ECLI:NL:RBLIM:2020:4939

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 juli 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
C/03/248124 / HA ZA 18-167
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van deskundigenrapport inzake kosten aanleg nieuwe oprit en haag

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.P.H. Vissers, een vordering ingesteld tegen gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.C.C.M. Nadaud, met betrekking tot de kosten van de aanleg van een nieuwe oprit en een taxushaag. De rechtbank heeft op 8 juli 2020 een eindoordeel gegeven na een deskundigenbericht dat eerder was uitgebracht. De deskundige heeft vastgesteld dat voor de aanleg van de nieuwe oprit een pakket van 20 cm goed aangetrild menggranulaat noodzakelijk is, maar dat het gebruik van grindplaten niet verplicht is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten voor de aanleg van de oprit, inclusief de noodzakelijke grindsoort, voor vergoeding in aanmerking komen, maar dat de kosten voor de grindplaten niet vergoed hoeven te worden, omdat deze niet noodzakelijk waren. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de eisers recht hebben op vergoeding van de kosten voor de aanleg van een taxushaag, ondanks dat deze nog niet is geplant. De totale schadevergoeding die aan eisers is toegewezen bedraagt € 15.230,60, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/248124 / HA ZA 18-167
Vonnis van 8 juli 2020 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[eiser] ,

en

2.[eiseres] ,

beiden wonend te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. N.P.H. Vissers;
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

en

2.[gedaagde sub 2] ,

beiden wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. R.C.C.M. Nadaud.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 juni 2019;
  • het deskundigenbericht van 1 november 2019;
  • de conclusie na deskundigenbericht van [eisers] ;
  • de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagden] ;
  • de “antwoordconclusie” van [eisers] n.a.v. de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagden] ;
  • de “conclusie van repliek” na deskundigenbericht van [gedaagden] .
1.2.
Ten slotte is wederom vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De deskundige heeft op 1 november 2019 het door de rechtbank bij vonnis van 26 juni 2019 gelaste deskundigenbericht uitgebracht.
2.2.
De deskundige heeft de hem voorgelegde vragen als volgt beantwoord. Vraag 1 (met betrekking tot de noodzaak van het gebruik van andere materialen dan enkel het soort grind/kiezel) wordt door de deskundige bevestigend beantwoord. Voor de aanleg van de nieuwe oprit is het volgens de deskundige noodzakelijk dat een pakket van circa 20 cm goed aangetrild menggranulaat wordt aangebracht dat er voor zorgt dat het water kan weglopen en voorkomt dat het grind niet in de bodem wegzakt.
2.3.
In antwoord op vraag 2 (met betrekking tot de noodzaak van opsluiting met kinderkoppen in beton, een half verharding van grind 8-16 parelmengsel in combinatie met mevoraster grindplaten) stelt de deskundige dat het niet noodzakelijk is om kinderkopjes in beton als opsluitband te gebruiken bij de aanleg van de nieuwe oprit. Een opsluiting acht de deskundige echter wel noodzakelijk. Een betonband in de maat 100x6x15 is daartoe voldoende. Met een opsluitband van beton is men volgens de deskundige zowel wat materiaalkosten, als wat arbeidskosten betreft voordeliger uit. De kosten van het leveren en plaatsen van 15 m betonband van 15 cm in stabilisatie (zand/cement 1:150) worden door de deskundige begroot op € 430,-- inclusief btw. De mevoraster- of nidagravel grindplaten zijn volgens de deskundige niet noodzakelijk als verharding van de oprit. Met nidagravel grindplaten ligt de grond volgens de deskundige wel veel steviger en het loopt gemakkelijker. Zonder de platen is de oprit echter ook normaal te gebruiken. De gekozen grindsoort acht de deskundige wél noodzakelijk. Deze sluit volgens de deskundige ook mooi aan bij het al aanwezige grind.
2.4.
