ECLI:NL:RBLIM:2020:5074

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 juli 2020
Publicatiedatum
13 juli 2020
Zaaknummer
8564202 \ CV EXPL 20-2650
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over huurachterstand en ontruiming in beschermingsbewind

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 13 juli 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen QSP ESS B.V. en een beschermingsbewindvoerder van een onderbewindgestelde. QSP vorderde ontruiming van een huurwoning vanwege een huurachterstand van € 3.895,56. De huurovereenkomst was op 1 november 2018 gesloten en de huurachterstand was ontstaan door financiële problemen van de onderbewindgestelde, die geen inkomsten had. De kantonrechter oordeelde dat de beschermingsbewindvoerder tekort was geschoten in de nakoming van de huurbetalingsverplichting. De rechter overwoog dat de ontruiming een ingrijpende maatregel is, maar dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de vordering toe te wijzen. De beschermingsbewindvoerder had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de ontruiming zouden rechtvaardigen. De rechter bepaalde dat de ontruiming binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moest plaatsvinden en dat de beschermingsbewindvoerder de huurachterstand en proceskosten moest vergoeden. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8564202 \ CV EXPL 20-2650
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 13 juli 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
QSP ESS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde mr. J.P. Van Oudenhoven,
tegen:
[beschermingsbewindvoerder] h.o.d.n. [handelsnaam] ,
in zijn hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [onderbewindgestelde] ,
zaakdoende te [vestigingsplaats] aan het [adres 1] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna QSP, [beschermingsbewindvoerder] en [onderbewindgestelde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 16
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 juli 2020 waarbij
mr. van Oudenhoven voornoemd, [beschermingsbewindvoerder] , en [onderbewindgestelde] zijn verschenen.
1.2.
Ter mondelinge behandeling heeft QSP haar eis verminderd in die zin dat door de betaling van € 724,81 op 13 juni 2020 de huurachterstand tot en met mei 2020
€ 3.203,94 bedraagt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
QSP heeft met [onderbewindgestelde] een schriftelijke huurovereenkomst gesloten op grond waarvan [onderbewindgestelde] per 1 november 2018 voor onbepaalde tijd van QSP de woonruimte staande en gelegen aan [adres 2] te [postcode] tegen een bij vooruitbetaling maandelijks verschuldigd bedrag van (thans) € 691,63 inclusief servicekosten huurt. Op deze overeenkomst zijn de “Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Woonruimte” van toepassing.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 9 december 2019 zijn de goederen van [onderbewindgestelde] onder bewind gesteld met benoeming van [beschermingsbewindvoerder] tot bewindvoerder.
2.3.
De huurachterstand tot en met juli 2020 bedraagt € 3.895,56.

