9.3.2.Uit dit (op ambtseed opgemaakte) verslag, dat is opgemaakt op 15 juli 2020, blijkt dat de bouwinspecteur zich op 29 juni 2020, op basis van de machtiging tot binnentreden, heeft doen vergezellen van een beleidsmedewerker veiligheid en leefbaarheid, twee medewerkers van handhaving van de afdeling Openbare Orde en Veiligheid en twee medewerkers van de politie (die de toegang hebben verschaft en niet mee naar binnen zijn gegaan).
De gerapporteerde bevindingen houden in dat de situatie niets is veranderd ten opzichte van de vorige controle op 19 februari 2020. Rapporteur vermeldt het volgende over de woning van verzoekster:
De woning is overvol met goederen, overal zijn bedorven etensresten aangetroffen en verpakkingen met etenswaar. De looppaden in de vertrekken zijn zeer nauw in die zin dat hulpdiensten geen vrije toegang dan wel bewegingsruimte hebben in de ruimten. Zo is het onmogelijk om met een brancard de ruimte te betreden en brandbestrijding wordt erdoor belemmerd. Er is evident sprake van ongedierte in de vorm van en muizen- en rattenplaag en veel vliegen in de woning. Ook is de geur in de woning zeer penetrant. Ik heb [naam 1] tevergeefs gevraagd of ze nog een elektra-, water- en/of gasaansluiting heeft, maar volgens mijn controle is dat allemaal niet meer aanwezig. Bij het toilet stat een emmer met door [naam 1] zelf opgevangen regenwater om het toilet mee door te spelen. In de aanbouw aan de achterzijde, waar zij ook haar bed heeft staan, is er een lekkage bij het plafond. Helaas konden wij niet op de zolder geraken om te kijken of er nog meer lekkages waren, maar dit sluit ik zeker niet uit.
Oordeel voorzieningenrechter
10. Uitgaande van bovenstaande feiten en omstandigheden komt de voorzieningenrechter tot het voorlopig oordeel dat het primaire besluit onzorgvuldig is voorbereid, omdat verweerders vaststelling dat sprake is van (diverse) overtredingen is gebaseerd op onvoldoende en onzorgvuldig verzamelde, informatie. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe het volgende.
- Het huisbezoek op 3 december 2019 wordt noch in het voornemen, noch in de (gewijzigde) last(en) onder bestuursdwang genoemd als (mede)grondslag voor de last.
- Dit huisbezoek heeft bovendien plaatsgevonden op basis van een machtiging tot binnentreden voor controle in het kader van de APV en niet in het kader van de Woningwet en het Bouwbesluit 2012, waardoor kennelijk is gehandeld in strijd met de verleende machtiging.
- Het uit dat huisbezoek voortgekomen advies van de brandweer strekt niet verder dan het advies tot de (voor de onderhavige woning nog niet verplichte) installatie van rookmelders.
- Het advies van de brandweer maakt geen melding van belemmeringen in de (noodzakelijke) toegang voor hulpdiensten waaronder de brandweer, en de doorgankelijkheid van vluchtwegen.
Gelet op dit alles is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder de bevindingen van het huisbezoek en het advies van de brandweer van 3 december 2019 niet ten grondslag heeft kunnen leggen aan de (gewijzigde) last(en) onder bestuursdwang.
- Het huisbezoek op 19 februari 2020 heeft niet plaatsgevonden in het kader van handhaving, maar in het kader van zorg- en hulpverlening.
- Er is geen ambtsedig verslag van dit bezoek voorhanden, zodat niet ambtsedig is vastgesteld of en zo ja welke van de in de last genoemde overtredingen toen daadwerkelijk zijn geconstateerd.
- Namens verzoekster is onbetwist gesteld dat zij geen toestemming heeft gegeven voor het binnentreden in haar woning.
Gelet op dit alles is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder ook de bevindingen van het huisbezoek op 19 februari 2020 niet ten grondslag heeft kunnen leggen aan de (gewijzigde) last(en) onder bestuursdwang. Het feit dat in het wél op ambtseed opgemaakte verslag over het huisbezoek op 29 juni 2020 wordt verwezen naar de situatie op 19 februari 2020 doet hier niet aan af, aangezien dit niet afdoet aan de onzorgvuldigheid/onrechtmatigheid van het verkrijgen van informatie op 19 februari 2020.
- Het huisbezoek op 29 juni 2020 heeft wel plaatsgevonden op grond van een machtiging tot binnentreden die was verleend met het oog op het opsporen van overtredingen in het kader van de Woningwet en het Bouwbesluit 2012.
- De bevindingen die op die datum zijn gedaan waren echter ten tijde van de primaire besluitvorming op 30 juni 2020 nog niet op ambtseed beschikbaar. Het ambtsedig verslag hiervan is immers pas op 15 juli 2020, dus pas twee weken later, opgemaakt.
Gelet op dit alles is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder ook de bevindingen van het huisbezoek op 29 juni 2020 niet ten grondslag heeft kunnen leggen aan de (gewijzigde) last(en) onder bestuursdwang. De voorzieningenrechter betrekt hierbij dat in het wijzigingsbesluit van 15 juli 2020 niet wordt verwezen naar andere (her)controles dan de hierboven genoemde huisbezoeken en dat in het wijzigingsbesluit geen andere overtredingen zijn genoemd dan in het primaire besluit van 30 juni 2020. Het wijzigingsbesluit beperkt zich immers tot het wijzigen van de opgelegde last en verruiming van de begunstigingstermijn. Dit betekent dat gekeken moet worden of bij verweerder
op 30 juni 2020voldoende kennis en gegevens aanwezig was/waren om te kunnen concluderen dat sprake was van de genoemde overtredingen, én of verweerder daarbij tot de conclusie kon komen dat sprake was van een zodanig gevaarlijke situatie dat, met het oog op de gezondheid en veiligheid van personen, een last onder bestuursdwang was vereist om deze situatie te beëindigen.
11. Nu er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter gebreken kleven aan de vaststelling van de door verweerder genoemde overtredingen, is er in dit stadium twijfel over de bevoegdheid van verweerder om op grond daarvan handhavend op te treden. Omdat de bevoegdheid tot handhavend optreden hierdoor niet onmiskenbaar vast staat, ziet de voorzieningenrechter aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek derhalve toe en treft de voorlopige voorziening dat het primaire besluit (inclusief het wijzigingsbesluit) wordt geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
13. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
14. Verder bestaat er aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Verweerder zal worden veroordeeld de door de gemachtigde van verzoekster gemaakte reiskosten voor het bijwonen van de zitting (naar kosten van openbaar vervoer, tweede klasse) te vergoeden. Van andere voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is echter geen sprake omdat verzoeksters gemachtigde niet kan worden aangemerkt als een in het Besluit proceskosten bestuursrecht bedoelde professionele rechtsbijstandverlener.