ECLI:NL:RBLIM:2020:5193

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
8271600
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing ontbindingsverzoek werknemer wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van een werknemer tegen zijn werkgever, Technisch Handelscentrum Hydraflex B.V. De werknemer, die 20 jaar in dienst was, verzocht om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst op grond van omstandigheden die van dien aard zijn dat deze onmiddellijk of na korte tijd behoren te eindigen. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever ernstig verwijtbaar had gehandeld, wat de toewijzing van het verzoek rechtvaardigde. De werkgever had de werknemer na jaren van goed functioneren plotseling geconfronteerd met een verbetertraject of ontslag, zonder dat er concrete redenen voor deze beslissing waren. Bovendien had de werkgever de loonbetaling onterecht stopgezet terwijl de werknemer arbeidsongeschikt was door ziekte. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet had voldaan aan de eisen voor een verbeterplan en dat de werknemer niet op een eerlijke manier was behandeld. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 augustus 2020 en de werkgever veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 18.048,20 en een billijke vergoeding van € 50.000,-. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente en kosten aan de werknemer toegewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8271600 AZ VERZ 20-4
Beschikking van 9 juli 2020
in de zaak van
[verzoeker],
wonend te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. W.C.G.J. Sterk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TECHNISCH HANDELSCENTRUM HYDRAFLEX B.V.,
gevestigd te Nuth,
verwerende partij,
gemachtigde mr. E.J.C.F. Coumans.
Partijen worden hierna [verzoeker] en Hydraflex genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen 1 t/m 30;
  • een brief aan de zijde van [verzoeker] van 27 mei 2020 met bijlagen 31 tot en met 46;
  • het verweerschrift met bijlagen 1 t/m 10;
  • een brief aan de zijde van [verzoeker] van 11 juni 2020 met bijlagen 47 t/m 56;
  • een brief aan de zijde van [verzoeker] van 15 juni 2020;
  • de mondelinge behandeling op 17 juni 2020 en de pleitnota van mr. Coumans.
1.3
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op 31 [geboortedatum] , is op 1 november 1999 in dienst getreden bij Hydraflex in de functie van technisch commercieel medewerker tegen een maandloon van
€ 2.425,83, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
2.2.
Bij brief van 18 februari 2019 heeft Hydraflex aan [verzoeker] medegedeeld dat hij
€ 100,- netto per maand opslag kreeg en een extra verlofdag per maand. Onder deze brief staat het volgende: “Wij danken u voor de getoonde inzet en kijken uit naar een verder succesvolle samenwerking binnen Technisch Handelscentrum Hydraflex b.v.”.
2.3.
Op 26 augustus 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam directeur] , de directeur van Hydraflex (hierna: [naam directeur] ), [verzoeker] en [naam 1] van Sal Verzuim & HRM (hierna: [naam 1] ). Naar aanleiding van dit gesprek heeft [naam 1] aan [verzoeker] op 27 augustus 2020 een e-mail gezonden met de volgende inhoud:
“Geachte heer [verzoeker] ,
Gisterenochtend 26 augustus 2019 heeft uw werkgever Hydraflex u duidelijk gemaakt dat u uw gedrag, houding en instelling per direct dient te wijzigen. In de diverse gesprekken vanaf 2015 is u door de heer [naam 2] van Nova BV duidelijk gemaakt wat er van u verwacht wordt.
We hebben u heden 3 mogelijke oplossing geboden:
1. U laat zien dat u per direct functioneert zoals van u verwacht wordt/mag worden. Gedurende de komende 3 maanden zal u verbetergedrag besproken worden, geëvalueerd en er zal verslag van gemaakt worden.
Per morgen geldt voor u een maximale pauze van ¾ uur tussen de middag waarbij u zich af- en aanmeldt. Ook registreert u uw werkuren.
2. Blijft u functioneren zoals meermaals met u besproken dan zal het dossier verder opgebouwd worden en zijn wij genoodzaakt om naar de rechter te stappen, met het gevaar van verwijtbaarheid.
