ECLI:NL:RBLIM:2020:5330

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3084
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor afwijken van bestemmingsplan ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht. Eiser, die een pand had gekocht dat deels voor kamerverhuur en deels illegaal als kantoor werd gebruikt, verzocht om een omgevingsvergunning om het pand ook voor zijn eenmanszaak te mogen gebruiken. De gemeente weigerde deze vergunning, omdat het gebruik in strijd was met de bestemming 'Wonen' van het bestemmingsplan. Eiser had eerder een verzoek ingediend om de huisnummers te wisselen, maar dit was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente de belangen van eiser voldoende had meegewogen en dat het beroep ongegrond was. De rechtbank benadrukte dat de vergunning alleen kan worden verleend als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de aanvraag niet voldeed aan de voorwaarden van het bestemmingsplan. Eiser had geen recht op de gevraagde vergunning, omdat de bedrijfsactiviteiten langer dan een jaar onderbroken waren geweest, waardoor het overgangsrecht niet van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat de gemeente terecht had geweigerd de omgevingsvergunning te verlenen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/3084

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2020 in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, verweerder
(gemachtigde: mr. M.E.J.M. Vorstermans).

Procesverloop

Bij besluit van 28 juni 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd de door eiser aangevraagde omgevingsvergunning te verlenen voor het in strijd met het bestemmingsplan gebruiken van het pand [adres] te [plaats] (verder: het pand). Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 7 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2020. Eiser is in persoon verschenen en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiser heeft het pand in 2016 gekocht. Dit pand bestond op dat moment uit twee gedeeltes. Het voorste gedeelte, met toen huisnummer 1B, werd gebruikt voor kamerverhuur. Het achterste gedeelte, met toen huisnummer 1, werd gebruikt als kantoor van een taxibedrijf. Op verzoek van eiser heeft verweerder op 22 februari 2016 een (nieuwe) omgevingsvergunning verleend voor het pand.
1.2.
Eiser heeft in 2017 een verzoek ingediend om de huisnummers om te wisselen. Hij wilde dat huisnummer 1 werd toegekend aan het gedeelte van het pand dat voor kamerverhuur werd gebruikt. Het nummer 1B wilde hij zelf gebruiken als postadres voor zijn (online) bedrijf in verkoop van sieraden.
1.3.
Bij besluit van 26 juli 2017 heeft verweerder dit verzoek niet gehonoreerd, maar juist besloten dat nummer 1B geheel komt te vervallen, omdat er vanwege de gewijzigde situatie na de in 2016 verleende omgevingsvergunning nog maar sprake was van één verblijfsobject. Op grond van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen (de Wet Bag) kan aan één verblijfsobject ook maar één huisnummer worden toegekend.
1.4.
Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Wel heeft hij contact opgenomen met de BAG ambtenaar. Deze ambtenaar heeft volgens eiser aan hem toegezegd dat hij weer twee nummers zou krijgen. Uiteindelijk ging dit toch niet door.
1.5.
Op 20 mei 2019 heeft eiser vervolgens bovengenoemde aanvraag ingediend. Hierin heeft hij vermeld dat hij de aanvraag heeft ingediend in overleg met de BAG ambtenaar om zo naast het huisnummer 1 toch weer het huisnummer 1B te verkrijgen, omdat hij dit als postadres wil gebruiken. Tevens is in de aanvraag vermeld dat hij het pand wil gebruiken voor opslag ten behoeve van zijn eenmanszaak.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag geweigerd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit standpunt gehandhaafd. Ter onderbouwing hiervan heeft verweerder erop gewezen dat bij de verlening van de omgevingsvergunning in 2016 de kantoorfunctie is komen te vervallen. In het achterste gedeelte – dat onderdeel uitmaakt van de vergunning – zijn volgens de aanvraag een parkeerplaats en drie bergingen geprojecteerd.
De aanvraag moet getoetst worden aan het bestemmingsplan Heer-Scharn. Uit het bestemmingsplan blijkt dat ter plaatse de bestemming “wonen” geldt. Bedrijfsmatige opslag is daar niet toegestaan. Het bestemmingsplan staat wel bepaalde aan-huis-verbonden bedrijven toe, maar alleen als deze op de daarbij behorende lijst staan. Een bedrijf als dat van eiser staat hier niet op.
Verweerder wil niet afwijken van het bestemmingsplan, omdat hij het planologisch en stedenbouwkundig, alsmede ter voorkoming van precedentwerking, niet gewenst acht dat het pand behalve een woonfunctie ook nog een (zelfstandige) bedrijfsfunctie krijgt. Bovendien zou hierdoor een parkeerplaats vervallen, hetgeen verweerder onwenselijk acht.
Het feit dat eerder wel een bedrijf was toegestaan acht verweerder niet relevant, omdat in artikel 32.2 van het bestemmingsplan (“overgangsrecht gebruik”) staat vermeld dat geen beroep op het overgangsrecht kan worden gedaan als de (illegale) bedrijfsactiviteiten langer dan 1 jaar onderbroken zijn geweest. Dat is hier het geval.
3. Eiser is het hier niet mee eens. Op zijn beroepsgronden zal de rechtbank hieronder nader ingaan. Allereerst zal zij aangeven wat het toetsingskader in de onderhavige zaak is.
Toetsingskader
