ECLI:NL:RBLIM:2020:5450

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
8595718 CV expl 20-2862
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand en ontruiming van bedrijfsruimte in kort geding

In deze zaak, die op 20 juli 2020 werd behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, hebben de eisers, [eiser] en [eiseres], beiden wonend aan [adres 1], [woonplaats], een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, gevestigd aan [adres 2], [vestigingsplaats]. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. G.J.J.A. van Zeijl, vorderden betaling van een huurachterstand en ontruiming van de bedrijfsruimte. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag hebben partijen een regeling getroffen. De huurachterstand tot en met juli 2020 bedraagt € 8.400,00, met bijkomende kosten van € 1.000,00, wat leidt tot een totaalbedrag van € 9.400,00. De gedaagde partij, vertegenwoordigd door dhr. A.T.M. van Munnen, heeft ingestemd met de betalingsregeling, waarbij de huurder in termijnen zal aflossen. De eerste termijn moet uiterlijk op 1 september 2020 worden betaald, met de verplichting om ook de lopende huurverplichtingen na te komen. Indien de huurder in gebreke blijft, wordt het gehele bedrag direct opeisbaar. De kantonrechter heeft de vorderingen van de verhuurders toewijsbaar geacht en de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de lopende huur. Tevens is de huurder veroordeeld om de bedrijfsruimte binnen dertig dagen na betekening van het vonnis te ontruimen, indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8595718 CV EXPL 20-2862
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 20 juli 2020
in de zaak

1.[eiser] ,

2.
[eiseres], echtgenote van
[eiser],
beiden wonend aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
gemachtigde mr. G.J.J.A. van Zeijl,
eisende partij,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd aan de [adres 2] , [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij.
Partijen worden hierna ‘verhuurders’ en ‘huurder’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 20 juli 2020
- het hieronder weergegeven proces-verbaal van de mondelinge behandeling van heden.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.Het proces-verbaal van de comparitie

2.1.
Verschenen zijn:
- dhr. [eiser] en [eiseres] , verhuurders, bijgestaan door mr. Van Zeijl;
- gedaagde partij vertegenwoordigd door dhr. A.T.M. van Munnen, huurder.
2.2.
Na bespreking van de zaak verklaren partijen het eens te zijn geworden over het volgende:
a) De huurachterstand berekend tot en met juli 2020 bedraagt € 8.400,00;
b) Aan boete, rente en kosten wordt een bedrag berekend van € 1.000,00;
c) Huurder zal de schuld wegens de huurachterstand en proceskosten, derhalve in totaal € 9.400,00 in opeenvolgende maandelijkse termijnen van € 1.000,00 en een slottermijn van € 400,00 aflossen door overboeking op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [eiser] ;
d) De eerste termijn zal worden betaald uiterlijk op 1 september 2020, de volgende termijnen steeds uiterlijk op de eerste dag van de volgende maand;
e) Daarnaast zal huurder blijven voldoen aan de lopende huurverplichtingen jegens verhuurders, met dien verstande dat met betrekking tot de maand augustus 2020 uiterlijk 1 augustus 2020 de helft van de overeengekomen maandhuur zal worden betaald en uiterlijk 15 augustus 2020 het restant. Per 1 september 2020 dienen alle huurtermijnen volledig uiterlijk de eerste dag van de betreffende maand te zijn voldaan;
f) Indien huurder meer dan veertien dagen in gebreke blijft met de voldoening van enige termijn en/of met de lopende huurverplichtingen vanaf 1 augustus 2020 is huurder in verzuim zonder dat ingebrekestelling is vereist en is het gehele nog uitstaande bedrag (inclusief de nog niet verschenen termijnen) direct opeisbaar. In dat geval is huurder tevens met ingang van de dag van het intreden van het verzuim over het verschuldigde bedrag de wettelijke rente ex art. 6:119 BW verschuldigd;
g) [eiser] draagt één keer per maand zorg voor de schoonmaak van het venster aan de lichtstraat (achterzijde).
2.3.
Verhuurders wijzigen hun geldvordering tot hetgeen huurder krachtens deze afspraken verschuldigd is en verzoeken de gevorderde ontruiming voorwaardelijk uit te spreken. Nadat de kantonrechter partijen te kennen heeft gegeven in hoeverre de kantonrechter de nevenvorderingen toewijsbaar acht, verklaren verhuurders daarmee in te stemmen en het door hun meer of anders gevorderde in te trekken. Huurder verzet zich niet tegen toewijzing van de gewijzigde vordering.
2.4.
Partijen verklaren ermee in te stemmen dat ter zitting van heden vonnis wordt gewezen.

3.De beoordeling

3.1.
Huurder huurt van verhuurders de bedrijfsruimte, staande en gelegen aan de [adres 2] , [vestigingsplaats] voor een huurprijs van thans € 3.054,28 inclusief btw per maand. De huurprijs is bij vooruitbetaling verschuldigd.
3.2.
Verhuurders hebben op de in de dagvaarding aangevoerde gronden - samengevat - de ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand plus de tot aan de ontruiming verschuldigde termijnen gevorderd, vermeerderd met rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
3.3.
Gehoord de standpunten van partijen, overweegt de kantonrechter dat de onvoldoende betwiste vorderingen, zoals op de mondelinge behandeling gewijzigd, toewijsbaar zijn.
3.4.
Huurder zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten zoals hiervoor onder 2.2. b) begroot.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt huurder tot betaling aan verhuurders van in totaal € 9..400,00 ter zake van achterstallige huurpenningen tot en met juli 2020 en kosten,
4.2.
veroordeelt huurder tot betaling aan verhuurders van € 3.054,28 inclusief btw per maand voor iedere ingegane maand vanaf 1 augustus 2020 tot het tijdstip van ontruiming,
4.3.
veroordeelt huurder de bedrijfsruimte, staande en gelegen aan de [adres 2] te [vestigingsplaats] binnen dertig dagen na betekening van dit vonnis met alle personen en zaken die zich van de kant van huurder in en om het gehuurde bevinden, te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van verhuurders te stellen, indien en zodra aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • huurder is in gebreke met de voldoening van enige termijn van de hiervoor onder 2.2. c) bedoelde aflossingsverplichting; en/of
  • huurder is in gebreke met de voldoening van enige termijn van de maandelijkse huur als bedoeld onder 2.2. e),
4.4.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
CJ