ECLI:NL:RBLIM:2020:5831

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 augustus 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
8658823 CV 20-3476
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet in kort geding, onterecht ingesteld, verwijzing naar voorzieningenrechter

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Limburg, is er sprake van een verzet in kort geding dat op onjuiste wijze is ingesteld. De opposerende partij heeft op 14 juni 2020 verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van de kantonrechter van 7 november 2019, waarin de vorderingen van de geopposeerde partij grotendeels zijn toegewezen. De opposerende partij is veroordeeld in de proceskosten en heeft het verstekvonnis aangevochten. De procedure is echter niet correct gestart, aangezien het verzet had moeten worden ingediend bij de voorzieningenrechter in plaats van de gewone kantonrechter. De kantonrechter heeft vastgesteld dat hij onbevoegd is om van het verzet kennis te nemen en heeft de zaak verwezen naar de kantonrechter die als voorzieningenrechter optreedt. De mondelinge behandeling van het verzet is gepland op 13 augustus 2020, waar de zaak als kort geding zal worden voortgezet. De rechter benadrukt dat een verkeerde procedure niet automatisch leidt tot nietigheid, maar dat de rechter de procedure kan corrigeren en in juiste banen kan leiden, conform de artikelen 69 tot en met 76 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: 8658823 CV EXPL 20-3476
Vonnis in verzet van 5 augustus 2020
in de zaak van
[opposerende partij],
wonend te [woonplaats 1] , [adres 1] ,
opposerende partij,
gemachtigde mr. P.C.W. Gubbels-Willems,
tegen
[geopposeerde partij],
wonend te [woonplaats 2] , [adres 2] ,
geopposeerde partij,
gemachtigde mr. D.G.A. Rossi.
Partijen zullen hierna [opposerende partij] en [geopposeerde partij] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de verzetdagvaarding van 14 juni 2020 met producties 1 t/m 4
  • de brief waarin mr. Rossi zich op de rol van 22 juli 2020 voor [geopposeerde partij] als gemachtigde heeft gesteld.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij het verstekvonnis in kort geding van de kantonrechter (zaaknummer 7999914 CV EXPL 19-5820) van 7 november 2019 zijn de vorderingen van [geopposeerde partij] (grotendeels) toegewezen. Tevens is [opposerende partij] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [geopposeerde partij] tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 945,01, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na vandaag tot de dag van voldoening. Daarnaast is [opposerende partij] veroordeeld in de na het vonnis ontstane kosten van € 120,- aan salaris gemachtigde te vermeerderen met de explootkosten indien betekening heeft plaatsgevonden.
2.2.
Bij verzetdagvaarding uitgebracht op 14 juni 2020 is [opposerende partij] tegen bovengenoemd verstekvonnis in verzet gegaan.

3.De beoordeling

3.1.
[opposerende partij] heeft in het kader van het door hem ingestelde verzet, [geopposeerde partij] gedagvaard om te verschijnen op de zitting van de kantonrechter (lees: de kamer voor kantonzaken) van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van woensdag 22 juli 2020 om 11.00 uur, zijnde een reguliere rolzitting, terwijl overeenkomstig het bepaalde in artikel 259 Rv het verzet had moeten worden gedaan bij de voorzieningenrechter. In casu is dat (op de voet van artikel 254 lid 4 Rv) ‘de kantonrechter rechtdoende als voorzieningenrechter’.
3.2.
Een en ander betekent dat de (gewone) kantonrechter, voor wie [opposerende partij] de zaak nu heeft aangebracht, niet bevoegd is van het onderhavige verzet kennis te nemen.
3.3.
In de gegeven omstandigheden bestaat evenwel aanleiding de onderhavige (kort geding) verzetzaak te verwijzen naar ‘de kantonrechter rechtdoende als voorzieningen-rechter’. Dienaangaande wordt overwogen dat het verzet overeenkomstig art. 259 Rv ook als kort geding moet worden voortgezet én een verwijzing in dit geval ook past in het stelsel van het huidige burgerlijk procesrecht, waarbij (onder meer) uitgangspunt is dat een verkeerde start zo min mogelijk tot ongelukken moet leiden. Wordt een procedure begonnen met het verkeerde procesinleidende stuk of wordt een verkeerde procedure begonnen, dan behoeft dat niet te leiden tot nietigheid van dat stuk of tot niet-ontvankelijkheid, maar kan de rechter ‘de wissel omzetten’ en de procedure alsnog in juiste banen leiden, zo blijkt (onder meer) uit het bepaalde in artikelen 69 tot en met 76 Rv.
3.4.
Het vorenstaande brengt met zich dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart om van het verzet kennis te nemen. De zaak zal worden verwezen naar de kantonrechter van deze rechtbank rechtdoende als voorzieningen-rechter. Het verzet zal overeenkomstig art. 259 Rv als kort geding worden voortgezet en wel op de mondelinge behandeling van
mr. R.P.J. Quaedackers in het gerechtsgebouw te Maastricht aan St. Annadal 1 op
donderdag 13 augustus 2020 te 10.30 uur.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verklaart zich onbevoegd om van het door [opposerende partij] ingestelde verzet kennis te nemen,
4.2.
verwijst de zaak naar de kantonrechter rechtdoende als voorzieningen-rechter van de Rechtbank Limburg, burgerlijk recht, zittingsplaats Maastricht,
4.3.
bepaalt dat het verzet overeenkomstig art. 259 Rv als kort geding zal worden voortgezet op de mondelinge behandeling van mr. R.P.J. Quaedackers in het gerechtsgebouw te Maastricht aan St. Annadal 1 op
donderdag 13 augustus 2020 te 10.30 uur.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH