ECLI:NL:RBLIM:2020:4984

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
8462920 AZ VERZ 20-42
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig ontslag op staande voet en aansprakelijkheid van de bestuurder van een ontbonden vennootschap

In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 8 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, een besloten vennootschap die inmiddels is ontbonden. De werknemer, die in dienst was van de vennootschap, heeft verzocht om te verklaren dat zijn ontslag op staande voet onrechtmatig was. De werknemer stelde dat hij op 30 november 2019 op staande voet was ontslagen, maar dat deze mededeling pas op 20 februari 2020 aan hem was gedaan. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet onverwijld was medegedeeld en dat het ontslag derhalve onrechtmatig was. Daarnaast heeft de werknemer verzocht om te verklaren dat de vennootschap niet was ontbonden, maar de rechter heeft vastgesteld dat de vennootschap op 31 december 2019 was ontbonden. De kantonrechter heeft echter wel geoordeeld dat de vennootschap is blijven voortbestaan, wat betekent dat de werknemer aanspraak kan maken op zijn vorderingen. De rechter heeft de vennootschap veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en vakantiebijslag, en heeft de werknemer in het gelijk gesteld in zijn verzoek om de loonstrook van november 2019 te verstrekken. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van de werknemer toegewezen. Het verzoek van de werkgever om de werknemer te veroordelen tot het teruggeven van een laptop is afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de laptop eigendom van de werkgever was.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8462920 AZ VERZ 20-42
Beschikking van 8 juli 2020
in de zaak van
[verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek],
wonend te [woonplaats 1] ,
verzoekende partij,
tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek,
gemachtigde mr. J.P. van Mulken
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROY’S FOOD BOUTIQUE B.V.,
tevens handelend onder de naam
[handelsnaam],
gevestigd te Maastricht,
2.
[verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek],
wonend te [woonplaats 2] ,
verwerende partij,
tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek.
gemachtigde mr. H.H. Veurtjes.
Partijen zullen hierna [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] , [handelsnaam] en [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen
  • het verweerschrift met bijlagen
  • de nagezonden bijlagen van [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] (producties 25 t/m 35)
  • de mondelinge behandeling op 17 juni 2020 waarbij mr. Van Mulken een pleitnota heeft overgelegd.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[handelsnaam] exploiteerde ten tijde hier in geding een Turks restaurant op het adres [adres] te [plaatsnaam] . Directeur en enig aandeelhouder van [handelsnaam] was [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] . [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] is de broer van [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] .
2.2.
[verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] heeft met [handelsnaam] een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten. In artikel 1 van deze arbeidsovereenkomst staat dat [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] met ingang van 1 maart 2019 in dienst treedt van [handelsnaam] en dat de arbeidsovereenkomst eindigt op 28 februari 2020. Verder zijn partijen in die overeenkomst overeengekomen dat [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] wordt aangesteld in de functie leidinggevende tegen een uurloon van € 9,66, zonder de vermelding of dit bruto of netto is. Ook is in de overeenkomst niet vastgelegd of dit bedrag in- of exclusief 8% vakantiebijslag is. De overeengekomen arbeidsomvang bedraagt minimaal 10 uur en maximaal 20 uur per week.
2.3.
[handelsnaam] heeft alleen contante loonbetalingen aan [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] gedaan.
2.4.
Sinds (in ieder geval) 5 december 2020 heeft [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] geen werkzaamheden meer voor [handelsnaam] verricht.
2.5.
Blijkens een uittreksel van de Kamer van Koophandel is op 10 januari 2020 geregistreerd dat [handelsnaam] is ontbonden en is opgehouden te bestaan om dat geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van 31-12-2019.
2.6.
[verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] heeft bij brief van 17 februari 2020 [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] gesommeerd tot:
  • betaling van € 45.585,18 aan achterstallig loon, vakantiebijslag en wettelijke verhoging
  • het overhandigen van een zwarte map met belangrijke documenten van [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] .
2.7.
Bij brief van 20 februari 2020 heeft [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] onder meer en voor zover hier van belang:
- betwist dat hij loon aan [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] verschuldigd is
- betwist dat hij in het bezit is van de zwarte map
- het standpunt ingenomen dat [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] met ingang van 30 november 2019 op staande voet is ontslagen aangezien [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] toen geen geldige verblijfsvergunning meer had.