Vraag 3 (zijn de door [eisers] in verband met voormelde bevindingen gevorderde kosten redelijk?) wordt door de deskundige als volgt beantwoord. De genoemde kosten zoals omschreven in factuurnummer 18-036 van 13-07-2018 ad € 4.954,95 [
gespecificeerd: arbeidskosten € 1.545,00, kosten minigraver € 350 en materiaal/machinekosten € 2.200,00,opmerking rechtbank] en factuurnummer 17-054 van 8-10-2017 ad € 1.790,20 van Hoveniersbedrijf [naam 1] [
betreft werkzaamheden op 26 en 27 september 2017 aan de inrit] en factuurnummer van 7295 van 23-10-2017 ad € 297,04 van [naam 2] [
betreft de levering van menggranulaat op 27 september 2017] zijn redelijk. De rechtbank begrijpt dat hij het totaal bedrag € 7.042,19 inclusief btw redelijk acht. De deskundige raamt de kosten van het leveren en aanbrengen van circa 52,5 m² nidagravel grindplaten op € 1.280,-- inclusief btw. De kosten van het leveren en aanbrengen van kinderkopjes in stabilisatie worden door de deskundige begroot op € 1.117,-- inclusief btw. De kosten van het leveren en aanbrengen van de volgens de deskundige noodzakelijke materialen worden door de deskundige begroot op € 4.982,-- (= € 7.000,-- - € 1.280,-- - € 1.168,-- [de rechtbank leest: € 1.117,--] + € 430,--).
2.5.
Vraag 4 (wat zijn de redelijke kosten van het aanbrengen van de zelfde soort grind/kiezel als op de oorspronkelijke oprit?) wordt door de deskundige als volgt beantwoord. De kosten van het aanbrengen van de voor een oppervlakte van 52,5 m² benodigde circa 3,8 m³ van hetzelfde soort grind dat reeds aanwezig is begroot de deskundige op € 940,-- inclusief btw.
2.6.
De deskundige beantwoordt vraag 5 (met betrekking tot de kosten van het aanplanten van een taxushaag (taxus baccata) met een hoogte van 1,75 m en een lengte van 11 m) als volgt: € 2.162,70 inclusief btw.
2.7.
De algemeen luidende slotvraag wordt door de deskundige ontkennend beantwoord.
2.8.
[eisers] stellen dat de deskundige ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de kosten van de kinderkopjes en de grindplaten. Omdat volgens de deskundige de grindplaten niet noodzakelijk waren, maar dat deze wel aan te bevelen zijn, had de deskundige de kosten van die platen in de begroting van de kosten moeten meenemen. Dat geldt volgens [eisers] temeer omdat zij een nieuwe oprit moesten aanleggen en daarbij niet het risico konden nemen de grindplaten niet te leggen, nu er afdoende maatregelen getroffen moesten worden in verband met stabiliteit van de grond waarop de nieuwe oprit moest worden aangelegd. Zij wisten immers dat afdoende maatregelen getroffen moesten worden om een stabiele oprit te kunnen aanleggen, omdat de grond ter plaatste niet, zoals bij de oorspronkelijke oprit het geval was, door jarenlang gebruik was verdicht.
2.9.
Nu het aan [gedaagden] is te wijten dat zij een nieuwe oprit moesten aanleggen, is het volgens [eisers] niet meer dan billijk dat de nieuwe oprit wordt voorzien van kinderkopjes als opsluitvoorziening, en niet de door de deskundige voorgestelde betonnen opsluitbanden, omdat de kinderkopjes zorgen voor eenzelfde, passende uitstraling als die van de oorspronkelijke oprit.
2.10.
[gedaagden] voeren in het algemeen aan dat een deel van de oorspronkelijke oprit ligt op het perceel dat eigendom is van [eisers] , welk deel zij dus hadden kunnen blijven gebruiken. De nieuwe oprit had volgens [gedaagden] kunnen worden aangelegd in het verlengde van dat deel van de oorspronkelijke oprit. [eisers] hebben volgens [gedaagden] echter een hele nieuwe oprit en een heel nieuwe parkeerplaats aangelegd, waarvan de kosten niet ten laste van hen komen.
2.11.