3. Samen besluiten we dat het beter is dat elkaars wegens scheiden.
Werkgever is bereid om u een nader te bepalen transitievergoeding in het vooruitzicht te stellen obv uw arbeidsverleden en hierbij heeft u 2 opties
A. U werkt de 4 maanden fictieve opzegtermijn uit en ontvangt bij de eindafrekening de nader te bepalen transitievergoeding
B U stopt per direct met u werkzaamheden en de 4 maanden ontvangt u salaris en wordt vrijgesteld van arbeid. De 4 maanden worden in mindering gebracht van uw nader te bepalen transitievergoeding en het restant ontvangt u als eindafrekening. In beide gevallen geldt dat nog niet opgenomen vakantiedagen worden geacht te zijn opgenomen.
4. U solliciteert elders en laat weten wanneer u kunt starten en werkgever werkt hier volledig aan mee. Deze periode loopt tot uiterlijk februari 2020.
Indien er nog vragen zijn dan verneem ik het gaarne.
Conform afspraak laat u werkgever uiterlijk vrijdagochtend 8.30 uur van welke optie u gebruik wenst te maken.”
2.4.
[verzoeker] heeft niet binnen deze termijn gereageerd.
2.5.
Vervolgens is aan [verzoeker] een document onder de noemer ‘verbeterplan’, gedateerd op 30 augustus 2019, gezonden met ruim 40 verbeterpunten, met als belangrijkste punten:
1. desinteresse in de functie
2. gebrek aan inzet
3. gebrek aan initiatief
4. gebrek aan loyaliteit
5. ongewenste houding of attitude
6. negatief inzake het teamproces
7. de pauzetijden in acht nemen
In dit ‘verbeterplan’ is opgenomen dat wekelijks evaluatiegesprekken zouden worden gevoerd gedurende drie maanden.
2.6.
Op 9 september 2019 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld.
2.7.
De bedrijfsarts rapporteert naar aanleiding van een spreekuur op 25 september 2019 dat sprake is van een surmenagebeeld, stress en daaraan gerelateerde fysieke klachten. Deze klachten hebben een sterk werkgerelateerd karakter. Op 20 november 2019 heeft de bedrijfsarts vervolgens laten weten dat partijen ‘buiten verzuim’ tot een oplossing moeten komen en dat de ‘verzuimcasus’ per 1 december 2019 wordt gesloten.
2.8.
Hydraflex heeft [verzoeker] opgeroepen om op 2 december 2019 zijn werkzaamheden te hervatten. De gemachtigde van [verzoeker] heeft vervolgens gereageerd dat [verzoeker] , ondanks dat hij het niet eens is met de hersteldverklaring, zal verschijnen op het werk. Verder kondigt hij aan een deskundigenoordeel aan te vragen bij het Uwv.
2.9.
[verzoeker] is 2 december 2019 op zijn werk verschenen en heeft op die dag ook gereageerd op het verbeterplan. Op 3 december 2019 heeft [verzoeker] zich weer ziek gemeld.
2.10.
Hydraflex heeft met ingang van 10 december 2019 de loonbetaling stop gezet omdat [verzoeker] niet op zijn werk is verschenen. Bij e-mail van 23 december 2019 heeft Hydraflex [verzoeker] gesommeerd om 24 december 2019 alsnog te verschijnen op zijn werk, bij gebreke waarvan hij op staande voet zou worden ontslagen. De gemachtigde van [verzoeker] heeft bij brief van 23 december 2019 gereageerd met de mededeling dat [verzoeker] van mening is dat hij door ziekte niet kan komen werken, hij een ontbindingsverzoek zal indienen en dat hij meerdere malen tevergeefs heeft verzocht om mediaton.
2.11.
Op 8 januari 2020 heeft het Uwv een deskundigenoordeel afgegeven. De verzekeringsarts heeft [verzoeker] , na overleg met de bedrijfsarts, met ingang van
9 september 2019 arbeidsongeschikt voor zijn werk bevonden.
2.12.
Op 16 januari 2020 heeft [verzoeker] een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend.
2.13.
Op 24 januari 2020 heeft de casemanager Hydraflex medegedeeld dat, zolang het conflict niet is opgelost, het geen enkel nut heeft [verzoeker] naar het werk te sturen.
2.14.
Op 29 januari 2020 heeft Hydraflex de betaling van het loon weer hervat.
2.15.
