In deze zaak, die op 16 juli 2020 door de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben de huurders, aangeduid als [eisende partij], een kort geding aangespannen tegen hun verhuurder, de stichting Woonpunt. De huurders vorderden dat Woonpunt zou worden verplicht om dringend noodzakelijke renovatiewerkzaamheden aan hun huurwoning uit te voeren en hen vervangende woonruimte te bieden, inclusief een vergoeding voor verhuiskosten. De huurders stelden dat de renovatiewerkzaamheden, die onder andere het verwijderen van schimmel en het vervangen van lekkende kozijnen omvatten, niet zijn uitgevoerd, waardoor hun woongenot ernstig werd geschaad.
Woonpunt voerde verweer en stelde dat de gevraagde werkzaamheden niet dringend noodzakelijk waren en dat de huurders zelf verantwoordelijk waren voor het vertragen van de uitvoering door onredelijke eisen te stellen. De kantonrechter oordeelde dat de meeste gevraagde werkzaamheden niet dringend waren en dat de huurders niet konden aantonen dat Woonpunt verplicht was om vervangende woonruimte te bieden of verhuiskosten te vergoeden. De rechter concludeerde dat de huurders door hun eisen zelf de uitvoering van de werkzaamheden frustreerden, wat leidde tot schuldeisersverzuim aan hun zijde.
Uiteindelijk wees de kantonrechter de vorderingen van de huurders af en veroordeelde hen in de proceskosten van Woonpunt, die op € 720,00 werden begroot. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.