ECLI:NL:RBLIM:2020:5309

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
03/055265-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door bewindvoerder van aanzienlijke geldbedragen

Op 22 juli 2020 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bewindvoerder verantwoordelijk was voor het beheer van de financiën van verschillende cliënten. De verdachte heeft gedurende een periode van anderhalf jaar, van 14 september 2015 tot en met 18 januari 2017, opzettelijk geldbedragen verduisterd die toebehoorden aan zijn cliënten. In totaal heeft hij ongeveer 30.000 euro verduisterd. De verdachte heeft tijdens de zitting op 8 juli 2020 bekend en de rechtbank heeft geoordeeld dat het feit wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is de verdachte voor 5 jaren ontzet uit het recht om als gerechtelijk bewindvoerder op te treden. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn volledig toegewezen, wat betekent dat de verdachte ook aansprakelijk is voor de schade die hij heeft veroorzaakt aan zijn cliënten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de gevolgen van het handelen van de verdachte voor hen. De rechtbank heeft ook de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte in overweging genomen, zoals vastgesteld door deskundigen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/055265-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 juli 2020
in de strafzaak tegen
[naam verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. K.E.J. Dohmen, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 juli 2020. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte in de hoedanigheid van bewindvoerder, op één of meer tijdstippen in de periode van 14 september 2015 tot en met 18 januari 2017 te Venlo, opzettelijk één of meer geldbedragen van verschillende rechthebbenden heeft verduisterd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde ook in de periode nadat de verdachte zijn ontslag als bewindvoerder heeft ingediend kan worden gekwalificeerd als verduistering, nu de verdachte de geldbedragen ook in die periode nog steeds in de hoedanigheid van (oud)bewindvoerder onder zich had.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting.
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot het kwalificeren van het tenlastegelegde als verduistering in de periode nadat de verdachte zijn ontslag heeft ingediend, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting op 8 juli 2020;
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] d.d. 9 december 2016;
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] d.d. 6 februari 2017; [3]
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] d.d. 30 juni 2017; [4]
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] d.d. 3 november 2017; [5]
- Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 5] d.d. 22 oktober 2019; [6]
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte en het gegeven dat namens hem geen vrijspraak is bepleit, kan de rechtbank volstaan met deze korte opsomming van de bewijsmiddelen (artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
De rechtbank is voorts, met de officier van justitie, van oordeel dat de handelingen van de verdachte in de gehele tenlastegelegde periode kunnen worden gekwalificeerd als verduistering, nu de verdachte de geldbedragen in de gehele tenlastegelegde periode in zijn hoedanigheid van (oud)bewindvoerder, telkens anders dan door misdrijf onder zich had.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
mede handelend onder de naam [bedrijf] , op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 september 2015 tot en met 18 januari 2017 te Venlo,
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal 1589,52 euro), die toebehoorden aan [naam 6] en/of [naam 7] , en
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal 3331,43 euro), die toebehoorden aan [naam 8] , en
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal 1689,23 euro), die toebehoorden aan [naam 9] , en
opzettelijk één of meer geldbedragen, die toebehoorden aan [naam 3] , en
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal 3854,40 euro), die toebehoorden aan [naam 10] , en
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal 3183,02 euro), die toebehoorden aan [naam 1] , en
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal 1422,55 euro), die toebehoorden aan [naam 11] en/of [naam 12] , en
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal 2878,08 euro), die geheel of ten dele toebehoorden aan [naam 13] , en
opzettelijk één of meer geldbedragen, die toebehoorden aan [naam 14] , en
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal euro 4.506,59 euro), die toebehoorden aan [naam 15] en/of [naam 2] , en
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal 3445,84 euro), die toebehoorden aan [naam 15] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal 1968,63 euro), die toebehoorden aan [naam 16] , en
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal 1951,18 euro, die geheel of ten dele toebehoorden aan [naam 17] ,
en welke geldbedragen verdachte onder zich had in de hoedanigheid van bewindvoerder, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
verduistering gepleegd door hem die het goed als bewindvoerder onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van de vraag of de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde strafbaar is te achten heeft de rechtbank in aanmerking genomen de omtrent de verdachte opgemaakte NIFP Triple rapportage van 25 september 2019, uitgebracht door [deskundige 1] , psychiater, [deskundige 2] , klinisch psycholoog en [deskundige 3] , milieuonderzoeker.