In april 2020 hebben partijen geprobeerd om onder begeleiding van een mediator tot een oplossing te komen. Dit is niet gelukt.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Hydraflex te veroordelen tot betaling van het loon vanaf 10 december 2019, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf die datum tot de dag van algehele voldoening, zulks binnen vijf dagen na betekening van deze beschikking;
II. Hydraflex te veroordelen tot betaling van 50% wettelijke verhoging;
III. de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en Hydraflex dadelijk te ontbinden;
IV. Hydraflex te veroordelen tot betaling van:
- een gefixeerde schadevergoeding van € 10.479,59;
- een transitievergoeding van € 18.593,98;
- een billijke vergoeding van € 50.000,-;
V. Hydraflex te veroordelen binnen één maand na de ontbindingsdatum de toekende vergoedingen te betalen, waarna de wettelijke rente verschuldigd wordt (7:686a lid 1 BW), de eindafrekening op te maken en dienovereenkomstig met [verzoeker] af te rekenen en aan [verzoeker] binnen diezelfde maand te betalen wat hem toekomt onder verstrekking van een bruto-netto specificatie op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per dag dat Hydraflex hiermee te laat is tot een maximum van € 25.000,-;
VI. [verzoeker] in de gelegenheid te stellen zijn ontbindingsverzoek in te trekken;
VII. Hydraflex te veroordelen in de (reële) proces- en nakosten.
Daarnaast wenst [verzoeker] een vergoeding van de buitengerechtelijke kosten (boven het standaardniveau).
3.2.
[verzoeker] heeft aan zijn verzoekschrift ten grondslag gelegd dat sprake is van een dringende reden die dadelijke ontbinding rechtvaardigt en waardoor recht bestaat op een gefixeerde schadevergoeding. [verzoeker] vraagt ook ontbinding op grond van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst dadelijk of na korte tijd dient te eindigen. Hydraflex heeft ernstig verwijtbaar gehandeld. Daarom bestaat recht op een transitie- en billijke vergoeding.
3.3.
Hydraflex heeft dit betwist. Hydraflex verzoekt de kantonrechter primair de arbeidsovereenkomst niet te ontbinden, doch in geval van ontbinding de overige verzoeken af te wijzen en [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten en nakosten.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter overweegt als volgt.
4.2.
Volgens Hydraflex is de houding en het gedrag van [verzoeker] op enig moment in negatieve zin veranderd. De oorzaak van deze verandering is volgens Hydraflex gelegen in het vertrek van een collega, die volgens Hydraflex het ‘maatje’ van [verzoeker] was. De negatieve verandering bestond volgens Hydraflex uit regelmatige ziekmeldingen, geen inzet meer tonen en het uiten van kritiek. Ook zou [verzoeker] hebben gezegd dat hij bij Hydraflex weg wil. Volgens Hydraflex is het gedrag van [verzoeker] met hem besproken op informele wijze, bij aanvang van het werk of door even binnen te lopen en een kopje koffie te drinken. Om [verzoeker] een positieve impuls te geven heeft Hydraflex hem begin 2019 een loonsverhoging toegekend. Aan kennis en kunde ontbrak het [verzoeker] immers niet (verweerschrift onder randnummer 9).
4.3.
[verzoeker] heeft betwist dat hij disfunctioneerde en dat hij daarop is aangesproken.