ECLI:NL:RBLIM:2020:5465

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2292
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van wapenverlof wegens vrees voor misbruik in het kader van een burenconflict

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 27 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Minister van Justitie en Veiligheid over de weigering van een wapenverlof. De eiser had op 13 oktober 2018 een aanvraag ingediend voor een wapenverlof, maar deze was door de korpschef van politie afgewezen. De korpschef had geconstateerd dat er vrees bestond voor misbruik van het wapenverlof, mede door een langdurig burenconflict waarin eiser betrokken was. Eiser had in de periode van de aanvraag en het bestreden besluit onvoldoende aangetoond dat het conflict was beëindigd.

De rechtbank oordeelde dat de korpschef en de Minister van Justitie en Veiligheid terecht hadden geconcludeerd dat er redenen waren om te vrezen dat eiser het voorhanden hebben van wapens en munitie niet kon worden toevertrouwd. De rechtbank baseerde haar oordeel op de inhoud van processen-verbaal en mutatierapporten die aantoonden dat er een langdurig conflict was geweest, met ernstige bedreigingen en aangiften over en weer. Eiser had weliswaar aangevoerd dat het conflict was beëindigd, maar de rechtbank vond dat hij dit niet voldoende had onderbouwd.

De rechtbank concludeerde dat de weigering van het wapenverlof terecht was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd dat er geen vrees voor misbruik meer bestond, en de rechtbank benadrukte het belang van de veiligheid in de samenleving. De uitspraak werd gedaan door rechter E.P.J. Rutten, in aanwezigheid van griffier D.H.J. Laeven, en werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Eiser kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 19/2292

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juli 2020

in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G.G.J. Geerlings),
en

de Minister van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. F.H. Kamminga en mr. J. den Ouden).

Procesverloop

Bij besluit van 12 december 2018 (het primaire besluit) heeft de korpschef van politie (de korpschef) het door eiser gevraagde verlof voor het voorhanden hebben van een vuurwapen met de daarbij behorende munitie geweigerd.
Bij besluit van 29 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het administratief beroep van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Op 13 oktober 2018 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een wapenverlof. De korpschef heeft deze aanvraag afgewezen bij het primaire besluit, omdat ten aanzien van eiser grond is voor vrees voor misbruik van het wapenverlof en omdat het voorhanden hebben van wapens en munitie hem niet kan worden toevertrouwd. Volgens de korpschef is eiser betrokken in een langslepend burenconflict, dat geleid heeft tot aangiften van strafbare feiten over en weer en een veroordeling van eiser ter zake van verduistering (schuldig verklaard zonder oplegging van straf). Pogingen om te bemiddelen in het conflict zijn op niets uitgelopen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het administratief beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de feiten en omstandigheden, gelet op onderdeel B/1.2 van de Circulaire wapens en munitie 2018 (Cwm), voldoende zijn om de conclusie van de korpschef te kunnen dragen.
3. Eiser heeft hiertegen aangevoerd dat het wapenverlof ten onrechte is geweigerd. Volgens eiser is er geen reden om te vrezen dat aan hem het voorhanden hebben van wapens en munitie niet zou kunnen worden toevertrouwd. In dit verband heeft eiser aangevoerd dat er van een burenruzie op grond waarvan vrees voor misbruik zou kunnen worden aangenomen, geen sprake meer is. Volgens eiser is het haast onmogelijk om te bewijzen dat de burenruzie daadwerkelijk is beëindigd. Eiser heeft de wijkagent verzocht om samen met hem en de buren om tafel te gaan zitten om vast te leggen in een proces-verbaal dat er geen sprake meer is van een geschil. De buren hebben echter aan de wijkagent te kennen gegeven hier geen behoefte aan te hebben, omdat de burenruzie volgens hen niet meer speelde en zij derhalve de meerwaarde van zo’n gesprek niet inzagen, aldus eiser. Dit is volgens eiser opgenomen in een nog door hem na te zenden mutatierapport. Nu van een burenconflict geen sprake (meer) is, kan vrees voor misbruik volgens eiser niet worden aangenomen. Ook ten tijde van de aanvraag voor het wapenverlof was er naar de mening van eiser geen sprake meer van een actief burenconflict. Eiser heeft verder met klem weersproken dat hij als gevolg van het bewuste burenconflict onder psychische druk staat. Dit ligt volgens eiser ook niet in de aard van zijn persoonlijkheid. Eiser heeft in dit verband verwezen naar een aantal reeds door hem in de administratief beroepsprocedure overgelegde documenten (certificaten, die eiser in het kader van zijn beroepsuitoefening heeft behaald). Voorts is eiser van mening dat het vonnis van de politierechter van16 maart 2016, waarbij hij schuldig is verklaard zonder oplegging van straf of maatregel ter zake van verduistering, ten onrechte is betrokken bij de beoordeling van zijn aanvraag, gelet op het verstreken tijdsverloop en de omstandigheden waaronder deze zaak voor de rechter is gebracht. Ook kan volgens eiser de door hem gemaakte opmerking: “dat proces-verbaal van verduistering kan geen reden zijn om mij een wapen vergunning te weigeren?” op zichzelf geen reden zijn om het gevraagde wapenverlof te weigeren. Eiser heeft destijds deze opmerking gemaakt in de hoop dat de aanwezige verbalisanten daar voor hem een positief antwoord op zouden geven. Eiser weerspreekt voorts met klem dat hij het WM32 formulier foutief heeft ingevuld. Eiser heeft aangevoerd dat hij juist melding heeft gemaakt van het burenconflict en daarbij heeft aangegeven dat dit voor hem geen stressvolle situatie oplevert. Eiser is van mening dat hij betrouwbaar is in de zin van de Wet wapens en munitie (de Wwm) en dat van vrees voor misbruik geen sprake is.
4. Inmiddels is de rechtbank gebleken dat aan eiser in februari 2020 alsnog een wapenvergunning is verleend, omdat uit een door hem aan de korpschef overgelegde verklaring van de buren naar voren is gekomen dat het conflict van de baan is. Eiser heeft desgevraagd ter zitting aangegeven dat zijn belang bij een rechterlijk oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit onder meer is gelegen in zijn aanspraak op vergoeding van zijn proceskosten (in bezwaar). Eiser heeft aldus voldoende procesbelang aannemelijk gemaakt.
5. Op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wwm wordt een verlof geweigerd indien er reden is om te vrezen dat de aanvrager het onder zich hebben van wapens en munitie niet kan worden toevertrouwd.
6. Het beleid dat verweerder voert ter uitvoering van de Wwm is neergelegd in de Cwm. Volgens onderdeel B/1.2 van de Cwm komt degene aan wie een vergunning wordt verleend voor het voorhanden hebben van wapens en/of munitie in een bijzondere positie te verkeren ten opzichte van zijn medeburgers, voor wie immers het algemene wettelijke verbod geldt om wapens en munitie voorhanden te hebben. Die positie brengt met zich mee dat van de vergunninghouder stipte naleving van de (wapen)wettelijke voorschriften moet kunnen worden verlangd en dat van hem tevens wordt verwacht dat hij zich onthoudt van overtredingen die kunnen worden beschouwd als een (ernstige) aantasting van de rechtsorde.
