ECLI:NL:RBLIM:2020:584

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 januari 2020
Publicatiedatum
24 januari 2020
Zaaknummer
C/03/272207 / KG ZA 19-564
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.J.H.A. Venner-Lijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gekraakte onroerende zaak door Provincie Limburg

In deze zaak vordert de Provincie Limburg in kort geding de ontruiming van een gekraakt manegecomplex op de Brunssummerheide. De Provincie stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, omdat het gekraakte geen woonbestemming heeft en op korte termijn gesloopt moet worden. De krakers, die sinds 8 november 2019 in het pand verblijven, hebben herhaaldelijk geweigerd om het pand te verlaten, ondanks meerdere sommaties van de Provincie. De Provincie heeft de eigendom van het pand sinds 26 augustus 2015 en heeft een asbestinventarisatie laten uitvoeren, waaruit blijkt dat er asbesthoudend materiaal aanwezig is. De Provincie heeft ook onderzoeken naar flora en fauna laten uitvoeren, omdat het gebied ecologische waarde heeft. De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van de Provincie bij ontruiming en sloop van het pand zwaarder weegt dan het belang van de krakers bij ongestoord woongenot. De vorderingen van de Provincie worden toegewezen, met inbegrip van een dwangsom voor elke dag dat de krakers in gebreke blijven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/272207 / KG ZA 19-564
Vonnis in kort geding van 23 januari 2020
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE LIMBURG,
zetelend te Maastricht,
eiseres,
advocaat mr. K.M.J.A. Smitsmans te Maastricht,
tegen
HEN DIE VERBLIJVEN IN OF OP DE GEBOUWDE EN ONGEBOUWDE ONROERENDE ZAAK OF GEDEELTE DAARVAN GELEGEN AAN DE [adres 1] TE [plaats],
kadastraal bekend als
[kadasternummer 1] , [kadasternummer 2] en [kadasternummer 3] , zijnde een voormalige manege en het omliggende terrein,
gedaagden, van wie is verschenen [naam] ,
naar eigen zeggen verblijvende te [plaats] aan voornoemd adres.
Partijen zullen hierna de Provincie en de krakers respectievelijk [naam] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 december 2019 met 14 producties,
  • een exemplaar van Dagblad de Limburger van 24 december 2019 met kennisgeving
  • de producties 15 en 16 van de Provincie
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De Provincie is met ingang van 26 augustus 2015 eigenaar van het voormalige manegecomplex en het omliggende perceel aan de [adres 1] te [plaats] . Het bedrijfsgedeelte van het voormalige manegecomplex (hierna te noemen: het gekraakte) is op 16 november 2018 definitief leeg en bezemschoon feitelijk aan de Provincie geleverd. Het gekraakte heeft geen woonbestemming en ligt binnen een beboste omgeving van het gebied Brunssummerheide.
2.2.
De Provincie wil het gekraakte slopen, met uitzondering van de badhokjes (zie rechtsoverweging 2.4). Ten behoeve van de sloop heeft er op 12 februari 2019 ter plaatse van het gekraakte een asbestinventarisatie plaatsgevonden. In het rapport van die inventarisatie van 20 februari 2019 (productie 10 bij dagvaarding) is te lezen op pagina 4 dat tijdens dit onderzoek asbesthoudend materiaal is aangetroffen. Op pagina 34 in onder andere vermeld dat er asbest (bronnr. 12) in het vloerzeil in schuur 4 zit.
2.3.
Op 26 juni 2019 heeft de Provincie de opdracht voor de sloop, als bedoeld in de offerteaanvraag onderhandse aanbesteding Sloop Manege Brunssummerheide van 19 april 2019, gegund aan Sloop en Grondwerken M. Heezen BV (productie 13 bij dagvaarding).
2.4.
De rij badhokjes ter plaatse van het gekraakte wordt niet gesloopt vanwege de cultuur-historische waarde ervan. De badhokjes hebben geen woonbestemming. De naast het gekraakte gelegen woning aan de [adres 2] te [plaats] wordt anti-kraak bewoond en is evenmin betrokken in de voornoemde sloop.
2.5.
MOS - Ecologisch Advies en Onderzoek heeft ter plaatse van het gekraakte twee onderzoeken flora en fauna verricht, waarvan de rapporten d.d. 9 september 2019 en 26 november 2019 door de Provincie zijn overgelegd (producties 11 en 12 bij dagvaarding).
2.6.
Het gekraakte is vanaf 8 november 2019 door de krakers gekraakt. [naam] , één van de krakers, heeft tijdens de mondelinge behandeling op de luchtfoto (bijlage productie 10 bij dagvaarding) aangewezen waar hij verblijft, namelijk in het voorste gedeelte van schuur 4.
