ECLI:NL:RBLIM:2020:5199

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
8415087 AZ VERZ 20-35
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen werknemer na mediationadvies

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Noteborn B.V. en de werknemer, aangeduid als [verweerder]. De procedure volgde op een reeks van incidenten waarbij [verweerder] zich niet hield aan redelijke voorschriften van de werkgever, Noteborn. De werknemer was sinds 16 december 2016 in dienst als productiemedewerker en had te maken met verschillende gesprekken over zijn werkhouding en gedrag. Na een ziekmelding en advies van de bedrijfsarts om een mediationtraject te volgen, heeft [verweerder] twee keer niet op een uitnodiging voor een mediationgesprek gereageerd. Dit leidde tot de conclusie van de kantonrechter dat [verweerder] ernstig verwijtbaar had gehandeld door niet te verschijnen en niet bereikbaar te zijn voor Noteborn. De kantonrechter oordeelde dat het verzoek van Noteborn om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, gegrond was. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met onmiddellijke ingang en [verweerder] werd geen transitievergoeding toegekend, omdat zijn handelen als ernstig verwijtbaar werd beschouwd. Tevens werd [verweerder] veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Noteborn, die op € 844,00 werden vastgesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8415087 AZ VERZ 20-35
Beschikking van 9 juli 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOTEBORN B.V.,
gevestigd te Heerlen,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. C. Litt
tegen
[verweerder],
wonend te [woonplaats] ,
verwerende partij,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna Noteborn en [verweerder] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen
  • de mondelinge behandeling op 8 juli 2020.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Noteborn fabriceert maatwerkkasten en op maat gemaakte schuif- en draaideuren. In totaal werken 70 personen bij Noteborn.
2.2.
[verweerder] is op 16 december 2016 op grond van een arbeidsovereenkomst bij Noteborn in dienst getreden in de functie van productiemedewerker.
2.3.
Als onderdeel van zijn functie dient [verweerder] werkzaamheden aan de kartonmachine te verrichten.
2.4.
Op 11 november 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] , de heer [naam leidinggevende] (de leidinggevende van [verweerder] ) en [naam medewerker personeelszaken] (afdeling personeelszaken). Onderwerp van gesprek was (onder andere) de weigering van [verweerder] om werkzaamheden aan de kartonmachine uit te voeren.
2.5.
Op 12 november 2019 heeft tussen dezelfde personen een vervolggesprek plaatsgevonden waarbij [verweerder] zich bereid heeft verklaard (ook) aan de kartonmachine te werken.
2.6.
Bij brief van 14 november 2019 heeft [naam leidinggevende] :
  • [verweerder] medegedeeld dat hem zijn houding op 11 november 2019 wordt kwalijk genomen;
  • [verweerder] medegedeeld dat het te laat terugkomen van pauze en het na werktijd inhalen van gemiste tijd niet meer is toegestaan;
  • [verweerder] , die mantelzorger is, een termijn van twee weken gegeven om dat laatste in te kunnen richten.
2.7.
Op vrijdag 31 januari 2020 heeft [verweerder] opnieuw gesproken met [naam leidinggevende] en [naam medewerker personeelszaken] over eerdere incidenten in die week. Onderwerp van gesprek was het negatieve gedrag van [verweerder] , het onnodig stopzetten van de inpakmachine, het ongeoorloofd afwezig zijn van de werkplek en het feit dat een collega zich bedreigd voelde door [verweerder] .
Na afloop van dit gesprek heeft [verweerder] zich ziekgemeld bij [naam leidinggevende] en de afdeling personeelszaken.
2.8.
Bij brief van 3 februari 2020 heeft Noteborn aan [verweerder] een verslag van het gesprek van 31 januari 2020 toegezonden. Verder heeft zij [verweerder] in deze brief medegedeeld dat haar arbodienst [verweerder] meermaals tevergeefs heeft gebeld op 31 januari 2020 en dat hij telefonisch niet kon worden bereikt door [naam medewerker personeelszaken] .
2.9.
Op 6 februari 2020 heeft [verweerder] gesproken met de bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft daarop geadviseerd om een time-out van een week (week 7) te nemen en heeft mediation geadviseerd.
2.10.
Bij aangetekend verzonden brief van 11 februari 2020 heeft Noteborn [verweerder] uitgenodigd voor een gesprek in het bijzijn van een mediator, mevrouw [naam mediator] , op 14 februari 2020.
2.11.
[verweerder] is niet verschenen op 14 februari 2020 en evenmin was hij toen telefonisch bereikbaar.
2.12.
Bij brief van 19 februari 2020 heeft Noteborn [verweerder] opnieuw uitgenodigd voor een gesprek met de mediator op 20 februari 2020 om 15.00 uur. Ook heeft Noteborn in deze brief aan [verweerder] medegedeeld dat zijn afwezigheid in week 8 wordt beschouwd als ongeoorloofd verzuim. Noteborn kondigt in de brief aan dat betaling van het loon zal worden opgeschort als [verweerder] zich niet meldt op 20 februari 2020. Deze brief heeft Noteborn door twee van haar werknemers persoonlijk laten bezorgen op het adres van [verweerder] .
2.13.
[verweerder] is niet verschenen op 20 februari 2020. Daarna heeft [naam medewerker personeelszaken] nog dezelfde dag telefonisch contact met [verweerder] opgenomen. [verweerder] heeft toen ontkend een uitnodiging voor het gesprek ontvangen te hebben. Ook heeft hij zich op het standpunt gesteld dat Noteborn het contact met hem dient te laten verlopen via de bedrijfsarts omdat hij ziek is.
2.14.
Noteborn heeft bij brief van 21 februari 2020 aan [verweerder] medegedeeld dat de betaling van het loon vanaf 20 februari 2020 wordt opgeschort.
2.15.
Op 12 maart 2020 heeft de bedrijfsarts geadviseerd om de time-out periode te verlengen en om een via de arbodienst een mediator in te schakelen.