4. In deze procedure dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verweerder de door eiser gevaagde omgevingsvergunning op goede gronden heeft kunnen weigeren. Daarbij is van belang dat vergunningverlening voor activiteiten die in strijd zijn met het bestemmingsplan is geregeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder: Wabo). In artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo is bepaald dat een dergelijke vergunning alleen kan worden verleend als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
4.1.
De vraag of wel of geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening is in beginsel ter beantwoording aan het bevoegd gezag. De rechtbank dient de beslissing van het bevoegd hierover terughoudend toetsen. Dit betekent dat de rechtbank niet haar eigen oordeel dient te geven over de vraag of iets wel/niet passend is, maar dat zij slechts kan beoordelen of verweerder in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen.
Bespreking beroepsgronden
5. Eiser heeft aangevoerd dat hij – gelet op de hele gang van zaken – erop had mogen vertrouwen dat zijn aanvraag zou worden toegewezen en hij (daarna) weer twee huisnummers zou krijgen.
5.1.
De rechtbank is het hier niet mee eens. Mocht de BAG-ambtenaar al een juridisch bindende toezegging aan eiser hebben gedaan, dan is dat hooguit de toezegging geweest dat eiser twee huisnummers zou krijgen. Dat is iets anders dan de toezegging dat de door hem gevraagde omgevingsvergunning zal worden verleend. Het betreft hier immers twee verschillende juridische procedures met twee verschillende beoordelingskaders. Alhoewel er in de onderhavige zaak wel een zekere samenhang tussen beide bestaat, gaat deze samenhang niet zo ver dat eiser op grond van de (mogelijke) toezegging dat hij twee huisnummers zou krijgen er ook op zou mogen vertrouwen dat hij de gevraagde omgevingsvergunning zou krijgen.
6. Eiser heeft verder aangevoerd dat er helemaal geen omgevingsvergunning nodig is voor een bedrijf ter plaatste, althans dat de gevraagde vergunning verleend had moeten, omdat zijn (soort) bedrijf staat genoemd op de lijst van aan-huis-verbonden bedrijven.
6.1.
De rechtbank volgt eiser ook hierin niet. Op grond van het bestemmingsplan Heer-Scharn geldt ter plaatste de bestemming “wonen”. Op grond van artikel 17 van het bestemmingsplan zijn de voor “wonen” aangewezen gronden onder andere bestemd voor:
a. a) wonen;
b) een bedrijf tot en met categorie 2 van bijlage 1(Staat van Bedrijfsactiviteiten), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’ (b);
j) bedrijfsmatige opslag, uitsluitend ter plaatste van de aanduiding ‘opslag’(op);
n) aan-huis-verbonden beroepen.
6.2.
Ter plaatste van het pand van eiser staan gaan aanduidingen (b) en/of (op). Bedrijven tot en met categorie 2 en opslag zijn dus in strijd met het bestemmingsplan. Daarnaast zijn inderdaad wel aan-huis-gebonden beroepen mogelijk, maar omdat eiser zelf niet in het pand woont, is daar in het geval van eiser geen sprake van.
7. Eiser heeft nog gesteld dat hij verworven rechten heeft waar verweerder rekening mee had moeten houden.
7.1.
Voor zover eiser hiermee heeft bedoeld dat hem weer twee huisnummers moeten worden toegekend, omdat het pand in het verleden ook twee huisnummers had, wijst de rechtbank erop dat de vraag hoeveel huisnummers verleend moeten worden hier niet aan de orde is. Het gaat hier immers alleen om de vraag of verweerder de gevraagde omgevingsvergunning wel/niet heeft kunnen weigeren.
7.2.
Voor zover eiser met dit standpunt een beroep doet op het overgangsrecht van het bestemmingsplan Heer-Scharn, overweegt de rechtbank dat verweerder er terecht op heeft gewezen dat in artikel 32.2 van het bestemmingsplan is bepaald dat geen beroep op het overgangsrecht kan worden gedaan als de bedrijfsactiviteiten langer dan 1 jaar onderbroken zijn geweest. Nu de kantooractiviteiten langer dan 1 jaar onderbroken zijn geweest kan eiser hier geen beroep (meer) op doen. Het feit dat de onderbreking het gedwongen gevolg was van de modernisering van het pand, zoals eiser stelt, doet hieraan niet af.
8. Tot slot heeft eiser aangevoerd dat verweerder alleen heeft gekeken naar zijn eigen belangen en niet naar de belangen van eiser. Eiser kan niet elders een kantoor vestigen, omdat de kosten hiervan voor een bedrijf als dat van eiser te hoog zijn.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht meer belang heeft gehecht aan een goede ruimtelijke ordening, dan aan eisers belang. De rechtbank betrekt hierbij dat eiser ter zitting heeft verklaard dat de voornaamste reden voor de aankoop van het pand was, dat dit twee huisnummers had. In dat geval had van eiser verwacht mogen worden dat hij zich in 2016 beter had geïnformeerd over de mogelijke gevolgen van de toentertijd door hem aangevraagde omgevingsvergunning. Nu eiser dit heeft nagelaten hoeft verweerder zijn belang om dit recht te trekken niet te laten prevaleren boven het algemeen belang. Het feit dat de door eiser voorgestane activiteiten nauwelijks impact op omgeving hebben, maakt dit niet anders, omdat verweerder er terecht op heeft gewezen dat de vergunning ook ruimte zou bieden in de toekomst voor meer ingrijpende bedrijfsactiviteiten.
9. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Kessels, rechter, in aanwezigheid van J.W.J.M. van Rijt, griffier, op:21 juli 2020
griffier rechter
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Afschrift verzonden aan partijen op: 21 juli 2020

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.