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat niet in geschil is dat [verzoeker] gedurende vrijwel zijn hele dienstverband bij Hydraflex goed heeft gefunctioneerd. Over het moment waarop [verzoeker] ’ houding en gedrag in negatieve zin zouden zijn veranderd heeft Hydraflex niet eenduidig verklaard. Onder randnummer 2 van het verweerschrift noemt Hydraflex dat deze verandering zich vanaf augustus 2019 zou hebben voorgedaan. Onder randnummer 4 van het verweerschrift noemt Hydraflex echter dat de neerwaartse spiraal in de werkhouding zich al vanaf de zomer 2018, maar in ieder geval vanaf 2018/begin 2019 zou hebben voorgedaan. Aangezien Hydraflex [verzoeker] verwijt dat zijn werkhouding niet goed is, is het aan Hydraflex om hierover eenduidig stelling in te nemen. Door verschillend te verklaren over het moment waarop de werkhouding is verslechterd, heeft Hydraflex niet voldaan aan haar stelplicht. Het valt verder op dat Hydraflex de verwijten niet heeft geconcretiseerd. Bovendien heeft Hydraflex gesteld [verzoeker] enkel op informele wijze te hebben aangesproken. De kantonrechter kan zich wel voorstellen dat het bij een kleine onderneming als Hydraflex niet gebruikelijk is om elkaar op een formele wijze te benaderen, maar als Hydraflex serieus werk had willen maken van verbetering van de beweerde slechte werkhouding van [verzoeker] had zij, ook in haar eigen belang, [verzoeker] in een gesprek, met verslaglegging daarvan, duidelijk daarop moeten wijzen. Verder had zij [verzoeker] duidelijk moeten maken op welke concrete aspecten hij zijn houdingen moest veranderen en op welke wijze hij dat moest doen. Nu dat niet is gebeurd valt niet na te gaan of er vóór 26 augustus 2019 iets is besproken en zo ja, wat dan en wanneer. Tot slot is er geen aanleiding voor de veronderstelling dat de toekenning van de loonsverhoging en de extra verlofdagen verband houden met een slechte werkhouding. Misschien was de bedoeling wel [verzoeker] een positieve impuls te geven, maar daarmee is de verweten slechte werkhouding nog niet aannemelijk. Dit alles leidt de kantonrechter tot de conclusie dat tot het moment waarop het gesprek met [naam 1] plaatsvond op 26 augustus 2019 gedurende 20 jaren dienstverband geen noemenswaardige problemen in de werkhouding van [verzoeker] vast zijn komen te staan. Gelet op deze vaststelling stelt [verzoeker] zich terecht op het standpunt dat het gesprek op die dag en de keuzen die hem werden voorgehouden kwamen als een donderslag bij heldere hemel. Het onder die omstandigheden voorhouden van de keuze - het gedwongen ingaan van een verbetertraject, zonder dat daarvoor een feitelijke grond is, ofwel vertrek -, én het van [verzoeker] verwachten dat hij die keuze binnen vier dagen nadien maakt, valt Hydraflex aan te rekenen.
4.5.
Vervolgens heeft Hydraflex binnen één week na het gesprek aan [verzoeker] een lijst met maar liefst 42 (!) verbeterpunten verstrekt. Met enig inlevingsvermogen en realiteitszin had Hydraflex kunnen beseffen dat [verzoeker] dit koud op het dak zou vallen, zeker zo vlak na het bewuste gesprek op 26 augustus 2019. Dit ‘verbeterplan’ voldoet voorts niet aan de daaraan te stellen eisen. Allereerst moet in een verbeterplan voldoende duidelijk en concreet gemaakt worden in welke opzichten de werknemer tekortschiet. Daaraan voldoet het door Hydraflex opgestelde plan niet. Zo is bijvoorbeeld benoemd dat [verzoeker] ‘altijd over kritisch of juist gelaten’ is, dat hij ‘geen doelstellingen formuleert voor zichzelf’, dat hij ‘te weinig loyaal’ is en dat hij ‘onbeschoft is tegenover collega’s’. Er zijn geen voorbeelden genoemd en ook in deze procedure is Hydraflex niet in staat gebleken de lijst met verwijten (want daar komt het ‘verbeterplan’ feitelijk op neer) te concretiseren. Daarom is ook onduidelijk gebleven wat [verzoeker] had moeten doen om te voldoen aan hetgeen Hydraflex van hem verwachtte. Wat tot slot geheel ontbreekt is de hulp en ondersteuning die de werkgever de werknemer dient te bieden met betrekking tot het verbetertraject. Gelet op de lijst met verwijten die Hydraflex heeft geuit had het haar niet hoeven te verbazen dat daar bij brief van 9 september 2019 in stevige bewoordingen op is gereageerd - hoewel dat op zichzelf ook niet bijdragend was aan normalisatie van de verhoudingen.
4.6.
[verzoeker] heeft zich vervolgens met ingang van 9 september 2019 ziek gemeld vanwege spanningsklachten verband houdend met het werk. De hiervoor omschreven handelwijze van Hydraflex maakt dat zij er oorzaak van is dat de verhoudingen zijn verslechterd. Het is daarom ook aan Hydraflex om het initiatief te nemen deze ten goede te keren, dan wel om anderszins een oplossing te vinden om uit de conflictsituatie te geraken. Niet Hydraflex, maar [verzoeker] heeft daartoe een voorstel gedaan. Bij brief van 29 oktober 2019 heeft hij aangeboden om door middel van mediaton een oplossing te vinden. Misschien was dit aanbod louter strategisch zoals Hydraflex stelt, maar feit is dat dit aanbod is gedaan en Hydraflex daar toen niet op in is gegaan. Zij zag het nut niet in van mediaton, ontkende de conflictsituatie (verweerschrift randnummer 43), en Hydraflex heeft [verzoeker] , nadat de bedrijfsarts de verzuimcasus had beëindigd (zonder dat de onderliggende problematiek was opgelost), eenvoudigweg oproepen om op 2 december 2019 op het werk te verschijnen. [verzoeker] heeft het werk hervat op 2 december 2019, maar heeft zich op 3 december 2019 weer ziek gemeld (hetgeen wellicht geen verbazing hoeft te wekken omdat de onderliggende problematiek niet was opgelost). Wetende dat [verzoeker] een deskundigenoordeel had aangevraagd bij het Uwv heeft Hydraflex de druk verder opgevoerd door achtereenvolgens de loonbetaling stop te zetten en twee dagen voor Kerst te dreigen met een ontslag op staande voet. Ook deze handelwijze valt Hydraflex te verwijten, temeer daar met het deskundigenoordeel van het Uwv ook nog eens vast staat dat de ziekmelding per 9 september 2019 terecht was, dat wil zeggen dat de klachten van [verzoeker] kennelijk dusdanig zijn dat deze te beschouwen zijn als objectiveerbare ziekte.
4.7.
Hydraflex was, toen het verzoekschrift was ingediend, wel bereid tot mediaton. Het kwaad was toen echter al geschied en het is een ervaringsfeit dat naarmate een conflict langer duurt, de weg naar normalisatie, lastiger en soms ook, zoals in het voorliggende geval, onmogelijk is.
4.8.
De kantonrechter komt gelet op hetgeen hiervoor is overwogen tot de volgende beoordeling van de verzoeken van [verzoeker] .
4.9.
Niet in geschil is dat het loon waarvan de betaling vanaf 10 december 2019 was stopgezet, op 29 januari 2019 (alsnog) is betaald. Het verzoek tot betaling van het loon over december 2019 zal dus worden afgewezen. Het verzoek tot betaling van de wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de verzuimdata tot de dag van voldoening. De wettelijke verhoging over het te laat betaalde loon zal eveneens worden toegewezen.
4.10.
Er is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van een door schuld of opzet van Hydraflex aan [verzoeker] gegeven dringende reden voor onverwijlde beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Wel is sprake van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Het verzoek om ontbinding zal de kantonrechter dan ook toewijzen met ingang van 1 augustus 2020.
4.11.
Het verzoek van [verzoeker] Hydraflex te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 10.479,59 zal de kantonrechter afwijzen. Er is geen sprake van een dringende reden (1) en [verzoeker] heeft niet opgezegd vanwege een dringende reden (2). Aan de vereisten die zijn gesteld in artikel 7:677 lid 2 BW is niet voldaan.
4.12.
Voor toewijzing van het verzoek van [verzoeker] Hydraflex te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding en een billijke vergoeding is ingevolge artikel 7:673 lid 1 onder b en artikel 7:671c lid 2 onder b BW ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever vereist. Hiervan is naar het oordeel van de kantonrechter sprake omdat:
- Hydraflex [verzoeker] na 20 jaren goed functioneren op 26 augustus 2019 plotsklaps confronteert met de keuze: een verbetertraject of een vertrek;
- Hydraflex [verzoeker] zodra hij niet binnen de gestelde korte termijn reageert een lijst met 42 te verbeteren aspecten toezendt;
- deze lijst onder de noemer ‘verbeterplan’ presenteert, terwijl dit plan, zoals is gemotiveerd onder overweging 4.5 niet aan de vereisten die gesteld worden aan een dergelijk plan voldoet;
- Hydraflex het advies van de bedrijfsarts om zich in te spannen het conflict op te lossen naast zich neerlegt en een aanbod tot mediaton van [verzoeker] in oktober 2019 afwijst;
- Hydraflex de loondoorbetaling ten onrechte stop zet, terwijl, zoals achteraf is komen vast te staan, [verzoeker] arbeidsongeschikt is vanwege ziekte. [verzoeker] heeft met het stoppen van de loonbetaling een risico genomen dat dit ten onrechte zou blijken te zijn en nu dit zo is, kan dit haar worden aangerekend;
- Hydraflex op 23 december 2019 onnodig en ten onrechte dreigt met een ontslag op staande voet, zo de verhoudingen (nog) verder onder druk zettend.