3.Het geschil

3.1.
Noteborn verzoekt:
de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op de kortst mogelijke termijn,
primair te bepalen dat [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten en daarom geen recht heeft op een transitievergoeding,
subsidiair te bepalen dat [verweerder] recht heeft op een transitievergoeding van € 2.215,42 bruto
[verweerder] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[verweerder] heeft geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten staat vast dat [verweerder] na zijn ziekmelding niet of nauwelijks bereikbaar was voor Noteborn na de door de bedrijfsarts geadviseerde time-out van een week. Het stond Noteborn vrij om met [verweerder] een afspraak te maken om na die time-out in gesprek te gaan. Het getuigt zelfs van goed werkgeverschap dat Noteborn dit gesprek heeft willen aangaan in het bijzijn van een mediator. Vast staat dat [verweerder] vervolgens dit mediationtraject heeft gefrustreerd door zonder zich af te melden tot twee maal toe niet te verschijnen voor een mediationgesprek. Het toen door hem in genomen standpunt dat hij alleen contact wilde met de bedrijfsarts omdat hij ziek was, valt niet te volgen. Het was immers juist geadviseerd door de bedrijfsarts dat [verweerder] met Noteborn in gesprek zou gaan na de geadviseerde time-out. Doordat [verweerder] tot twee maal toe niet is verschenen, heeft hij geen gevolg gegeven aan door Noteborn gegeven redelijke voorschriften als bedoeld in art. 7:660a BW. Met Noteborn is de kantonrechter van oordeel dat dit nalaten van [verweerder] als ernstig verwijtbaar dient te worden beschouwd.
4.2.
Uit voorgaande overwegingen volgt dat het verzoek om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden, zal worden toegewezen. De einddatum van de arbeidsovereenkomst zal op grond van 7:671b lid 9 BW worden vastgesteld op vandaag. Verder zal worden bepaald dat [verweerder] geen recht heeft op een transitievergoeding omdat hij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten.
4.3.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [verweerder] worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Noteborn tot op heden begroot op:
-griffierecht € 124,00
-salaris gemachtigde
€ 720.00
Totaal: € 844,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen Noteborn en [verweerder] met ingang van vandaag,
5.2.
bepaalt dat [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten en daarom geen recht heeft op een transitievergoeding ten laste van Noteborn,
5.3.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de kosten van dit geding aan de zijde van Noteborn tot op heden begroot op € 844,00,
5.4.
verklaart onderdeel 5.3. van deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW