ECLI:NL:RBLIM:2020:5588

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
29 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2974
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor erfafscheiding in strijd met bestemmingsplan

Op 29 juli 2020 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo. De eiseres had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een erfafscheiding op haar perceel, maar deze was door de gemeente geweigerd. De gemeente stelde dat de erfafscheiding deels zou komen te liggen op grond met de bestemming Agrarisch gebied, waar alleen bouwwerken voor agrarische doeleinden zijn toegestaan. Daarnaast was de hoogte van de erfafscheiding in strijd met het bestemmingsplan, dat een maximale hoogte van 1 meter toestaat voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn.

Eiseres maakte bezwaar tegen de weigering en stelde dat de gemeente onvoldoende had gemotiveerd waarom er niet kon worden afgeweken van het bestemmingsplan. De rechtbank overwoog dat de gemeente vrij uitvoerig had uitgelegd waarom de hogere erfafscheiding niet gewenst was en dat de argumenten niet onbegrijpelijk waren. Eiseres voerde ook aan dat er sprake was van gelijke gevallen in de buurt, maar de rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht had gesteld dat er geen vergunningen waren verleend voor erfafscheidingen die hoger zijn dan 1 meter in het onderhavige bestemmingsplan.

De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. J.M.E. Kessels, in aanwezigheid van griffier J.W.J.M. van Rijt, en werd niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/2974

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2020 in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J.A.M. Muijres),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.J.M. Michiels).

Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2019 (primaire besluit) heeft verweerder geweigerd eiseres een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen van een erfafscheiding op het perceel [adres 1] te [woonplaats] . Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 26 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 22 februari 2019 heeft eiseres een vergunning voor een erfafscheiding aangevraagd. Uit deze aanvraag blijkt dat het gaat om een erfafscheiding die deels moet komen te staan tussen de percelen [adres 1] en [adres 2] en deels aan de straatzijde van het perceel [adres 1] . Tussen de percelen wil eiseres een keermuurtje van bakstenen maken, met daarboven een open hekwerk en aan de straatzijde komen twee pilaren met daartussen een poort en rechts daarvan een betonnen rand met daarop ook een open hekwerk. De afscheiding heeft aan de straatzijde een hoogte van 1,4 meter en loopt vanaf de straatzijde naar achteren af tot een hoogte van 1,1 meter.
2. Voor het perceel [adres 1] geldt het bestemmingsplan “Buitengebied” van de voormalige gemeente Arcen en Velden.
3. Verweerder heeft de omgevingsvergunning geweigerd omdat de erfafscheiding deels (dat wil zeggen het deel langs de straatzijde) zal komen te liggen op grond met de bestemming Agrarisch gebied. Daar zijn volgens het bestemmingsplan alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan die voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk zijn.
Het deel van de erfscheiding dat tussen de woningen geprojecteerd is, ligt (samen met nog een klein stukje van het deel langs de straatzijde) op grond met de bestemming Woondoeleinden. Op grond van de planregels mag de maximale hoogte van een erfafscheiding hier niet meer bedragen dan 1 meter, althans voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn. De erfafscheiding is daar hoger dan 1 meter en verweerder heeft ook daarom de omgevingsvergunning geweigerd. Verweerder wil om stedenbouwkundige redenen en om precedentwerking te voorkomen niet meewerken aan afwijking van het bestemmingsplan.
4. In het bestreden besluit heeft verweerder dit standpunt gehandhaafd. Verweerder heeft daaraan toegevoegd dat naar aanleiding van het door eiseres gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel is gekeken naar de situatie aan de [adres 3] . Gebleken is dat ten aanzien van percelen met de bestemming Woondoeleinden geen vergunningen zijn verleend voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn die hoger zijn dan 1 meter. Er zijn in de buurt wel erfafscheidingen die hoger zijn, maar die bestaan dan oftewel geheel uit planten/struiken en dragen bij aan het groene karakter dat verweerder wenst, ofwel ze liggen op percelen met een andere bestemming die hogere erfafscheidingen toestaat.
5. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Op hetgeen zij hiertegen heeft aangevoerd zal de rechtbank hieronder nader ingaan.
Bespreking beroepsgronden
6. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom uit stedenbouwkundig oogpunt niet kan worden afgeweken van de in het bestemmingsplan toegestane hoogte van 1 meter. Eiseres heeft hiertoe aangevoerd dat het om een laag betonnen/bakstenen muurtje gaat met hierop een open hekwerk. Dit kan bezwaarlijk als “omvangrijke bebouwing” voor de voorgevel van een hoofdgebouw worden aangemerkt. Verweerder noemt de wens om de gebruikelijke inrichting van woongebieden te behouden. Verweerder typeert het gebied echter zelf als een overgangsgebied naar het buitengebied, wat bepaald niet op een normaal woongebied duidt. Hinder voor de aangrenzende percelen, zoals verweerder stelt, is onmogelijk nu het een open hekwerk is.
7. De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat de erfafscheiding in strijd is met het geldende bestemmingplan. Dit betekent dat eiseres deze alleen kan realiseren als verweerder toestemming verleent om hiervan af te wijken. Verweerder heeft hierin discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat het primair aan verweerder is om te beslissen of wel of geen toestemming moet worden verleend. De rechtbank kan deze beslissing slechts marginaal toetsen. Vanuit dit marginale toetsingskader bezien overweegt de rechtbank dat verweerder vrij uitvoerig heeft uitgelegd waarom hij een hogere erfafscheiding niet gewenst acht. De argumenten die verweerder daarvoor heeft gegeven acht de rechtbank niet dusdanig onbegrijpelijk dat deze niet gevolgd zouden kunnen worden. Deze beroepsgrond treft derhalve geen doel.
8. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het belang dat zij heeft bij een hoge(re) erfafscheiding. Eiseres leeft in onmin met haar buren (op [adres 2] ) en wil met de (hoge) erfafscheiding voorkomen dat de buurman de grens tussen de beide woningen zomaar kan passeren.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat ook deze beroepsgrond niet slaagt. De rechtbank overweegt daartoe dat verweerder er in zijn verweerschrift terecht op heeft gewezen dat eiseres aanvankelijk als enige belang heeft gesteld te willen voorkomen dat er zand weg spoelt van haar perceel. Daar is verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd op ingegaan. Ten aanzien van de nu door eiseres gestelde belangen heeft verweerder er in het verweerschrift op gewezen dat er tussen de percelen al een afscheiding aanwezig is. Op het terrein van de buren staat al een stenen muur van ongeveer 1 meter hoog. Bovendien staat er al een beukenhaag. Gelet hierop weegt het persoonlijke belang van eiseres niet zwaarder dan het belang van verweerder. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aldus blijkt heeft gegeven een belangenafweging te hebben gemaakt. Dat deze belangenafweging niet in het voordeel van eiseres uitvalt, is niet dusdanig onbegrijpelijk dat het bestreden besluit geen stand kan houden.
9. Eiseres heeft verder een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel en erop gewezen dat vanwege de volgens haar aanwezige gelijke gevallen ook geen sprake kan zijn van precedentwerking. Eiseres heeft daartoe aangevoerd dat de buren op [adres 2] al een aantal jaren een hekwerk van ongeveer twee meter hoog hebben (voor de voorgevelrooilijn), waarvoor zijn geen vergunning hebben. Bovendien is dit hekwerk begroeid met hedera en vormt dit hekwerk een groene dichte wand. Dit is onverenigbaar met het door verweerder gewenste open karakter van het gebied. Verder heeft eiseres gewezen op een aantal adressen waar ook hogere erfafscheidingen – dat wil zeggen hekwerken - aanwezig zijn.
9.1.
De rechtbank overweegt dat verweerder er in zijn verweerschrift op heeft gewezen dat een deel van de adressen die eiseres noemt zijn gelegen binnen de grenzen van een ander bestemmingsplan. Hiervoor geldt dus een ander toetsingskader. Voor percelen die zijn gelegen in het onderhavige bestemmingsplan zijn geen vergunningen verleend voor erfafscheidingen die hoger zijn dan de toegestane 1 meter. Ten aanzien van de woning van de buren op [adres 4] heeft verweerder in het verweerschrift gesteld dat de betreffende erfafscheiding oogt als een coniferenhaag. Ter zitting is nog gesteld dat hierin geen hekwerk zit. Ten aanzien van de erfafscheiding bij de woning van de buren op [adres 2] heeft verweerder ter zitting verduidelijkt dat hier vroeger inderdaad een te hoog hekwerk stond. Hiertegen is echter handhavend opgetreden. Naar aanleiding hiervan hebben de buren besloten het hekwerk dusdanig aan te passen dat dit niet meer als hekwerk gezien moet worden, maar als pergola. Een pergola van meer dan 1 meter hoog is wel toegestaan.
9.2.
Nu eiseres het bovenstaande niet heeft betwist en ook niet heeft aangetoond dat er wel vergunningen zijn verleend voor erfafscheidingen gelegen in de bestemming Woondoeleinden met een hoogte van meer dan 1 meter, is de rechtbank van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet opgaat. Deze beroepsgrond slaagt derhalve niet.
10. Tot slot heeft eiseres erop gewezen dat er blijkens een e-mail van verweerder twee voorgevelrooilijnen over het perceel lopen. Dit maakt het volgens eiseres onduidelijk vanaf welk punt de erfafscheiding aan de zijkant áchter de voorgevelrooilijn ligt en vanwege deze ligging hoger mag zijn dan 1 meter.
10.1.
Ook deze beroepsgrond slaagt niet, aangezien deze eventuele onduidelijkheid niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden. Daarnaast heeft verweerder ter zitting aan de hand van een foto verduidelijkt waar de voorgevelrooilijnen volgens verweerder lopen, zodat de gestelde onduidelijkheid inmiddels is opgelost.
11. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Kessels, rechter, in aanwezigheid van J.W.J.M. van Rijt, griffier, op 29 juli 2020 .
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 29 juli 2020

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.