Het weigeren dan wel intrekken van een verlof is uitdrukkelijk geen strafrechtelijke sanctie, maar is een maatregel ter bescherming van de veiligheid in de samenleving. Tegen de achtergrond van het eerdergenoemde maatschappelijke belang, is daarom reeds geringe twijfel aan het verantwoord zijn van de te maken (of gemaakte) uitzondering – ook naar de vaste jurisprudentie van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling; zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1126) – voldoende reden om een verlof niet te verlenen respectievelijk in te trekken. Het spreekt voor zich dat die twijfel gebaseerd moet zijn op een objectief toetsbare motivering.
Ten aanzien van psychische gesteldheid is in onderdeel B/1.2 van de Cwm opgenomen dat het in beginsel niet verantwoord is aan iemand die – door oorzaken van zowel interne als externe aard – onder sterke psychische druk staat, wat tot uitdrukking komt in een onvoorspelbaar gedragspatroon (…) en waarbij de indruk bestaat dat de vergunninghouder zichzelf niet in de hand heeft, het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie toe te vertrouwen. Als risicofactor betreffende de psychische gesteldheid met het oog op potentieel misbruik zijn onder meer stressvolle omstandigheden genoemd.
7. Uit de voorhanden zijnde processen-verbaal en mutatierapporten, met name het op 6 mei 2015 opgemaakte proces-verbaal van aangifte ( [nummer 1] ), blijkt dat eiser en zijn vrouw, ondanks pogingen tot bemiddeling, al jaren een conflict hebben met hun buren. Eiser heeft in laatstgenoemd proces-verbaal zelf verklaard dat er ernstige bedreigingen zijn geweest vanuit de buren richting zijn vrouw en kinderen en dat hij om die reden camera’s aan zijn woning heeft bevestigd. Uit het op 4 december 2014 opgemaakte mutatierapport ( [nummer 2] ) blijkt dat eiser en zijn buren meerdere malen aangiften tegen elkaar hebben gedaan. Eiser blijkt brieven te sturen naar beide werkgevers van de buren, waarin hij zich negatief over hen uitlaat, en eiser heeft zelfs naar aanleiding van deze mails een winkelverbod gekregen bij Xenos, de werkgever van de buurvrouw.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in het bestreden besluit op basis van de inhoud van de processen-verbaal en de mutatierapporten op het standpunt heeft mogen stellen dat door de gedragingen van eiser op zijn minst geringe twijfel aan het kunnen toevertrouwen van het onder zich hebben van wapen of munitie aanwezig is, die het niet verlenen van een wapenverlof rechtvaardigt. Eiser heeft te maken (gehad) met stressvolle omstandigheden, hetgeen in de Cwm genoemd wordt als een risicofactor met betrekking tot de psychische gesteldheid van de aanvrager met het oog op mogelijk misbruik van een vuurwapen. In een situatie als de onderhavige, waarin sprake is van een langlopende burenruzie, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat het onwenselijk is dat één van deze partijen wapens en munitie voorhanden heeft. Voorkomen moet juist worden dat bij een hernieuwde escalatie naar een wapen kan worden gegrepen. Niet, althans onvoldoende, is gebleken dat de burenruzie ten tijde van de aanvraag en het bestreden besluit reeds voorbij was. Hiervoor zijn onvoldoende aanknopingspunten voorhanden geweest en eiser heeft dit toen ook niet aannemelijk gemaakt met onderbouwde stukken. Eisers betoog dat hij geen psychische druk ervaart als gevolg van het conflict, kan evenmin slagen. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het bestaan van een dergelijk conflict op zichzelf al een risico en voldoende reden is om iemand niet in het bezit van wapens te stellen, ook al zegt diegene geen psychische druk te ervaren. De door eiser overgelegde certificaten zeggen naar het oordeel van de rechtbank niks over hoe eiser omgaat met psychische druk bij een (hernieuwde) confrontatie in dit burengeschil.
9. De rechtbank overweegt voorts dat het vonnis van de politierechter en eisers mededeling ten tijde van de inzage in zijn politiegegevens geen zelfstandige grondslag hebben gevormd aan de weigering van het wapenverlof. Deze feiten hebben wel bijgedragen aan de beeldvorming dat er sprake is geweest van een langdurig conflict. Anders dan eiser stelt, mochten deze feiten als zodanig bij de beoordeling worden betrokken. Aan de weigering ligt dus een langdurig conflict van eiser met zijn buren ten grondslag, waarbij eiser in een gespannen situatie bewust de confrontatie is aangegaan met de buren. Deze grondslag is gebaseerd op de inhoud van de in het dossier voorhanden zijnde processen-verbaal en mutatierapporten. Verweerder heeft hiermee een objectief toetsbare motivering gegeven. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er ten tijde van het bestreden besluit geen sprake meer was van een conflict met de buren.
10. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het primaire besluit tot weigering van een wapenverlof aan eiser terecht in stand heeft gelaten. Het beroep van eiser is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.J. Rutten, rechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier, op 27 juli 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 27 juli 2020

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.