2.8.
Bij brief van 27 maart 2020 heeft de gemachtigde van [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] betwist dat [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] op staande voet is ontslagen op 30 november 2019. In de brief heeft hij [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] nogmaals gesommeerd tot betaling van het achterstallige loon (vermeerderd met vakantiebijslag en wettelijke verhoging) alsmede tot afgifte van de zwarte map.
2.9.
Tot het moment van indienen van het verzoekschrift door [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] heeft [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] het verzochte bedrag niet betaald en evenmin de zwarte map aan [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] overhandigd.

3.Het geschil

3.1.
[verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] verzoekt:
voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet onrechtmatig is gegeven;
voor recht te verklaren dat [handelsnaam] niet is ontbonden, althans is blijven voortbestaan, dan wel te oordelen tot heropening van de vereffening van deze vennootschap;
voor recht te verklaren dat [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] als bestuurder van [handelsnaam] persoonlijk aansprakelijk is voor voldoening van onderhavige vorderingen van [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] op [handelsnaam] ;
[handelsnaam] en [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 2.870,33 bruto, te vermeerderen met wettelijke rente;
[handelsnaam] en [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] te veroordelen tot betaling van € 9.645,47 bruto, te vermeerderen met wettelijke rente;
[handelsnaam] en [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] te veroordelen tot betaling van achterstallig loon van € 29.761,45 bruto, te vermeerderen met wettelijke rente;
[handelsnaam] en [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging van
€ 13.528,41 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] te veroordelen tot afgifte van de zwarte map met documenten binnen veertien dagen na de beschikking, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
[handelsnaam] te veroordelen tot het verstrekken van loonstroken over het gehele jaar 2019, binnen veertien dagen na de beschikking, op straffe van verbeurte van een dwangsom
[handelsnaam] en [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding,
[handelsnaam] en [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de onderdelen vier tot en met 7 van dit verzoek.
3.2.
[verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] en de [handelsnaam] voeren verweer.
3.3.
[verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] en [handelsnaam] verzoeken [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] te veroordelen tot het teruggeven aan [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] van de laptop (hp Elite boek met zakelijke en privégegevens) binnen 10 dagen na de beschikking met veroordeling van [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] in de proceskosten.
3.4.
[verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] en [handelsnaam] verzoeken daarnaast voorwaardelijk om [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] te veroordelen tot betaling van € 18.650,00 te vermeerderen met wettelijke rente en met veroordeling van [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] in de proceskosten.
Dit voorwaardelijke verzoek hebben zij ingediend “voor het geval verweerders enige financiële verplichting jegens [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] worden opgelegd”.
3.5.
[verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] voert op zijn beurt verweer.

4.De beoordeling

[verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] niet-onvankelijk?

4.1.
[verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] en [handelsnaam] hebben aangevoerd dat [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn verzoek. Zij stellen dat [handelsnaam] is opgehouden te bestaan en een niet bestaande rechtspersoon kan, zo stellen zij, niet in rechte betrokken worden. Verder voeren zijn aan dat [handelsnaam] en niet [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] de werkgever was van [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] zodat [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] geen vorderingen jegens [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] kan hebben die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst. Ten aanzien van dit verweer overweegt de kantonrechter als volgt.
4.1.1.
Niet in geschil is dat de rechtspersoon [handelsnaam] op 31 december 2019 is ontbonden. Dat houdt echter niet automatisch in dat [handelsnaam] daardoor is opgehouden te bestaan. Daarvoor is nodig dat vaststaat dat [handelsnaam] ten tijde van de ontbinding geen baten meer had. Het enkele feit dat in het Handelsregister op 10 januari 2020 is geregistreerd dat de ontbonden rechtspersoon is opgehouden te bestaan omdat zij geen bekende baten meer had met ingang van 31 december 2019, duidt er slechts op dat het bestuur van de [handelsnaam] dit aan de Kamer van Koophandel heeft opgegeven. Het is geen (begin van) bewijs dat er toen daadwerkelijk geen baten waren. [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] heeft onderbouwd gesteld dat [handelsnaam] ten tijde van de ontbinding wel degelijk nog baten had. [handelsnaam] noch [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] is op die stelling ingegaan. Dat had wel op hun weg gelegen aangezien zij een beroep doen op de rechtsgevolgen van de stelling dat [handelsnaam] is opgehouden te bestaan. Op grond van deze overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [handelsnaam] ten tijde van de ontbinding is opgehouden te bestaan. Het verweer dat [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] in zijn verzoek jegens [handelsnaam] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, wordt dus verworpen.