[gedaagden] hebben aangevoerd dat de betonnen opsluitband niet noodzakelijk is voor het gedeelte van de oprit dat behouden kon blijven. Met betrekking tot de toegepaste grindsoort stellen zij dat deze gelijk dient te zijn aan de grindsoort die op de bestaande oprit lag. Volgens [gedaagden] dient de factuur van 13 juli 2018, nummer 18-036 buiten beschouwing te blijven, omdat deze betrekking heeft op de aanleg van een parkeerplaats en de vernieuwing van het oorspronkelijke deel van de oprit dat is blijven bestaan. Voor de beantwoording van vraag 3 dienen volgens [gedaagden] de navolgende kosten te worden meegenomen: de factuur van 8 oktober 2017 (nummer 17-054), ten bedrage van € 1.790,20, de factuur van 23 oktober 2017 (nummer 7295), ten bedrage van € 297,04, en de kostenbegroting van de deskundige in verband met het plaatsen van een betonnen opsluitband, ten bedrage van € 430,--, in totaal derhalve € 2.517,24.
2.12.
Ten aanzien van de kosten van het plaatsen van de taxushaag hebben [gedaagden] aangevoerd dat [eisers] weliswaar een offerte hebben overlegd, doch geen factuur. Er is volgens [gedaagden] ook geen haag aangeplant, omdat zij kennelijk een andere oplossing hebben gevonden, zodat de door de deskundige begrote kosten van de taxushaag – € 2.162,70 – niet vergoed hoeven te worden.
2.13.
In hun antwoordconclusie na het deskundigenbericht hebben [eisers] nog aangevoerd dat de plaats waar de nieuwe oprit is aangebracht niet ter discussie kan worden gesteld, omdat [gedaagden] daarmee buiten de discussie treden. Het was volgens [eisers] ook van het grootste belang om de nieuwe oprit niet naast of in de buurt van de erfgrens te leggen, omdat de verhouding met de buren door toedoen van [gedaagden] gespannen was geraakt. De oprit is niet gelegd in het verlengde van het restant van de oorspronkelijke oprit, maar er is een geheel nieuwe oprit aangelegd. Subsidiair stellen [eisers] in dit verband dat ook als de nieuwe oprit was gerealiseerd in het verlengde van de oude oprit, de kiezel aan de linkerzijde van die denkbeeldige oprit opgesloten had moeten worden met kinderkoppen, en niet met betonnen opsluitbanden, nu deze niet in de omgeving passen.
2.14.
[eisers] betwisten dat de factuur van 13 juli 2018, ten bedrage van € 4.954,95, ook betrekking heeft op de aanleg van een parkeerplaats. De deskundige heeft het volgens [eisers] ook alleen over de kosten van de aanleg van de oprit, en niet ook over de aanleg van een parkeerplaats.
2.15.
Ten aanzien van de kosten van het aanplanten van de taxushaag voeren [eisers] aan dat deze haag nog moet worden geplant. Het gaat om een haag links – gezien vanaf de straatzijde – van de oprit.
2.16.
[gedaagden] hebben in hun “conclusie van repliek na deskundigenbericht” in aanvulling op hetgeen zij reeds eerder naar voren hadden gebracht, het volgende aangevoerd. Volgens hen dienen alleen de kosten te worden vergoed van het deel van de oprit dat aansluit op het restant van de oorspronkelijke oprit, omdat dat restant wél op het perceel ligt dat eigendom is van [eisers] Niet is volgens [gedaagden] in te zien waarom [eisers] voor de oprit die zij opnieuw moeten aanleggen op hun perceel een andere grindsoort moeten kiezen dan de grindsoort die reeds op de bestaande oprit lag. Indien er een aparte factuur is voor de parkeerplaats, dan had het volgens [gedaagden] op de weg van [eisers] gelegen om die in het geding te brengen.
De kosten van de oprit
2.17.