3.Het geschil

3.1.
QSP vordert na vermindering van eis bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [beschermingsbewindvoerder] :
1. het gehuurde aan het [adres 2] te [woonplaats 2] binnen drie dagen na betekening van het vonnis, althans een in goede justitie te bepalen termijn, volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en met afgifte van alle sleutels en andere toegangsmaterialen ter vrije beschikking van QSP te stellen en vervolgens deze verlaten en ontruimd te houden, met machtiging van QSP om bij gebreke van volledige voldoening hieraan deze verlating en ontruiming en het vervolgens verlaten en ontruimd houden zelf te bewerken met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
2. aan QSP, tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 3.203,93, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag waarop het verzuim is ingetreden tot aan de dag der algehele voldoening;
3. aan QSP, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, per eerste dag van elke nieuwe maand na die van de dagvaarding tot en met de maand waarin de ontruiming feitelijk plaatsvindt en QSP weer over het gehuurde kan beschikken te betalen de maandelijkse huursom van
€ 691,63, te vermeerderen met de wettelijke rente indien [beschermingsbewindvoerder] daarmee in gebreke blijft;
4. tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na de datum van dit vonnis.
3.2.
QSP legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [beschermingsbewindvoerder] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een door hem q.q. aangegane verplichting (de tijdige betaling van de huur) uit de huurovereenkomst. Aangezien [onderbewindgestelde] geen inkomsten heeft en niet betaalt heeft zij belang om het gehuurde opnieuw te huur aan te kunnen bieden.
3.3.
[beschermingsbewindvoerder] heeft de door QSP gestelde spoedeisendheid noch de huurachterstand betwist.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag of QSP voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen dient te worden beantwoord aan de hand van de afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. Voor toewijzing van de gevorderde ontruiming dient de hoogte van de huurachterstand ernstig genoeg te zijn. Aangezien een ontruiming een ingrijpende - en in de praktijk vaak een definitieve - maatregel is, worden bij deze beoordeling alle betrokken belangen in ogenschouw genomen.
4.2.
[beschermingsbewindvoerder] voert aan dat hij per 19 december 2019 tot bewindvoerder over de goederen van [onderbewindgestelde] is benoemd, dat hij in januari 2020 de gelden en goederen van [onderbewindgestelde] heeft kunnen inventariseren en dat hij toen al constateerde dat het saldo op de bankrekening van [onderbewindgestelde] nagenoeg nihil bedroeg. [onderbewindgestelde] heeft zelf ontslag bij zijn werkgever genomen en dacht dat hij daardoor geen recht op een uitkering zou hebben. Door een vervelende samenloop van omstandigheden - mede vanwege Covid-19 - heeft
[onderbewindgestelde] de nieuwe baan die hij in het vooruitzicht had, niet gekregen. [onderbewindgestelde] spant zich in en zit niet stil maar kan op dit moment geen betaling aan QSP aanbieden. Dat zou wel het geval kunnen zijn als [onderbewindgestelde] een nieuwe baan zou hebben. Op 17 en
22 februari 2020 heeft hij de huur betaald en vanaf het voorschot dat [onderbewindgestelde] van de gemeente ontving heeft hij de huurpenningen van juni 2020 betaald.
4.3.
Nu gesteld noch gebleken is dat [beschermingsbewindvoerder] een rechtsgrond heeft om zijn huurbetalingsverplichting niet na te komen, is [beschermingsbewindvoerder] jegens QSP tekortgeschoten in de nakoming van die verbintenis, in een omvang en gedurende een tijd die in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zou rechtvaardigen. Uit de stellingen van partijen blijkt dat er een huurachterstand van bijna zes maanden is. Aangezien uit de verklaringen van [beschermingsbewindvoerder] niet volgt dat hij aanstonds tot aanzuivering van de achterstand zal (kunnen) overgaan, liggen de vorderingen voor toewijzing gereed.
4.4.
Wat de gevorderde ontruiming betreft ligt het op de weg van [beschermingsbewindvoerder] om bijzondere omstandigheden te stellen (en bij betwisting te bewijzen) die tot de conclusie kunnen leiden dat genoemde tekortkoming gezien haar bijzondere aard of betekenis de (ontbinding en de daaraan verbonden) ontruiming niet rechtvaardigt. Zulke omstandigheden zijn gesteld noch gebleken. Nu het hoogst waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure tot ontbinding van de huurovereenkomst zal worden besloten, ligt de gevorderde ontruiming voor toewijzing gereed. De gevorderde zogenoemde “sterke arm” zal worden afgewezen. De door de wet aan de deurwaarder, die zich zo nodig kan laten bijstaan door de politie, verleende bevoegdheden tot reële executie (artikelen 555 e.v. Rv in verbinding met artikel 444 Rv) zijn toereikend en QSP kan zelf de ontruiming laten uitvoeren als [beschermingsbewindvoerder] hiermee in gebreke zou blijven. De ontruimingstermijn zal op veertien dagen na betekening van dit vonnis worden gesteld.
4.5.
[beschermingsbewindvoerder] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [beschermingsbewindvoerder] worden met toepassing van het liquidatietarief begroot op:
- dagvaarding € 87,99
- griffierecht € 499,00
- gemachtigde salaris €
720,00
Totaal € 1.306,99.
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen als nader in het dictum is bepaald.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [beschermingsbewindvoerder] q.q om:
het gehuurde aan het [adres 2] te [woonplaats 2] binnen veertien dagen na betekening van het vonnis volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en met afgifte van alle sleutels en andere toegangsmaterialen ter vrije beschikking van QSP te stellen en vervolgens deze verlaten en ontruimd te houden,
aan QSP, tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 3.203,93, zijnde de huurachterstand tot en met mei 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag waarop het verzuim is ingetreden tot aan de dag der algehele voldoening,
aan QSP, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, per eerste dag van elke nieuwe maand na die van de dagvaarding (15-06-2020) tot en met de maand waarin de ontruiming feitelijk plaatsvindt en QSP weer over het gehuurde kan beschikken te betalen de maandelijkse huursom van € 691,63, te vermeerderen met de wettelijke rente indien [beschermingsbewindvoerder] daarmee in gebreke blijft,
5.2.
veroordeelt [beschermingsbewindvoerder] in de aan de zijde van QSP gevallen proceskosten, welke worden begroot op € 1.306,99, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vijftien dagen na betekening van dit vonnis,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.
type: YT