4.1.2.
Voor zover de verzoeken tot betaling zijn gericht tegen [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] is de kantonrechter van oordeel dat die verzoeken niet zijn gebaseerd op de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] en [handelsnaam] . [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] voert als grondslag aan dat [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door [handelsnaam] te ontbinden en tot turboliquidatie over te gaan. Hij wijst er daarbij (onder meer) op dat [handelsnaam] na de ontbinding is verkocht en dat er dus sprake was van een baat. [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] noemt als grondslag van zijn verzoek jegens [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] expliciet de artikelen 6:162 BW en 2:9 BW. Strikt genomen zou dit ertoe moeten leiden dat, voor zover [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] verzoekt [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde vergoeding, de billijke vergoeding, het achterstallig loon met wettelijke verhoging alsmede de wettelijke rente over deze posten, zijn verzoek niet verder behandeld kan worden in deze procedure. Dit onderdeel zou verder (op de voet van art. 69 Rv) in een dagvaardingsprocedure dienen te worden voortgezet. Echter: kennelijk is dit onderdeel van [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] verzoek voorwaardelijk ingediend. De kantonrechter leidt dit af uit randnummer 43 van [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] verzoekschrift. Daar staat namelijk het volgende:
“ [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] verzoekt uw rechtbank dan ook om voor recht te verklaren dat de vennootschap is blijven voortbestaan, dan wel te verklaren dat de vereffening heropend dient te worden ofwel vast te stellen dat de heer [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] persoonlijk aansprakelijk is voor voldoening van de vorderingen van [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] ”.
Omdat het verzoek van [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] om voor recht te verklaren dat [handelsnaam] is blijven voortbestaan (zie rechtsoverweging 4.2.) zal worden toegewezen, wordt dus niet meer toegekomen aan de meer subsidiaire, op de (gestelde) persoonlijke aansprakelijkheid van [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] gebaseerde verzoeken.
het verzoek van [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek]
4.2.
De verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet onrechtmatig is geweest, is toewijsbaar. Het ontslag per 30 november 2020 is [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] immers niet onverwijld medegedeeld. Dat het ontslag reeds op 27 november 2019 zou zijn gegeven, zoals [handelsnaam] stelt, blijkt nergens uit. Verder is het ook volkomen ongeloofwaardig dat op 27 november 2019 aan [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] zou zijn medegedeeld dat hij drie dagen later op staande voet ontslagen wordt. Het standpunt van [handelsnaam] dat [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] reeds op 27 november 2019 zou zijn ontslagen, wordt eveneens verworpen aangezien [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] dat betwist en de brief van de boekhouder waar [handelsnaam] zich op beroept vermeldt expliciet 30 november 2019 als ontslagdatum. Volgens [handelsnaam] is het ontslag ook onverwijld gegeven aangezien dit door de boekhouder op 30 november 2019 aan [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] is medegedeeld.
[verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] betwist echter die brief ontvangen te hebben. Het ligt dan op de weg van [handelsnaam] om de ontvangst van die brief aan te tonen. Daarin is zij niet geslaagd. De kantonrechter overweegt daartoe dat de brief niet aangetekend is verzonden. De schriftelijke verklaring van de boekhouder dat hij de brief verzonden heeft, toont evenmin de ontvangst door [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] aan. [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] heeft verder verklaard dat de brief naar een ander adres is gezonden, namelijk naar zijn vorige adres. Hij heeft in dat verband erop gewezen dat [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] hem destijds heeft geholpen met de verhuizing naar zijn nieuwe adres zodat [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] (en daarmee [handelsnaam] ) van het nieuwe adres op de hoogte waren. Tegen deze stellingen heeft [handelsnaam] niets relevants aangevoerd. Dat op of binnen onverwijlde tijd na 30 november 2019 aan [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] is medegedeeld dat hij onder vermelding van de dringende reden op staande voet is ontslagen, is dus niet gebleken. Hieruit volgt dat [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] voor het eerst bij brief van 20 februari 2020 mededeling is gedaan van het ontslag per 30 november 2020 en dat eerst toen de dringende reden is medegedeeld. Hieruit volgt dat het ontslag onrechtmatig is gegeven.