2.7.
Op 12 november 2019 heeft de Provincie de krakers tevergeefs mondeling gesommeerd te vertrekken. De Provincie heeft op 14 november 2019 aangifte van kraak gedaan bij de politie (proces-verbaal van de aangifte, productie 6 bij dagvaarding).
2.8.
De Provincie heeft op 3 december 2019 de krakers (laatstelijk) gesommeerd om
- kort gezegd - het gekraakte te ontruimen (productie 7 bij dagvaarding).
2.9.
Op 16 januari 2020 heeft een boswachter van Natuurmonumenten bij e-mailbericht een melding aan de Provincie gezonden over de overlast bij het gekraakte (productie 15 van de Provincie). In de e-mail is te lezen dat ter plaatse van de voormalige manege vandalisme heeft plaatsgevonden en dat wandelaars ter plaatse van het gekraakte door krakers worden lastiggevallen.
2.10.
De politie is op zondagochtend 19 januari 2020 ter plaatse van het gekraakte geweest naar aanleiding van een melding overlast (productie 16 van de Provincie). In het mutatie-rapport van de politie is te lezen dat ter plaatse van het gekraakte een danceparty heeft plaatsgevonden en dat er die zondagochtend om 10:15 uur nog 25 personen aanwezig waren.

3.Het geschil

3.1.
De Provincie vordert - samengevat - in kort geding, bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. de krakers te veroordelen om het gekraakte aan de [adres 1] te [plaats] , met het hunne en de hunnen te verlaten en volledig te ontruimen, uiterlijk drie dagen na betekening van dit vonnis, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,-, voor elke dag of gedeelte daarvan dat de krakers hiermee in gebreke blijven, met een maximum van € 50.000,-;
2. te bepalen dat voor het geval de krakers niet vrijwillig en volledig aan de gevorderde ontruiming voldoen en de ontruiming moet plaatsvinden met behulp van de sterke arm van politie en justitie, de daarbij te maken kosten voor rekening van de krakers zullen komen, op vertoon van de daartoe benodigde bescheiden bestaande uit een exploot of proces­verbaal van de met deze bewerking van de verlating en ontruiming belaste deurwaarder waarin deze kosten gespecificeerd worden opgegeven;
3. de krakers te gebieden om, na ontruiming, de gebouwde en onbebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan gelegen aan de [adres 1] te [plaats] , geheel ontruimd te houden, met verbod deze opnieuw in gebruik te nemen of te doen nemen;
4. te bepalen dat de gevorderde veroordelingen onder sub 1 tot en met 3, binnen de in artikel 557a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar na het doen van uitspraak, door de Provincie ook ten uitvoer kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoer-legging in of op de gebouwde en onbebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan aan de [adres 1] [plaats] , bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet;
5. de krakers hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure met inbegrip van de nakosten alsmede de kosten voor de in artikel 61 Rv voorgeschreven advertentie en met bepaling dat de krakers wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze kosten verschuldigd zijn wanneer zij deze niet binnen veertien dagen na de uitspraak van dit vonnis hebben voldaan, welke rente dient te worden berekend met ingang van veertien dagen van dit vonnis tot en met de dag der algehele voldoening.
3.1.1.
De Provincie stelt ter onderbouwing van het gevorderde dat de krakers, doordat zij het gekraakte niet vrijwillig ontruimen, terwijl zij daartoe door de Provincie herhaaldelijk zijn gesommeerd, een inbreuk op het eigendomsrecht van de Provincie maken. Die inbreuk dient op korte termijn te worden opgeheven door middel van een gedwongen ontruiming van de krakers in kort geding, aldus de Provincie. De nevenvorderingen van de Provincie hangen daarmee onlosmakelijk samen. De Provincie stelt dat zij, met inachtneming van de Flora- en Faunawet, in het kader van de te realiseren uiteindelijke bestemming van het gekraakte, het gekraakte op korte termijn moet slopen. Uiteindelijk doel is - onder meer - het stroomgebied Rode Beek te herstellen tot de situatie van 1994. Door het aanleggen van de Buitenring is ook natuurcompensatie (compensatie stikstof) noodzakelijk, aldus de Provincie. De Provincie stelt dat de sloopmelding compleet is en dat zij, doordat de krakers niet (volledig) aan de bovenstaande sommaties hebben voldaan, niet tot de sloop kan overgaan.
3.1.2.