De deskundigen hebben daarin geadviseerd om de verdachte ter zake van het ten laste gelegde, indien bewezen, in verminderde mate toerekeningsvatbaar te verklaren. De deskundigen hebben geconcludeerd dat sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis van milde ernst, bij een man met een opmerkelijk intelligentieprofiel: de verbale capaciteiten zijn op begaafd niveau ontwikkeld, terwijl de probleemoplossende en praktische vaardigheden op laaggemiddeld niveau liggen. De kernproblemen doen zich voor in de identiteitsontwikkeling, de sterke gerichtheid op de emotionele binnenwereld en daaraan gerelateerde gevoeligheid voor stemmingswisselingen en psychische instabiliteit.
De deskundigen hebben geconcludeerd dat de beschreven persoonlijkheidsproblematiek ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig was en de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte hebben beïnvloed. De verdachte beschikt in de omstandigheden dat zijn psychisch functioneren onder druk staat, over minder stabiliteit en een hoog niveau van ervaren stress waarbij zijn probleemoplossend en organiserend vermogen tekort schieten. Voor een totale desorganisatie van het handelen van de verdachte zijn onvoldoende aanwijzingen. Evenmin zijn er aanwijzingen voor het geheel bewust en moedwillig benadelen van de slachtoffers. Wel is te onderbouwen dat verdachtes handelen, zeker waar het aankomt op organiserend en probleemoplossend vermogen, praktisch overzicht en ordening, onder situatieve druk, minder goed functioneert. Dit is te beschouwen als onderdeel van de persoonlijkheidsproblematiek.
De rechtbank is van oordeel dat de rapportages op een zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de conclusie van de gedragsdeskundigen worden gedragen door een deugdelijk en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. Met inachtneming van bovenstaande beschouwingen, conclusies en adviezen van de gedragsdeskundigen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ten tijde van het plegen van het aan hem tenlastegelegde in verminderde mate toerekeningsvatbaar was. De rechtbank komt op basis van het vorenstaande tot de conclusie dat bij de verdachte geen sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Zij heeft daarbij rekening gehouden met het overschrijden van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd aan de verdachte op te leggen een ontzetting van het recht tot het uitoefenen van het beroep van bewindvoerder voor de duur van 5 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, mede gelet op het overschrijden van de redelijke termijn, bepleit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten en aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de maximale duur van 240 uren, met eventueel daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de duur van de eventueel op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsvrouw refereert zich voor wat betreft de duur van de proeftijd en de duur van de ontzetting van het recht tot het uitoefenen van het beroep van bewindvoerder aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over een periode van zo’n anderhalf jaar schuldig gemaakt aan verduistering van geldbedragen van vrijwel zijn gehele klantenportefeuille. Als bewindvoerder diende de verdachte de rekeningen van zijn cliënten te betalen, regelingen te treffen voor hun schulden en overzicht te creëren in hun financiële situatie. In plaats van orde op zaken te stellen, heeft de verdachte de problemen alleen maar groter gemaakt.
Het handelen van de verdachte heeft grote gevolgen gehad voor zijn cliënten. Niet alleen zijn hun schulden onnodig hoger opgelopen, ook dreigde een aantal slachtoffers zelfs hun huis te worden uitgezet en werd bij anderen stroom en/of water afgesloten omdat rekeningen door de verdachte niet betaald werden. De verdachte heeft met zijn handelen niet alleen financiële schade berokkend, maar heeft ook op grove wijze het vertrouwen dat in hem en in zijn algemeenheid in bewindvoerders moet kunnen worden gesteld, zeer ernstig beschaamd. Hij was bewindvoerder van kwetsbare slachtoffers en had in die hoedanigheid een bijzondere vertrouwenspositie en verantwoordelijkheid ten opzichte van de slachtoffers. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat de verdachte over een langere periode steeds opnieuw bedragen naar zichzelf heeft overgemaakt en dus telkens weer opnieuw de keuze heeft gemaakt om zijn persoonlijke belangen te laten prevaleren boven de belangen van zijn slachtoffers.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 17 juni 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Op grond van het onderzoek naar de persoon van de verdachte, houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte slechts verminderd toerekeningsvatbaar is voor de aan hem verweten gedragingen.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het reclasseringsadvies van 27 februari 2020. De reclassering acht reclasseringsinterventies niet noodzakelijk, vanwege het lage recidiverisico, het feit dat de verdachte niet meer werkzaam is als bewindvoerder en het feit dat de verdachte reeds in beeld is bij hulpverlening. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf
Bij de bepaling van de zwaarte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten met betrekking tot fraude. Deze oriëntatiepunten hanteren voor een benadelingsbedrag van € 10.000,-- tot € 70.000,-- als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 tot 5 maanden dan wel een taakstraf.
Gelet op de lange periode waarover de verdachte het feit heeft gepleegd, het aantal slachtoffers dat hij heeft benadeeld, de kwetsbaarheid van die slachtoffers en de grote gevolgen die dit voor hen heeft gehad, acht de rechtbank alleen een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Tot slot overweegt de rechtbank met betrekking tot het verweer dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM, is overschreden het volgende. Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat de redelijke termijn in strafzaken aanvangt op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht, waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De feiten zijn in de periode van 14 september 2015 tot en met 18 januari 2017 gepleegd, de verdachte is op 27 november 2017 voor het eerst verhoord en de redelijke termijn waarbinnen de strafzaak moet worden behandeld is aldus inmiddels overschreden. De rechtbank zal bij de bepaling van de hoogte van de strafmaat rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Alles afwegende acht de rechtbank, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Deze voorwaardelijke straf dient als stok achter de deur om te voorkomen dat de verdachte zich wederom schuldig maakt aan het plegen van strafbare feiten. Gelet op de aard en de duur van de gedragingen zal de rechtbank tevens de ontzetting uit het recht om als gerechtelijk bewindvoerder op te treden uitspreken voor de maximale duur van vijf jaren. De rechtbank baseert zich hierbij op de artikelen 28, eerste lid, onder 4 van het Wetboek van Strafrecht juncto 325, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
7.1.1
De vordering van de benadeelde partij [naam 18]
De benadeelde partij [naam 18] heeft een schadevergoeding gevorderd van € 500,-, bestaande uit immateriële schade. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.1.2
De vordering van de benadeelde partij [naam 7]
De benadeelde partij [naam 7] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 2.089,52, bestaande uit € 1.589,52 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.1.3
De vordering van de benadeelde partij [naam 19]
De benadeelde partij [naam 19] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 3.831,43, bestaande uit € 3.331,43 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.1.4
De vordering van de benadeelde partij [naam 9]
De benadeelde partij [naam 9] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 2.189,23, bestaande uit € 1.689,23 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.1.5
De vordering van de benadeelde partij [naam 3]
De benadeelde partij [naam 3] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 1.529,94, bestaande uit € 1.029,94 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.1.6
De vordering van de benadeelde partij [naam 1]
De benadeelde partij [naam 1] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 3.918,73, bestaande uit € 3.418,73 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.1.7
De vordering van de benadeelde partij [naam 11]
De benadeelde partij [naam 11] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 1.922,55, bestaande uit € 1.422,55 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.1.8
De vordering van de benadeelde partij [naam 12]
De benadeelde partij [naam 12] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 500,-, bestaande uit immateriële schade. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.1.9
De vordering van de benadeelde partij [naam 13]
De benadeelde partij [naam 13] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 3.378,08, bestaande uit € 2.878,08 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.1.10
De vordering van de benadeelde partij [naam 14]
De benadeelde partij [naam 14] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 500,-, bestaande uit immateriële schade. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.1.11
De vordering van de benadeelde partij [naam 15]
De benadeelde partij [naam 15] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 2.753,30, bestaande uit € 2.253,30 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.1.12
De vordering van de benadeelde partij [naam 2]
De benadeelde partij [naam 2] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 2.753,30, bestaande uit € 2.253,30 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.1.13
De vordering van de benadeelde partij [naam 15]
De benadeelde partij [naam 15] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 3.945,84, bestaande uit € 3.445,84 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.1.14
De vordering van de benadeelde partij [naam 16]
De benadeelde partij [naam 16] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 2.468,63, bestaande uit € 1.968,63 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.1.15
De vordering van de benadeelde partij [naam 17]
De benadeelde partij [naam 17] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 2.451,18, bestaande uit € 1.951,18 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot onverkorte toewijzing van alle voornoemde vorderingen. De officier van justitie heeft voorts verzocht ten aanzien van alle voornoemde vorderingen de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van alle voornoemde vorderingen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Het ten laste gelegde feit is bewezen verklaard. Dit is een strafbaar feit en aan de verdachte zal voor dit feit een straf worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat door de benadeelde partijen als gevolg van het bewezenverklaarde strafbare feit zowel materiële als immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van de verduistering van de gelden door de verdachte. Alle voornoemde benadeelde partijen zijn dan ook ontvankelijk in hun vordering.
Totale schade en wettelijke rente
De vijftien voornoemde vorderingen zijn door de verdachte ter zitting expliciet erkend. De vorderingen komen de rechtbank ook anderszins niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze als onbetwist voor toewijzing gereed liggen. Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelden als gevolg van het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de verdachte de omvang van de materiële schade niet heeft betwist zal de schade worden toegewezen zoals gevorderd.