4.3.
De in onderdeel 2 verzochte verklaring voor recht dat [handelsnaam] niet is ontbonden, is niet toewijsbaar. Het staat immers vast dat [handelsnaam] ontbonden is. Wel kan het subsidiaire verzoek dat [handelsnaam] is blijven voortbestaan worden toegewezen. Dit volgt uit hetgeen in 4.1.1. is overwogen. Omdat dit onderdeel van het verzoek wordt toegewezen komt de kantonrechter niet toe aan het meer subsidiaire verzoek om “te oordelen tot heropeningen van de vereffening” van [handelsnaam] .
4.4.
De in onderdeel 3 verlangde verklaring voor recht is kennelijk voorwaardelijk verzocht voor het geval onderdeel 2 van het verzoek geheel zal worden afgewezen. Aangezien onderdeel 2 deels wordt toegewezen, hoeft onderdeel 3 dus geen verdere bespreking.
4.5.
In de onderdelen 4 en 5 verzoekt [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] om [handelsnaam] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding en de billijke vergoeding. Bij de berekening van de hoogte van deze vergoedingen is [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] uitgegaan van 30 november 2019 als einddatum van de arbeidsovereenkomst. Hieruit volgt dat de kantonrechter verder voorbijgaat aan [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] stelling dat hij ook na 30 november 2019 nog werkzaamheden voor [handelsnaam] heeft verricht en dus nog in dienst van [handelsnaam] was. Door het verzoeken van de vergoedingen, waarbij hij is uitgegaan van een ontslag per 30 november 2019, heeft [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] erkend dat hij is ontslagen per 30 november 2019 en heeft hij zich neergelegd bij dat ontslag. De consequentie van [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] keuze om in deze procedure het ontslag per 30 november 2019 te erkennen, is dat het verzoek tot betaling van de billijke en gefixeerde vergoeding te laat is ingediend.
De vervaltermijn van art. 7:686a lid 4 BW is immers ruimschoots verstreken. [handelsnaam] heeft daar terecht een beroep op gedaan. Het argument van [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] dat het ontslag hem eerst op 20 februari 2020 is medegedeeld zodat de vervaltermijn eerst toen is begonnen, vindt geen steun in de wet. Bepalend is het moment dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd. De dag daarna start de vervaltermijn.
4.6.
Gelet op het voorwaardelijke karakter van de onderdelen 4 en 5 voor zover die zijn gericht tegen [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] , hoeven deze onderdelen op dat punt niet verder beoordeeld te worden.
4.7.
In onderdeel 6 verzoekt [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] om [handelsnaam] te veroordelen tot betaling van achterstallig loon inclusief vakantiebijslag. In totaal heeft [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] dat berekend op
€ 29.761,45 bruto.
4.7.1.
Ter onderbouwing van dit verzoek stelt [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] dat hij in de periode van januari 2019 tot en met december 2019 veel meer uren gewerkt heeft dan [handelsnaam] hem heeft uitbetaald. Hij heeft in randnummer 64 van zijn verzoekschrift een overzicht gemaakt van de uren die hij stelt gewerkt te hebben, het daarmee corresponderende recht op loon en het door [handelsnaam] uitbetaalde (voorschot) op het loon. De gewerkte uren heeft [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] onderbouwd met door hemzelf opgestelde urenstaten.
4.7.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] jegens [handelsnaam] geen aanspraak kan maken op loon over de periode tot 1 maart 2019 en evenmin voor de periode na 30 november 2019. Ook al heeft [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] vóór 1 maart 2019 kluswerkzaamheden in het restaurant verricht, dan is niet komen vast te staan dat [handelsnaam] daarvoor loon aan hem verschuldigd is. De ingangsdatum van de met [handelsnaam] gesloten arbeidsovereenkomst is immers 1 maart 2019 en gesteld noch gebleken is dat daarvoor ook een arbeidsovereenkomst tussen partijen gold. Na 30 november 2019 heeft [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] evenmin recht op loon aangezien hij zich heeft neergelegd bij het ontslag per die datum.