De rechtbank overweegt het volgende. Uit het deskundigenrapport volgt, hetgeen door partijen ook niet is betwist, dat op de plek van de nieuwe oprit in ieder geval een pakket van 20 cm goed aangetrild menggranulaat moet worden aangebracht. [eisers] hebben derhalve recht op vergoeding van die kosten. Uit het deskundigenbericht volgt voorts dat het aanbrengen van nidagravel grindplaten of mevoraster grindplaten niet noodzakelijk is. De deskundige concludeert enkel dat het wel aan te bevelen is om die grindplaten te gebruiken, maar dat ook zonder deze platen normaal gebruik van de oprit mogelijk is. Dat [eisers] die platen zekerheidshalve hebben aangebracht, omdat zij niet wisten of de grond waarop de nieuwe oprit zou worden aangebracht stabiel genoeg was, dient voor hun risico te blijven. Zij hadden zich op eenvoudige en snelle wijze van de noodzaak daarvan kunnen vergewissen door een deskundige te raadplegen. Niet is gesteld dat [eisers] dat hebben gedaan, en te minder dat een geraadpleegde deskundige heeft gewezen op de noodzaak van het aanbrengen van de grindplaten. Dat betekent dat de vordering tot vergoeding van het gebruik van die platen moet worden afgewezen. Omdat de deskundige de gekozen grindsoort wél noodzakelijk acht, komen de kosten van het gebruik van dit soort grind voor vergoeding in aanmerking.
2.18.
Ten aanzien van de kosten van de wijze van opsluiting, kinderkopjes of betonnen opsluitbanden, is de rechtbank van oordeel dat [eisers] enkel recht hebben op de vergoeding van de kosten van het gebruik van opsluitbanden van beton. De deskundige stelt weliswaar dat kinderkopjes beter bij de omgeving passen, doch dat voor de noodzakelijke opsluiting, een opsluitband van beton voldoende is. [eisers] hebben ook niet gesteld dat de oorspronkelijke oprit was voorzien van kinderkopjes als opsluiting.
2.19.
De rechtbank begrijpt dat de ligging van de oprit in zijn geheel is gewijzigd en dat dit volgens [eisers] is gebeurd omdat zij eventuele grensgeschillen, die zouden kunnen ontstaan indien zij een nieuw gedeelte van de oprit zouden aanleggen in het verlengde van het bestaande deel van de oprit dat op hun perceel lag, met hun buren (de familie [naam 3] ) aan het adres [adres] wilden voorkomen.
2.20.
[gedaagden] hebben niet eerder dan in de conclusie na deskundigenbericht bezwaar gemaakt tegen het feit dat de ligging van de oprit is gewijzigd. In de conclusie van antwoord is de wijziging van de ligging enkel vermeld in het verband met het aanbod van buurman [naam 3] , die zou hebben aangeboden om de oprit op zijn kosten te verleggen (zie nr. 58), en de kosten die [gedaagden] in verband met het verleggen van de oprit moeten dragen (zie nr. 66), doch niet dat [gedaagden] hebben gesteld dat het verleggen van de gehele oprit niet nodig was.
2.21.
Het verweer dat een deel van de oorspronkelijke oprit had kunnen worden behouden en enkel een nieuw deel in het verlengde daarvan hoefde te worden aangelegd, moet derhalve als tardief worden gepasseerd.
2.22.
Het bezwaar van [gedaagden] tegen de door [eisers] gebruikte grindsoort voor de aanleg van de nieuwe oprit moet worden verworpen. De deskundige stelt immers dat de gebruikte grindsoort noodzakelijk is.
2.23.
De rechtbank begrijpt uit de “antwoordconclusie n.a.v. de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagden] ” (onder 4) dat de factuur van 8 oktober 2017 betrekking had op de aanleg van een provisorische nieuwe oprit en dat de factuur van 13 juli 2018 betrekking had op de aanleg van de definitieve oprit. [gedaagden] stellen dat de noodzaak van een nieuwe oprit na de eerdere aanleg van een noodoprit niet is aangegeven.
2.24.