Het verzoek om een transitievergoeding kan dus worden toegewezen. Hydraflex zal worden veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 18.048,20 bruto (loon inclusief vakantietoeslag: € 2.425,83 x 1,08 = € 2.619,90 x 1/3 = € 873,30 x 20 dienstjaren =
€ 17.466,- + € 582,20 (8/12 x € 873,30)).
4.13.
De kantonrechter overweegt dat de Hoge Raad in zijn beschikking van 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187, NJ 2017/298 (New Hairstyle) (niet-limitatieve) gezichtspunten heeft geformuleerd voor het bepalen van de billijke vergoeding van art. 7:681 lid 1, aanhef en onder a, BW. Ook in een geval als het onderhavige, waarin de billijke vergoeding is gegrond op art. 7:671c lid 2, aanhef en onder b, BW, gaat het uiteindelijk erom dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (beschikking van de Hoge Raad van 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:878).
4.14.
De gezichtspunten die in ‘New Hairstyle’ zijn geformuleerd, lenen zich daarom ook voor toepassing in een geval als het onderhavige. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de rechter de billijke vergoeding dient te bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. In de hiervoor genoemde beschikking is geoordeeld dat de billijke vergoeding geen punitief doel heeft. De rechter dient in de motivering van zijn oordeel inzicht te geven in de omstandigheden die tot de beslissing over de hoogte van de vergoeding hebben geleid.
4.15.
[verzoeker] is bij de berekening van de door hem verzochte billijke vergoeding van
€ 50.000,- er vanuit gegaan dat hij nog 60 maanden in dienst zou zijn. [verzoeker] heeft op het totaal aan loon over deze periode 50% van de transitievergoeding en de uitkeringen die [verzoeker] gedurende die periode zou ontvangen in mindering gebracht. Daarnaast is [verzoeker] van mening recht te hebben op € 5.000,- smartengeld. Hydraflex heeft, behalve het betwisten van de drempel alvorens recht bestaat op een billijke vergoeding (de ernstige verwijtbaarheid), deze uitgangspunten waarop [verzoeker] de hoogte van de billijke vergoeding heeft gebaseerd, niet weersproken.
4.16.
De kantonrechter acht voor de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding van belang dat Hydraflex een ernstig verwijt valt de maken. Kort gezegd - de kantonrechter verwijst naar overweging 4.12 - heeft Hydraflex door haar handelen de aanzet gegeven tot een verstoring van de arbeidsverhouding, welke verstoring aanleiding is geweest voor de indiening van het voorliggende verzoek. In dat verband is van belang de vraag hoe lang de arbeidsovereenkomst zou hebben geduurd zonder de ontstane verstoring die heeft geleid tot het ontbindingsverzoek. Vastgesteld kan worden dat [verzoeker] gedurende 20 jaren goed heeft gefunctioneerd. De beweerde verslechtering in de werkhouding van [verzoeker] is niet komen vast te staan, laat staan een dermate verslechtering die zou leiden tot een einde van het dienstverband op korte termijn. [verzoeker] heeft relatief recent een loonsverhoging en extra verlof gekregen. Kortom, aannemelijk is dat de arbeidsovereenkomst nog gedurende langere tijd zou hebben voortgeduurd. Ook is relevant dat [verzoeker] ziek is. Deze ziekte houdt verband met het werk. Aannemelijk is dat de situatie zal verbeteren nu de arbeidsovereenkomst op korte termijn zal worden ontbonden. Doch aannemelijk is ook dat [verzoeker] leed heeft ondervonden en herstel enige tijd zal duren, waardoor hij zich niet ten volle kan richten op solliciteren of het aanboren van een andere inkomensbron. Verder is relevant dat het, gelet op de leeftijd van [verzoeker] en de huidige economische vooruitzichten langere tijd zal duren voor [verzoeker] om nieuw werk te vinden. Dit alles meenemend alsook in ogenschouw nemend dat Hydraflex de door [verzoeker] geformuleerde uitgangspunten voor de berekening van de billijke vergoeding niet heeft betwist acht de kantonrechter een billijke vergoeding van € 50.000,- toewijsbaar. Het gegeven dat blijkens de brief van 29 mei 2020 de omzet van Hydraflex over de periode januari 2020 tot en met april 2020 is achtergebleven ten opzichte van diezelfde periode in 2019 en er in die periode in 2020 een verlies voor belasting van € 14.000,- is geleden leidt niet tot een ander oordeel. In 2019 werd er nog winst gemaakt. Nadere cijfers ter onderbouwing van het ‘habe-nichts’ verweer heeft Hydraflex niet overgelegd. Hoewel de toekomstperspectieven onzeker zijn, kan er daarom niet van uitgegaan worden dat de financiële positie van Hydraflex dusdanig is dat zij de vergoedingen aan [verzoeker] niet zal kunnen dragen. Met de overgelegde aanvraag Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van werkgelegenheid en Melding betalingsonmacht bij belastingen en premies heeft Hydraflex deze financiële positie evenmin nader inzichtelijk gemaakt.
