de eiser recht heeft op herinschrijving als bestuurder en dat de gedaagde binnen twee dagen na betekening van het vonnis moet overgaan tot ondertekening van het benodigde formulier. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, maar deze werden gecompenseerd, gezien de gezamenlijke huishouding en affectieve relatie van partijen.