De Provincie stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming en het ontruimd houden van het gekraakte, teneinde de sloop van het gekraakte zo spoedig als mogelijk te kunnen laten plaatsvinden. Ter plaatse van het gekraakte is sprake van een (zomer)broedplaats voor vleermuizen. De aanvang van het broedseizoen is al begin maart 2020. Het broedseizoen eindigt op 1 augustus 2020. De sloop was gepland voor december 2019 en vindt mede plaats in het kader van natuurcompensatie (onderzoeken flora en fauna, producties 11 en 12 bij dagvaarding). Ook het gevaar voor asbestbesmetting (rapport asbestinventarisatie van 20 februari 2019, productie 10 bij dagvaarding) en de mogelijk aanwezige bouwkundige gebreken ter plaatse van het gekraakte maken de vorderingen van de Provincie spoedeisend. Dit nog afgezien van de omstandigheid dat de krakers ernstige overlast aan derden veroorzaken (producties 14 - 16 bij dagvaarding).
3.2.
Kraker [naam] betwist het gestelde spoedeisend belang. Hij voert voorts - samengevat - aan dat zijn belang bij ongestoord woongenot van in elk geval een gedeelte van het gekraakte en het recht om zich bij de gemeente op het betreffende adres te kunnen inschrijven van groter gewicht is dan het belang van de Provincie bij toewijzing van het gevorderde, zodat reeds daarom het gevorderde moet worden afgewezen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van de Provincie bij toewijzing van de gevorderde voorzieningen vloeit voort uit de aard van de zaak.
4.2.
Ten aanzien van hen die verblijven in het gekraakte, die niet op de mondelinge behandeling zijn verschenen, worden de vorderingen van de Provincie, nu deze niet zijn betwist, noch ongegrond zijn, behoudens en voor zover hieronder anders wordt geoordeeld, toegewezen.
4.3.
De Provincie heeft een rechtens te respecteren eigendomsrecht en voldoende aangetoond dat zij op korte termijn tot de sloop van het gekraakte moet overgaan, namelijk op grond van een keten aan gemaakte afspraken onder andere betreffende natuurbehoud en natuurcompensatie. Gelet op de rechtsoverwegingen 2.2 tot en met 2.5 heeft de Provincie voldoende onderbouwd dat zij daarbij niet over een nacht ijs is gegaan. Het belang van [naam] , die zonder recht of titel in - in elk geval - een gedeelte van het gekraakte verblijft, om in het gekraakte te kunnen blijven wonen, is, mede gelet op het algemeen cultuur-historisch en natuurbelang ter plaatse van het gekraakte, dan ook van onvoldoende gewicht en wordt verworpen; temeer nu onweersproken is dat ter plaatse van de [adres 1] te [plaats] geen woonbestemming ligt.
4.4.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als hierna vermeld in de beslissing 5.2.
4.5.
De vordering sub 2, betreffende de gevorderde kosten van ontruiming, acht de voorzieningenrechter te onbepaald en wordt afgewezen.
4.6.
De vordering sub 4 ex artikel 557a lid 3 Rv is, mede gelet op de aard van de ter plaatse van het gekraakte te realiseren bestemming / natuurcompensatie, voldoende onderbouwd en ook overigens onvoldoende bestreden en zal derhalve worden toegewezen.
4.7.
De krakers zullen hoofdelijk als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Provincie Limburg worden begroot op:
- dagvaarding € 100,70
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat €
980,00
totaal € 1.736,70.
4.8.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot en worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de krakers om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis het gekraakte aan de [adres 1] , [plaats] , kadastraal bekend als [kadasternummer 1] , [kadasternummer 2] en [kadasternummer 3] , te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken tenzij deze zaken van de Provincie zijn,
5.2.
veroordeelt de krakers om aan de Provincie een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de veroordeling 5.1 voldoen, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt,
5.3.
gebiedt de krakers om na ontruiming, de gebouwde en onbebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan gelegen aan de [adres 1] te [plaats] , geheel ontruimd te houden, met verbod deze opnieuw in gebruik te nemen of te doen nemen,
5.4.
bepaalt dat de veroordelingen 5.1 tot en met 5.3 op grond van artikel 557a lid 3 Rv, binnen de in dat artikel genoemde termijn van één jaar na de uitspraak van dit vonnis, ook ten uitvoer kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging in het gekraakte bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet,
5.5.
veroordeelt de krakers hoofdelijk, derhalve dat wanneer één betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van de Provincie tot op heden begroot op € 1.736,70, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt de krakers hoofdelijk, derhalve dat wanneer één betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de krakers niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.7.
veroordeelt de krakers hoofdelijk, derhalve dat wanneer één betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, in de door de Provincie nog aan te tonen gemaakte kosten voor de in artikel 61 Rv voorgeschreven advertentie en met bepaling dat de krakers wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze kosten verschuldigd zijn, indien zij deze niet binnen veertien dagen nadat het vonnis aan hen is betekend hebben voldaan, met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CM