In deze zaak, die op 20 juli 2020 werd behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, hebben de eisers, [eiser] en [eiseres], beiden wonend aan [adres 1], [woonplaats], een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, gevestigd aan [adres 2], [vestigingsplaats]. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. G.J.J.A. van Zeijl, vorderden betaling van een huurachterstand en ontruiming van de bedrijfsruimte. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag hebben partijen een regeling getroffen. De huurachterstand tot en met juli 2020 bedraagt € 8.400,00, met bijkomende kosten van € 1.000,00, wat leidt tot een totaalbedrag van € 9.400,00. De gedaagde partij, vertegenwoordigd door dhr. A.T.M. van Munnen, heeft ingestemd met de betalingsregeling, waarbij de huurder in termijnen zal aflossen. De eerste termijn moet uiterlijk op 1 september 2020 worden betaald, met de verplichting om ook de lopende huurverplichtingen na te komen. Indien de huurder in gebreke blijft, wordt het gehele bedrag direct opeisbaar. De kantonrechter heeft de vorderingen van de verhuurders toewijsbaar geacht en de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de lopende huur. Tevens is de huurder veroordeeld om de bedrijfsruimte binnen dertig dagen na betekening van het vonnis te ontruimen, indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.