4.17.
Het verzoek Hydraflex te veroordelen de transitievergoeding en billijke vergoeding binnen één maand na de ontbindingsdatum te betalen, waarna Hydraflex daarover de wettelijke rente verschuldigd is kan worden toegewezen. Dit geldt ook voor de op te maken eindafrekening op straffe van een dwangsom, welke dwangsom op na te melden wijze zal worden gematigd en gemaximeerd. [verzoeker] verzoekt ook om veroordeling tot het verstrekken van een bruto-netto specificatie. De kantonrechter zal dit laatste verzoek afwijzen omdat niet duidelijk is op welke bruto-netto specificatie [verzoeker] doelt en niet is gebleken dat Hydraflex met de verstrekking van bruto netto-specificaties in gebreke is gebleven.
4.18.
Het verzoek om Hydraflex te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten zal de kantonrechter afwijzen omdat dit onvoldoende is onderbouwd en gespecificeerd.
4.19.
Hydraflex zal worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op
€ 720,- aan salaris gemachtigde en € 83,- aan griffiegeld. Voor de door [verzoeker] gewenste proceskostenveroordeling op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten ziet de kantonrechter geen grond. Hydraflex zal op na te melden wijze worden veroordeeld in de nakosten.
4.20.
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:686a lid 7 BW zal [verzoeker] in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken als bedoeld in art. 7:686a lid 6 BW binnen de hierna genoemde termijn. [verzoeker] zal dan worden veroordeeld in de proces- en nakosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
bepaalt dat de termijn waarbinnen [verzoeker] het verzoek kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met toezending van een kopie daarvan aan de (gemachtigde van de) wederpartij), zal lopen tot en met 23 juli 2020;
Voor het geval [verzoeker] het verzoek niet binnen die termijn intrekt:
5.2.
veroordeelt Hydraflex tot betaling van de wettelijke rente over het loon over december 2019 van de verzuimdatum tot de dag van voldoening;
5.3.
veroordeelt Hydraflex tot betaling van de wettelijke verhoging over het loon over december 2019;
5.4.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen Hydraflex en [verzoeker] met ingang van
1 augustus 2020;
5.5.
veroordeelt Hydraflex om uiterlijk 31 augustus 2020 aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 18.048,20 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente per 1 september 2020 indien Hydraflex daarmee in gebreke blijft;
5.6.
veroordeelt Hydraflex om uiterlijk 31 augustus 2020 aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 50.000,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente per 1 september 2020 indien Hydraflex daarmee in gebreke blijft;
5.7.
veroordeelt Hydraflex om aan [verzoeker] uiterlijk 31 augustus 2020 een eindafrekening te verstrekken, onder verbeurte van een dwangsom van € 100,- per werkdag dat Hydraflex nalaat aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 5.000,-;
5.8.
veroordeelt Hydraflex tot betaling van de kosten van deze procedure, aan de zijde van Hydraflex tot op heden bepaald op € 803,00 aan salaris gemachtigde en griffiegeld;
5.9.
veroordeelt Hydraflex in de nakosten begroot op:
- € 120,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking.
5.10.
verklaart onderdelen 5.2 tot en met 5.3 en 5.5 tot en met 5.9 van deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.11.
wijst het meer of anders verzochte af.
Voor het geval [verzoeker] het verzoek binnen die termijn intrekt:
5.12.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de kosten van deze procedure, aan de zijde van Hydraflex tot op heden bepaald op € 720,00 aan salaris gemachtigde;
5.13.
veroordeelt [verzoeker] in de nakosten begroot op:
- € 120,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking;
5.14.
verklaart onderdelen 5.12 en 5.13 van deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.M. Kuster en is in het openbaar uitgesproken.
BM