De rechtbank verwerpt dat verweer. Het komt de rechtbank redelijk voor dat [eisers] om de toegang tot hun pand en hun onderneming op korte termijn veilig te stellen, nadat was gebleken dat een groot deel van de oorspronkelijke oprit geen deel uitmaakte van het door hen gekochte perceel, zij er voor hebben gekozen om een noodoprit oprit aan te leggen, voordat zij voldoende zicht hadden op de juiste juridische verhoudingen. Het is dan ook niet onredelijk dat, nadat [eisers] daarop voldoende zicht hadden gekregen, zij zijn overgegaan tot de definitieve aanleg van de oprit.
2.25.
[gedaagden] hebben nog aangevoerd dat gelet op de omvang van de kosten gefactureerd bij de voormelde facturen van 8 oktober 2017 en 13 juli 2018, daarin ook begrepen moet zijn de aanleg van een parkeerplaats op de vergoeding waarvan [eisers] volgens [gedaagden] geen recht hebben.
2.26.
De rechtbank stelt vast dat [gedaagden] niet concreet hebben betwist dat de nieuwe oprit (exclusief parkeerplaats) een omvang heeft van 52,5 m². Dit zal bij de verdere beoordeling tot uitgangspunt worden genomen.
2.27.
De deskundige heeft deze oppervlakte tot uitgangspunt genomen bij de beoordeling van redelijkheid van de facturen. Het bedrag dat de deskundige als redelijkerwijs noodzakelijk aanmerkt is (€ 7.042,19 – € 1.117,-- – € 1.280,-- + € 430,-- =) € 5.075,19. Dit bedrag is exclusief de niet noodzakelijke kosten en inclusief btw. Deze bevindingen zijn afdoende onderbouwd en worden door de rechtbank overgenomen.
2.28.
Dit betekent dat de totale redelijkerwijs benodigde kosten van aanleg van de oprit kunnen worden begroot op € 5.075,19 inclusief btw.
De kosten van de haag
2.29.
Ten aanzien van de vergoeding van de kosten van de haag, overweegt de rechtbank het volgende. In haar tussenvonnis van 26 juni 2019 heeft de rechtbank onder 2.14. overwogen dat [eisers] recht hebben op vergoeding van de kosten van de aanleg van een haag, enkel bestaand uit taxus, met een hoogte van 1,75 m en een lengte van 11 m. De door de deskundige begrote kosten van de aanleg daarvan zijn door partijen niet betwist. [gedaagden] stellen enkel dat [eisers] geen recht hebben op vergoeding van deze kosten, omdat zij geen haag hebben geplant. Dat verweer moet worden verworpen. Dat [eisers] de bedoelde haag (nog) niet hebben geplant, is een gegeven dat [gedaagden] niet regardeert. In zaak als de onderhavige kan de schade, de kosten van een nieuwe haag, in het algemeen worden begroot op de naar objectieve maatstaven vast te stellen kosten van de aanplant daarvan, ook al zien de benadeelden – lees: [eisers] – af van aanplant, of weten zij de haag zelf goedkoper te planten. Derhalve ligt dit onderdeel van de vordering, € 2.162,70, voor toewijzing gereed.
Conclusie
2.30.
Thans kan worden overgegaan tot vaststelling van de schadevergoeding waarop [eisers] recht hebben. In het tussenvonnis van 27 maart 2019 is onder 4.11. al geoordeeld dat [eisers] recht hebben op vergoeding van een bedrag van € 6.000,--, in verband met de mindere waarde van hetgeen juridisch is geleverd. Verder is onder 4.22. van dat vonnis geoordeeld dat [eisers] – na een korting wegens “nieuw voor oud” – recht hebben op een vergoeding van € 1.992,71 wegens de kosten van een nieuwe poort.
2.31.
Op grond van hetgeen in dit vonnis is geoordeeld, liggen voorts de volgende bedragen voor toewijzing gereed: € 5.075,19 en € 2.162,70.
2.32.
In totaal ligt derhalve voor toewijzing gereed een bedrag van € 15.230,60.
2.33.
Omdat niet is gebleken dat de schade steeds concrete schade betreft, zal de rechtbank de gevorderde rente toewijzen met ingang van de dag van dagvaarding.
2.34.
Aangezien partijen over en weer op wezenlijke punten in het gelijk en het ongelijk gesteld zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 15.230,60, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2018 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga, rechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT