Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 december 2019,
- het deskundigenbericht,
- de conclusie na deskundigenbericht van de man
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht van de vrouw.
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg te Maastricht is behandeld, betreft het een eindvonnis in een procedure over de afwikkeling van een ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen een man en een vrouw. De rechtbank heeft op 22 juli 2020 uitspraak gedaan na een eerdere procedure die onder andere een deskundigenonderzoek omvatte. De deskundige heeft de marktwaarde van de woning, die onderwerp van geschil was, getaxeerd op € 175.000. De man stemde in met deze waarde, terwijl de vrouw deze te hoog vond, verwijzend naar een rapport van Monumentenwacht. De rechtbank oordeelde dat er geen concrete aanwijzingen waren om de deskundige niet te volgen en ging voorbij aan het bezwaar van de vrouw. Het aandeel van de vrouw in de woning werd vastgesteld op € 87.500.
Daarnaast werd in eerdere vonnissen al geoordeeld over andere geschilpunten, waaronder de verdeling van activa en passiva van de eenmanszaak van de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw aan de man verschillende bedragen moet betalen, waaronder € 29.750 wegens overbedeling bij de verdeling van de woning en € 8.325,50 op basis van afspraken over de activa van de eenmanszaak. De man moet op zijn beurt ook bedragen aan de vrouw betalen, zoals € 6.252 en € 38.808 wegens overbedeling bij de verdeling van aandelen en stamrechtaanspraken.
De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de beslissingen direct uitgevoerd kunnen worden, ook al is er mogelijk nog hoger beroep.