ECLI:NL:RBLIM:2020:5506

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
27 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1609
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom op grond van de Opiumwet

Op 28 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker en de Burgemeester van de gemeente Weert. De zaak betreft een last onder dwangsom die aan de verzoeker was opgelegd op basis van artikel 13b van de Opiumwet, waarbij de sluiting van een perceel met schuur en woning werd geëist. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 13 juli 2020 is de verzoeker bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na de zitting heeft de verweerder een toezegging gedaan om de werking van het bestreden besluit op te schorten tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Hierop heeft de verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting beoordeeld en geoordeeld dat de verzoeker recht heeft op proceskostenvergoeding, omdat de verweerder tegemoet is gekomen aan de verzoeker door de werking van het besluit op te schorten. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.050,00, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is bepaald dat het griffierecht aan de verzoeker wordt terugbetaald, omdat de werking van het bestreden besluit is opgeschort. De uitspraak is gedaan in het kader van de maatregelen rondom het coronavirus, waardoor deze niet op een openbare zitting kon worden uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 20/1609

Uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 juli 2020 in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J.J.H.M. de Crom),
en

de Burgemeester van de gemeente Weert, verweerder

(gemachtigde: mr. W.H. Gootzen).

Procesverloop

Bij besluit van 28 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoeker op grond van artikel 13b van de Opiumwet een last onder dwangsom opgelegd tot sluiting van het perceel met schuur en woning aan de [adres] te [woonplaats] .
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht een voorlopige voorziening, als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2020. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij brief van 15 juli 2020 heeft verweerder de ter zitting gedane toezegging de werking van het bestreden besluit op te schorten tot zes weken nadat de beslissing op bezwaar is genomen, bevestigd.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de voorzieningenrechter hierop laten weten van mening te zijn dat er geen proceskostenvergoeding moet worden toegekend omdat verweerder de toezegging ook zou hebben gedaan als verzoeker zich tot verweerder had gewend in plaats van tot de voorzieningenrechter.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:84, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:54 van de Awb zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. Ingevolge artikel 8:75a van de Awb kan de rechtbank, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, op verzoek van de indiener, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
3. Verzoeker heeft het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken vanwege de ter zitting gedane en daarna schriftelijk bevestigde spontane toezegging van verweerder om de werking van het bestreden besluit op te schorten tot het einde van de beroepstermijn die hoort bij de nog door verweerder te nemen beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat sprake is van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb.
4. Bij sluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet is de stap van verweerder ongebruikelijk. Wel normaal is dat verweerder de werking van het besluit schorst totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding het standpunt van verweerder over te nemen.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe en veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,00 en een wegingsfactor 1).
6. Omdat verweerder de werking van het bestreden besluit heeft opgeschort totdat op het bezwaar is beslist, betaalt de griffier op grond van artikel 8:82, vierde lid, aanhef en onder a, van de Awb het griffierecht aan verzoeker terug.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.050,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J.W.J.M. van Rijt, griffier. De uitspraak is gedaan op 28 juli 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Voor zover nodig wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken wanneer dat weer mogelijk is.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 28 juli 2020

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.