4.7.3.
Ten aanzien van de periode 1 maart 2019 tot en met 30 november 2019 overweegt de kantonrechter als volgt. [handelsnaam] heeft als verweer opgevoerd dat de door [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] gestelde uren dat hij gewerkt zou hebben niet kunnen kloppen. Dit verweer slaagt. [handelsnaam] verwijst daartoe namelijk naar urenstaten van door haar werknemers gewerkte uren. Deze urenstaten vermelden inderdaad veel minder gewerkte uren dan de door [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] overgelegde urenstaten. De kantonrechter hecht meer waarde aan de door [handelsnaam] overgelegde urenstaten dan die door [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] zijn overgelegd. De urenstaten die [handelsnaam] heeft overgelegd bevatten namelijk niet alleen de paraaf van [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] maar ook parafen van andere werknemers. Bovendien komen de gewerkte uren op de door [handelsnaam] overgelegde urenstaten grosso modo overeen met hetgeen contant aan loon is betaald aan [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] . [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] stelling dat die betalingen slechts voorschotten waren, wordt verworpen. [handelsnaam] betwist dat en die betwisting wordt voldoende ondersteund door de formulering van de kwitanties die [handelsnaam] heeft overgelegd. Op die kwitanties die door [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] zijn ondertekend staat steeds vermeld “loon maand” en daarna de betreffende maand. Als het voorschotbetalingen waren, had het voor de hand gelegen dat dit zou zijn vermeld. Op grond van deze overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] nog recht heeft op betaling van loon door [handelsnaam] . De kantonrechter gaat verder voorbij aan de stelling van [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] dat de contante loonbetalingen niet overeenkomen met het uit te betalen loon zoals vermeld op de door [handelsnaam] thans overgelegde loonstroken. Het is immers niet duidelijk welke conclusie [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] hieraan wenst te verbinden. Op grond van deze overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat voor zover [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] verzoekt om betaling van het loon omdat hij meer uren gewerkt heeft dan [handelsnaam] heeft uitbetaald, dat verzoek in zoverre moet worden afgewezen.
4.7.4.
In het door [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] gestelde bedrag is echter ook de over het reeds betaalde loon verschuldigde vakantiebijslag opgenomen. Sadari’s stelling dat [handelsnaam] in het geheel geen vakantiebijslag aan hem heeft uitbetaald, heeft [handelsnaam] niet betwist. Evenmin heeft zij betwist dat [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] daar nog recht op heeft. Hieruit volgt dat [handelsnaam] zal worden veroordeeld tot betaling van 8% vakantiebijslag over het loon in de periode maart 2019 tot en met november 2019. Blijkens het verzoekschrift is aan [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] door [handelsnaam] in die periode
€ 6.751,00 betaald. [handelsnaam] zal dus worden veroordeeld tot betaling van € 540,08 (8% x
€ 6.751,00) bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim tot de dag van betaling. Voor zover dit deel van het verzoek voorwaardelijk is ingesteld tegen [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] behoeft dit geen verdere bespreking omdat niet aan de voorwaarde is voldaan.
4.8.
De in onderdeel 7 verzochte wettelijke verhoging zal worden toegewezen. Hieruit volgt dat [handelsnaam] zal worden veroordeeld tot betaling van € 270,04 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim tot de dag van betaling. Ook voor dit onderdeel geldt dat, voor zover het (voorwaardelijk) is gericht tegen [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] , dit onderdeel niet verder besproken hoeft te worden.
4.9.
Vast staat dat [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] inmiddels de zwarte map met documenten aan [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] heeft geretourneerd. [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] heeft daartoe gesteld dat de nieuwe huurder de map in het (voorheen door [handelsnaam] geëxploiteerde) restaurant heeft aangetroffen waarna deze de map aan [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] heeft toegezonden. [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] stelt dat hij de map met de inhoud zoals hij die van de huurder ontvangen heeft, heeft doorgezonden aan [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] . [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] heeft erkend dat hij de map heeft ontvangen maar volgens hem ontbreken nog documenten die [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] aan hem dient af te geven. De kantonrechter wijst dit onderdeel van het verzoek af omdat niet is komen vast te staan dat de volgens [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] ontbrekende documenten zich in de map bevonden en zelfs als dat wel zo was, is niet komen vast te staan dat [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] de ontbrekende documenten in zijn bezit heeft.