De rechtbank zal de verdachte daarom veroordelen tot betaling van alle gevorderde, hierna in het dictum te melden bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente over die bedragen, te rekenen vanaf 18 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens aan de verdachte de verplichting opleggen aan de Staat de gevorderde, hierna in het dictum te melden bedragen te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van hierna in het dictum te melden duur, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 18 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening, te betalen ten behoeve van voornoemde benadeelde partijen, zoals hierna in het dictum genoemd.
Kostenveroordeling
De rechtbank zal over de vorderingen van de benadeelde partijen, overeenkomstig het hiervoor overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partijen zijn gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 31, 36f, 57, 321 en 323 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- bepaalt dat de verdachte gedurende
5 jarenwordt
ontzet uit het recht om als gerechtelijk bewindvoerder op te treden.

Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

- wijst toe de vordering van de benadeelde partij
[naam 6]en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 500,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 18 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting om, ten behoeve van de benadeelde partij,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij
[naam 7]en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 2.089,52, bestaande uit € 1.589,52 materiële schade en € 500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 18 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting om, ten behoeve van de benadeelde partij,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij
[naam 19]en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 3.831,43, bestaande uit € 3.331,43 materiële schade en € 500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 18 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting om, ten behoeve van de benadeelde partij,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij
[naam 9]en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 2.189,23, bestaande uit € 1.689,23 materiële schade en € 500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 18 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting om, ten behoeve van de benadeelde partij,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij
[naam 3]en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 1.529,94, bestaande uit € 1.029,94 materiële schade en € 500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 18 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting om, ten behoeve van de benadeelde partij,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij
[naam 1]en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 3.918,73, bestaande uit € 3.418,73 materiële schade € 500,00 euro immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 18 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting om, ten behoeve van de benadeelde partij,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij
[naam 11]en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 1.922,55, bestaande uit € 1.422,55 materiële schade € 500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 18 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting om, ten behoeve van de benadeelde partij,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij
[naam 12]en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 500,00bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 18 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting om, ten behoeve van de benadeelde partij,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij
[naam 13]en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 3.378,08, bestaande uit € 2.878,08 materiële schade € 500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 18 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting om, ten behoeve van de benadeelde partij,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij
[naam 14]en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 500,00bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 18 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting om, ten behoeve van de benadeelde partij,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij
[naam 15]en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 2.753,30, bestaande uit € 2.253,30 materiële schade en € 500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 18 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting om, ten behoeve van de benadeelde partij,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij
[naam 2]en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 2.753,30, bestaande uit € 2.253,30 materiële schade en € 500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 18 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting om, ten behoeve van de benadeelde partij,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij
[naam 15]en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 3.945,84, bestaande uit € 3.445,84 materiële schade en € 500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 18 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting om, ten behoeve van de benadeelde partij,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij
[naam 16]en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 2.468,53, bestaande uit € 1.968,53 materiële schade € 500,00 euro immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 18 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting om, ten behoeve van de benadeelde partij,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij
[naam 17]en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 2.451,18, bestaande uit € 1.951,18 materiële schade en € 500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 18 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting om, ten behoeve van de benadeelde partij,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.M.G. Rulkens, voorzitter, mr. drs. J.M.A. van Atteveld en mr. A.M. Koster-van der Linden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H.C. van den Munckhof, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 juli 2020.
Buiten staat
Mr. A.M. Koster-van der Linden is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij, (mede) handelend onder de naam [bedrijf] , op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 september 2015 tot en met 18 januari 2017 te Venlo, althans in Nederland
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal 1589,52 euro), in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam 6] en/of [naam 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal 3331,43 euro), in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal 1689,23 euro), in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
opzettelijk één of meer geldbedragen, in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal 3854,40 euro), in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam 10] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal 3183,02 euro), in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal 1422,55 euro), in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam 11] en/of [naam 12] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal 2878,08 euro), in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam 13] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
opzettelijk één of meer geldbedragen, in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam 14] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal euro 4.506,59 euro), in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam 15] en/of [naam 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal 3445,84 euro), in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam 15] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal 1968,63 euro), in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam 16] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal 1951,18 euro), in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam 17] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welke geldbedragen en/of goederen verdachte onder zich had in de hoedanigheid van bewindvoerder, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht, art 323 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Noord- en Midden Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2016222003, gesloten d.d. 1 december 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 100.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] d.d. 9 december 2016, dossierpagina 4-6.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] d.d. 6 februari 2017, dossierpagina 16-18.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] d.d. 30 juni 2017, dossierpagina 38-40.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] d.d. 3 november 2017, dossierpagina 49 t/m 54.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 5] d.d. 22 oktober 2019, geen onderdeel uitmakende van de doornummering.