ECLI:NL:RBLIM:2020:4958

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 juni 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
C/03/278898 / BZ RK 20/1093
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • L. Bastiaans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg ex artikel 6:4 Wvggz

Op 29 juni 2020 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Dit verzoek was ingediend door de officier van justitie en betrof een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek bipolaire stemmingsstoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstig nadeel kan ontstaan door de psychische toestand van betrokkene, waaronder het risico op ernstige psychische schade en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd door te verwijzen naar de psychiatrische voorgeschiedenis van betrokkene, die meerdere keren in een gedwongen kader is opgenomen en recentelijk weer is gestopt met middelengebruik.

Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond via telehoren vanwege de coronamaatregelen, zijn zowel betrokkene als haar advocaat, mr. A. van der Toorn, gehoord. De psychiater en de spv-er hebben ook hun standpunten gedeeld, waarbij zij de noodzaak van een zorgmachtiging benadrukten om snel in te kunnen grijpen bij een mogelijke psychose. Betrokkene heeft ingestemd met het verzoek en de advocaat heeft aangegeven dat de zorgmachtiging praktisch en minder belastend is dan een apart verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief is. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 29 december 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. L. Bastiaans en schriftelijk uitgewerkt op 3 juli 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd
Zaaknummer: C/03/278898 / BZ RK 20/1093
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van
29 juni 2020van de rechtbank Limburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz),
ten aanzien van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonend te [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.
advocaat: mr. A. van der Toorn

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 11 juni 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring d.d. 22 april 2020;
  • het zorgplan d.d. 1 mei 2020;
  • de zorgkaart d.d. 8 april 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur d.d. 24 april 2020.
1.2.
In verband met de uitbraak van het Coronavirus heeft de rechtbank bij brief van 11 juni 2020 de advocaat van betrokkene verzocht om namens betrokkene kenbaar te maken of betrokkene instemt met schriftelijke afdoening van het verzoek dan wel een mondelinge behandeling wenst. De advocaat heeft op 22 juni 2020 telefonisch te kennen gegeven dat het niet gelukt is om een afspraak met betrokkene te maken en verzocht de rechtbank om een zitting met een mondelinge behandeling te bepalen.
1.3.
Vanwege het feit dat de rechter en betrokkene elkaar eerder hebben gezien tijdens een andere civiele procedure bij de rechtbank Limburg, heeft de rechter bij aanvang van de zitting aan betrokkene en haar advocaat gevraagd of hiertegen bezwaar bestaat en de tussenkomst van een andere rechter gewenst is. Zowel betrokkene als haar advocaat hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de behandeling van het verzoek door de huidige rechter.
1.4.
De medische verklaring die bij het verzoek is gevoegd, dateert van 22 april 2020 en het zorgplan dateert van 1 mei 2020. Omdat de datering van genoemde documenten ruim verschilt van de indiening van het verzoek op 11 juni 2020, heeft de officier van justitie op de dag van de indiening van het verzoek bij de rechtbank, bij de ggz-instelling navraag gedaan of de actuele situatie nog steeds overeenkomt met hetgeen staat beschreven in de documenten voornoemd. De ggz-instelling heeft bevestigd dat de medische situatie van betrokkene, zoals beschreven in de medische verklaring en het zorgplan, ongewijzigd is.
1.5.
Vanwege het Coronavirus (COVID-19) heeft de Rechtspraak in maart 2020 besloten alle rechtbanken te sluiten. Door recente ontwikkelingen zijn de rechtbanken inmiddels weer deels geopend voor (fysieke) zittingen. Urgente zaken zoals de onderhavige gaan door, met dien verstande dat betrokkene samen met de advocaat door middel van telehoren wordt gehoord en niet in fysieke aanwezigheid. De rechtbank wil met deze maatregelen voorkomen dat het Coronavirus verder wordt verspreid. Hoewel de rechtbank veel waarde hecht aan het horen van betrokkene in fysieke aanwezigheid laat zij thans het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de veiligheid van haar medewerkers in het bijzonder prevaleren. Dit omdat het nog niet mogelijk blijkt de 1,5 meter afstand te bewaren als zittingen ter plaatse worden gehouden. Het betreffen uitzonderlijke tijden die tot uitzonderlijke maatregelen nopen. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat namens betrokkene geen bezwaar is gemaakt tegen deze manier van horen.
1.6.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 29 juni 2020 door middel van telehoren.
1.7.
De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
  • betrokkene;
  • de advocaat van betrokkene, mr. A. van der Toorn;
  • de psychiater, [naam psychiater] ,
  • de spv-er, [naam spv-er] .
Omdat de beeldverbinding met betrokkene, in aanwezigheid van de psychiater en de spv-er, door technische problemen niet tot stand kwam, zijn zij enkel telefonisch gehoord.
Betrokkene en haar advocaat hebben hiermee ingestemd.
1.8.
De officier van justitie is niet gehoord.

2.De standpunten ter zitting

2.1.
Zowel de psychiater als de spv-er hebben aangegeven dat de samenwerking met betrokkene goed verloopt. Ze achten het van belang dat betrokkene meteen opgenomen kan worden, wanneer ze ontregelt raakt en een psychose krijgt. Ofschoon de laatste opname dateert van meer dan een jaar geleden, is het risico dat betrokkene weer psychotisch wordt, wel nog aanwezig. De onrust die betrokkene ervaart vanwege verwikkelingen met haar ex-partner en het stoppen met middelengebruik kan tot gevolg hebben dat betrokkene ineens ontremd raakt en in een kort tijdsbestek psychotisch wordt, waardoor snel ingrijpen noodzakelijk is. Dat is ook gebleken toen betrokkene, nadat ze de laatste keer gestopt is met middelengebruik, binnen enkele weken daarna, ontregelde en een opname noodzakelijk bleek. Recentelijk is betrokkene wederom gestopt met het gebruik van middelen, waardoor het risico op ontregeling zich opnieuw kan voordoen.
2.2.
Betrokkene heeft ingestemd met het verzoek en vindt het een veilige gedachte dat snel hulp kan worden geboden als het niet goed met haar gaat en ze zodanig in een psychose raakt, waarvoor een opname nodig blijkt ze zijn.
2.3.
De advocaat van betrokkene heeft namens betrokkene aangegeven dat hij zich conformeert aan het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging en de daarin opgenomen verplichte zorg. Als blijkt dat de zorg in de ambulante setting niet meer volstaat, is een opname volgens het onderliggend verzoek praktischer en minder belastend voor betrokkene dan het indienen van een apart verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging.

3.Beoordeling

3.1.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van bipolaire stemmingsstoornissen.
3.2.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het risico op:
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige immateriële schade;
  • ernstige financiële schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang;
  • de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
3.3.
Gezien de ruime psychiatrische voorgeschiedenis van betrokkene met veelal opnames in een gedwongen kader in combinatie met terugkerend middelengebruik, is het risico op terugval aanwezig. Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
3.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene stemt op dit moment in met het zorgplan, maar als zij ontregelt werkt zij niet meer mee terwijl juist op dat moment moet kunnen worden ingegrepen. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het opnemen in een accommodatie.
De rechtbank dient te beoordelen of de verzochte zorg of dit moment noodzakelijk is of voorzienbaar is dat deze gedurende de looptijd van de zorgmachtiging noodzakelijk zal worden. De rechtbank is van oordeel dat -gezien de toelichting ter zitting van de behandelaren en de advocaat van betrokkene- de vorm van verplichte zorg ‘het opnemen in de accommodatie’ doelmatig is en voorzienbaar is dat deze zorg mogelijk gedurende de zorgmachtiging moet worden ingezet. Daarbij oordeelt de rechtbank dat ‘het opnemen in een accommodatie’ alleen toegepast mag worden als de zorg in ambulante setting het ernstig nadeel niet wegneemt. In dit verband weegt de rechtbank mee dat betrokkene instemt met het zorgplan waarin deze vorm van zorg staat omschreven en zij ter zitting heeft gesteld het goed te vinden dat de mogelijkheid van een opname – reeds nu – in de zorgmachtiging is opgenomen.
De vorm van verplichte zorg ‘beperken van de bewegingsvrijheid’ is enkel van toepassing indien een klinische opname zal plaatsvinden.
Ten aanzien van de verzochte verplichte zorg ‘toedienen van vocht, voeding en medicatie’ acht de rechtbank enkel de toediening van medicatie van belang.
3.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
3.6.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
3.7.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 29 december 2020.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid, indien er sprake is van een klinische opname;
- het opnemen in een accommodatie, enkel in geval van decompensatie als de zorg in de ambulante setting het ernstig nadeel niet wegneemt;
4.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 29 december 2020.
Deze beschikking is op 29 juni 2020 mondeling gegeven door mr. L. Bastiaans, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door S.F.C. Egbers-Hoebe als griffier, en op 3 juli 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.