4.10.
Onderdeel 9 van het verzoek zal deels worden toegewezen. Nergens blijkt uit dat [handelsnaam] aan [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] loonstroken heeft verstrekt vóórdat [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] deze procedure aanhangig maakte. Het moet er dus voor gehouden worden dat [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] voor het eerst in deze procedure loonstroken van [handelsnaam] heeft gezien, namelijk de als productie 12 door [handelsnaam] overgelegde loonstroken. Dit zijn de loonstroken over de maanden maart tot en met oktober 2019. [handelsnaam] zal daarom worden veroordeeld om de loonstrook van november 2019 aan [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] te verstrekken binnen twee weken na heden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 100,00 per dag dat zij daarmee in gebreke blijft tot een maximumbedrag van € 2.000,00.
het verzoek van [handelsnaam] en [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek]
4.11.
[handelsnaam] en [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] verzoeken [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] te veroordelen de laptop aan [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] terug te geven. Dit onderdeel van hun verzoek zal worden afgewezen. [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] heeft namelijk betwist dat de laptop eigendom van [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] is en [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] heeft verder in het geheel niet kunnen onderbouwen dat de laptop hem toebehoort.
4.12.
Omdat [handelsnaam] wordt veroordeeld tot betaling van vakantiebijslag, wettelijke verhoging en wettelijke rente, is voldaan aan de voorwaarde van het voorwaardelijke verzoek.
4.12.1.
De verzochte (terug)betaling van € 18.650,00, te vermeerderen met wettelijke rente, heeft betrekking op geldleningen die [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] aan [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] stelt verstrekt te hebben. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien welk belang [handelsnaam] heeft bij terugbetaling door [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] van door [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] verstrekte geldleningen. Voor zover het verzoek door [handelsnaam] is ingediend, wordt dat dus afgewezen.
4.12.2.
Het verzoek van [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] kan in deze procedure niet verder beoordeeld worden omdat niet gebleken is dat dit verzoek enig verband houdt met de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] en [handelsnaam] . Het verzoek voldoet daarmee niet aan het bepaalde in art. 7:686a lid 3 BW. [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] zal daarom op grond van art. 69 Rv in de gelegenheid gesteld worden de procedure voort te zetten als een dagvaardingsprocedure. [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] zal nu [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] bij pleitnota reeds heeft “geantwoord” een conclusie van repliek mogen nemen waarbij hij tevens (indien nodig) zijn stellingen kan aanpassen aan de voor de dagvaardingsprocedure geldende regels.
de proceskosten
4.13.
Als de (deels) in het ongelijk gestelde partij zal [handelsnaam] worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] tot op heden begroot op:
Griffierrecht € 83,00
Salaris gemachtigde
€ 720,00
Totaal € 803,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat het ontslag op staande voet onrechtmatig is gegeven,
5.2.
verklaart voor recht dat [handelsnaam] is blijven voortbestaan,
5.3.
veroordeelt [handelsnaam] om aan [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] te betalen € 540,08 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim tot de dag van betaling,
5.4.
veroordeelt [handelsnaam] om aan [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] te betalen € 270,04 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim tot de dag van betaling,
5.5.
veroordeelt [handelsnaam] om binnen twee weken na heden aan [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] de loonstrook van november 2019 te verstrekken op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat [handelsnaam] daarmee in gebreke blijft tot een maximum van € 2.000,00,
5.6.
veroordeelt [handelsnaam] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] begroot op € 803,00,
5.7.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
verwijst de zaak, uitsluitend voor wat betreft het voorwaardelijke verzoek van [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] , in de stand waarin deze zich bevindt voor het nemen van een conclusie van repliek naar de civiele rolzitting van de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht, St. Annadal 1 van
woensdag 29 juli 2020 om 10.00 uur,
5.9.
stelt [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] zo nodig in de gelegenheid zijn stellingen aan te passen aan de voor de dagvaardingsprocedure toepasselijke procesregels,
5.10.
wijst [verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (deels voorwaardelijke) tegenverzoek] erop dat hij na verwijzing griffierecht verschuldigd is conform
de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht binnen
4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort;
5.11.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.M. Kuster en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW